Richard Cockett, Sudan, Darfur and the Failure of an African State, Yale University Press, New Haven en Londen, 2010. 315 blz. De Britten zijn de grootste kolonisatoren ooit geweest. Met desastreuze gevolgen. Denken we maar aan de gruwelen ten gevolge van de opsplitsing van het Indiase schiereiland in India en Pakistan, de apartheid in Zuid-Afrika en Zimbabwe en de Palestijnse kwestie. Minder bekend is dat Groot-Brittannië ook aan de oorsprong ligt van de nog steeds tragische geschiedenis van Soedan. Dat laatste wordt haarfijn uitgelegd door de Britse historicus en journalist, Richard Cockett in zijn bijzonder knap, helder en vlot geschreven boek over Soedan, Darfur en Zuid-Soedan. Het is journalistiek werk van de bovenste plank van de man die sedert 2005 hoofd is van sectie Afrika van het Britse weekblad The Economist. Cockett doceerde tien jaar lang geschiedenis, politiek en politicologie aan de Universiteit van Londen vooraleer over te stappen naar The Economist. Een blad dat bekend staat als rechts en conservatief – zo verdedigde het ooit zelfs kinderarbeid – maar wel bereid is zijn journalisten de kans, en tijd, te geven om degelijk en – zeer belangrijk – objectief te werken. Cockett weet waarover hij schrijft en oordeelt nuchter en genuanceerd. Hij had ook de kans om met vele hoofdrolspelers, leden van VN-organen en van ngo’s te spreken in Soedan, in Washington, New York (de VN), Londen… Geen thesejournalistiek dus zoals die van zovele onwetende journalisten die stellingen trachten te bewijzen en het demoniseren van leiders, die buiten de “mainstream” staan, tot hun belangrijkste taak rekenen. Dat wil niet zeggen dat Cockett geen oordelen velt. Hij laat duidelijk verstaan dat hij maar een lage dunk heeft van islamisten in Khartoum (wat letterlijk Olifantenslurf betekent) zoals Hassan al-Turabi, van vele leiders van Zuid-Soedan en ook van opstandelingenchefs van Darfur. Voortzetting Eén van zijn stellingen is dat de Soedanese leiders na de onafhankelijkheid in 1956 gewoonweg de politiek van de Britse kolonisatoren hebben voortgezet – en nog voortzetten. De Britten maakten zich in 1883 meester van Egypte, dat eerder in de 19de eeuw Soedan koloniseerde om de Nijl, de levensader van Egypte, te controleren, om slaven te vinden en omdat ze dachten er goud te kunnen vinden. Maar in 1881 ontketende ene Muhammad Ahmed bin Abd Allah, die zich uitriep tot Mahdi, de verlosser, en tot islamitisch hervormer, een opstand tegen de Egyptenaren. In 1885 veroverde hij Khartoem op het Egyptisch garnizoen. De bevelhebber ervan, de Britse generaal Charles George Gordon, kwam daarbij om. De Mahdi kon echter niet lang van zijn triomf genieten, want hij overleed kort na de verovering van Khartoem. Hij werd begraven in Omdurman, aan de linkeroever van de Witte Nijl, tegenover Khartoem. De Britten, onder bevel van generaal Horatio Herbert Kichener, konden pas in 1898, met de verovering van Khartoem, een einde maken aan de mahdistenstaat (1). Terzijde: de nog altijd goede relaties tussen China en Soedan hebben veel te maken met generaal Gordon. Die was immers de man die eerder in China lelijk had huis gehouden in het kader van de Opiumoorlogen – om de Chinezen hun lucratieve opiumhandel op te dringen: drugsbestrijding is immers maar van recente datum (2) – en tijdens de Taiping-opstand. Voor de Chinezen in Soedan is een bezoek aan de heropgebouwde moskee met het (lege?) graf van de Mahdi, de man die hun verdrukker had verslagen, een must. Soedan was, in 1959, de eerste staat beneden de Sahara om communistisch China te erkennen. De Britten waren in Soedan enkel geïnteresseerd in het Arabische centrale deel van het land langs de Nijl. Het was het enige deel waar ze belangrijke investeringen deden, zoals het immense Jezira-project ten zuiden van Khartoem voor de katoenteelt. En dat doen de opeenvolgende Soedanese regeringen hen na. Zuid-Soedan had een apart bestuur en werd geïsoleerd gehouden van het noorden. Pas kort voor de onafhankelijkheid werd het bij het noorden gevoegd. Darfur, in het westen, werd pas in 1916 veroverd omdat de sultan daar, uit islamitische solidariteit, de kant van het Ottomaanse Rijk koos tijdens de Eerste Wereldoorlog. Oost-Soedan ten slotte, een woestijngebied bewoond door de nomadische Beja, interesseerde hen slechts omwille van de havens Port Sudan en Suakin aan de Rode Zee. De