Cees Zoon, Het rode continent, De nieuwe leiders van Latijns Amerika, De Volkskrant/Meulenhoff, Amsterdam, 2007, 174 blz. ISBN 9789029079235, prijs: 15 euro
Latijns Amerika is in transitie, zowel politiek als economisch. De verkiezingsjaren 2006 en 2007 hebben een trend bevestigd die zich vanaf de millenniumwisseling al duidelijk begon af te tekenen: nieuwe politici met een linkse instelling maakten tabula rasa met de vertegenwoordigers van de traditionele politiek en begonnen aan een nieuw maatschappelijk project te bouwen