Britten inden overal belastingen maar gaven bijna niets terug aan het zuiden, oosten en westen. Ook dat bleef zo in het onafhankelijke Soedan. Vijftigjarige oorlog Samen met de cultuurverschillen was dit één van de oorzaken van een 50-jarige oorlog tussen noord en zuid, die pas in 2005 eindigde met een vredesakkoord, dat blijkens het pas gehouden referendum naar onafhankelijkheid van Zuid-Soedan moet leiden. Nochtans was er eerder, in 1972, al een vredesakkoord gesloten door president Jafar al-Numeiri, dat stand hield tot 1983. Het liep stuk doordat Numeiri in zware politieke problemen geraakte en steun ging zoeken bij de islamisten zoals Hassan al-Turabi en hij, op hun instigatie, in 1983 de sharia invoerde in heel het land, ook in het Afrikaanse animistische en christelijke zuiden. Het mocht niet baten voor Numeiri. Hij werd in 1985 afgezet door een militaire staatsgreep. Een jaar later kwam Sadiq al-Mahdi, de een afstammeling van de Mahdi, aan de macht via verkiezingen. Maar hij was een zwak politicus en zorgde voor escalatie in de oorlog met het zuiden door Arabische milities in te zetten toen bleek dat het Soedanese leger niet in staat was de opstand neer te slaan. Die milities zorgden voor tal van gruweldaden, waarvan die tegen de Nuba in het Nuba-gebergte het best bekend zijn. In 1989 werd Sadiq al-Mahdi op zijn beurt afgezet door generaal Omar al-Bashir, die nog altijd president is. De staatsgreep gebeurde op instigatie van Hassan al-Turabi, toen die gemerkt had dat zijn Nationaal Islamitische Front (NIF) electoraal geen kans maakte. Hij werd de echte machthebber en luidde een periode van schrikbewind in, dat duurde tot zijn val in 1999. Hij duwde een strikte uitvoering van de sharia door met executies en amputaties. Volgens Cockett viel al-Turabi flauw toen hij voor het eerst executie bijwoonde. Elke oppositie werd vervolgd. De leden ervan verzeilden in de gevangenis, waar ze werden gefolterd en soms ook vermoord. Een hele middenklasse van intellectuelen en zakenmensen moest op de vlucht gaan. Omdat de oorlog met het zuiden nog altijd niet goed ging richtte hij een militie, de Volksverdedigingskrachten (PDF), op waarvan het lidmaatschap verplicht was en de leden na indoctrinatie naar het zuiden werden gestuurd voor een hopeloze oorlog. Ook onder al-Turabi werd Osama bin Laden naar Soedan gehaald en werden er geregeld Arabische en Islamitische Volksconferenties (PAIC) georganiseerd, waarop het kruim van allerlei extremistische organisaties werd uitgenodigd. Pas in 1999 vond de rest van het regime, dat ook betere relaties met Washington wou, dat het genoeg was geweest. Darfur Het zou echter nog tot 2005 duren vooraleer er uiteindelijk een vredesakkoord met het zuiden werd gesloten. Een jaar later kwam het tot een overeenkomst met de Beja, na een guerrillaoorlog van tien jaar, waarover Cockett eigenlijk wel iets te weinig vertelt. Maar inmiddels was er al een nieuw conflict uitgebroken, in Darfur. De oorzaken daarvan zijn in de eerste plaats een gevolg van tegenstellingen tussen sedentaire Afrikaanse moslim-stammen en nomadische Arabische veetelers. Het samenleven daarvan was altijd al moeilijk, maar de toestand verergerde door een reeks jaren van droogte vanaf de jaren 1970, door de komst van Arabische stammen uit Tsjaad en Libië, door een explosieve bevolkingsgroei (van 1,2 in 1955 tot 6.5 miljoen in 2006) en door buitenlandse inmenging vanuit Tsjaad en Libië. Kolonel Kadhafi had in de jaren ’70 zijn oog op het gebied laten vallen in de hoop een nieuwe Arabische Maghreb te stichten. Hij financierde daarvoor een Pan-Afrikaanse Islamitisch Legioen, dat invallen uitvoerde in Darfur. Nieuwe droogtes, hongersnood, verregaande verwaarlozing van het gebied en, naar verluidt manipulaties van Hassan al-Turabi die de Beweging voor Gerechtheid en Gelijkheid (JEM) in Darfur mee zou hebben opgericht om te verkomen dat er vrede zou worden gesloten met het zuiden, leidde in 2003 tot het uitbreken van een regelrechte opstand, die nog altijd voortduurt en inmiddels al 300.000 doden heeft geëist. Daarnaast zijn er nog eens 2 miljoen mensen op de vlucht gegaan. Volgens Cockett zetten de Britten en Amerikanen het licht op groen voor een Soedanese militaire actie tegen de opstandelingen, als die maar kort en krachtig zou zijn, om hun beoogd akkoord voor Zuid-Soedan niet in gevaar te brengen. Maar de actie was niet kort en krachtig door de blunders van de onbekwame militairen, waardoor de regering nogmaals haar toevlucht nam tot het inzetten van een militie, de janjawid, die terreur begon te zaaien en oorlogsmisdaden beging, vooral in de periode 2003-2004. De beschuldigingen van lobbygroepen zoals de Amerikaanse coalitie Save Darfur dat er genocide zou zijn gepleegd, wordt niet aangenomen door de Verenigde Naties en is ook niet weerhouden in de strafklacht van het Internationaal Gerechtshof van 2009 tegen president al-Bashir. Overigens meent Cockett dat Save Darfur met zijn grootscheepse en succesvolle campagnes in de Verenigde Staten geen positieve rol speelt en een oplossing van het conflict bemoeilijkt. Dit omdat de coalitie de rebellen de indruk geeft dat het buitenland hen wel ter hulp zal komen en de klus voor hen klaren. Ook krijgen ze geld om de oorlog voort te zetten. En dat geld is een persoonlijk motief om voort te vechten. Het heeft ertoe geleid dat de JEM en het Soedanees Bevrijdingsleger (SLA), de twee belangrijkste groepen, compleet versplinterd zijn. Soms wordt gewoonweg een Arabisch dorp aangevallen om te bewijzen dat men bestaat en dus geld moet krijgen. Geen wonder dat er veel kandidaat-rebellenleiders zijn als men weet dat het maandloon voor een zitje in een “bestandscommissie” in Al-Fasher, de hoofdstad van Darfur, het voor Soedan enorme bedrag van 4.970 $ bedraagt. Een Rwandese officier van de VN-vredesmacht drukte er tegenover Cockett zijn verontwaardiging over uit dat een hele voormiddag van een bijeenkomst van de bestandscommissie werd gespendeerd aan discussies hoewel geld iedereen voor de zitting zou krijgen. Een lid van de Afrikaanse Missie in Afrika vertelde hem dat tijdens vredesonderhandelingen in de Nigeriaanse hoofdstad Abuja bij de receptie van het hotel waar de opstandelingen logeerden 8.000 aanvragen voor een prostituées werden ingediend. Er zijn ook fictieve verzetsleiders, zoals ene Abdul Wahid al-Nur van het SLA, die in Parijs een comfortabel leventje leidt, maar desondanks veel aanhang heeft in de vluchtelingenkampen in Darfur. Zijn truuk? Hij belooft ze allemaal 1.000 $ als hij er in slaagt namens hen een vredesakkoord in de wacht te slepen… Zolang dat manna uit de hemel blijft vallen is er geen enkele rebellenleider die een vredesakkoord wil sluiten. Ook voor de leiders van Zuid-Soedan heeft Cockett maar weinig respect. Volgens hem doen ze net hetzelfde als de leiders in Khartoem: voor zichzelf zorgen. Het oliegeld dat ze sedert 2005 incasseren spenderen ze vooral aan zichzelf en aan hun hoofdstad Juba. Ze lijken ook veel rond te rijden in limousines met donkere ramen op de enkele km verharde weg in Juba en af en toe het vliegtuig te nemen om te gaan shoppen in Kenia of Dubai. Hij heeft dan ook geen goed oog in de toekomst van Zuid-Soedan. In het boek staat nog veel meer. Zoals de buitenlandse inmenging van de buren Oeganda, Kenia, Tsjaad, Libië, Ethiopië en Eritrea sedert de onafhankelijkheid. En uiteraard is er ook nog Israël, dat zowel in Zuid-Soedan als in Israël, zuidelijke rebellen heeft opgeleid en wapens leverde. Kortom, een zeer rijk en degelijk gedocumenteerd werk. (Uitpers nr. 128, 12de jg., februari 2011) (1) Een van de eerste daden van Kitchener was de vernietiging, tot op de grond, van de moskee met het graf van de mahdi, wiens beenderen in de Nijl werden gegooid. Kitchener hield de schedel van de mahdi voor zich en gebruikte hem als… inktpot! Iets wat koningin Victoria erg schokte. Door haar toedoen kreeg de schedel een graf in Wadi Halfa, een stadje dicht bij de Egyptische grens. Zie hierover het grandiose boek The Scramble for Africa van Tomas Pakenham, Abacus Londen, 1995, blz. 546. (2) En dan nog. Het is geen geheim dat de Amerikaanse CIA tijdens de Vietnamoorlog opium van de Hmong, hun bondgenoten daar, naar de wereldmarkt overvloog. Na de verovering van Afghanistan door de Amerikanen (na 9/11) en het verdrijven van het Taliban-regime, dat de opiumteelt had verboden en bijna tot nul had teruggebracht, mochten de lokale krijgsheren, als bondgenoten van Washington, hun productie en handel hervatten. De Navo zou er voor zorgen dat het spul naar Europa, onder meer naar Brussel, wordt overgevlogen. U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij: en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers! De link: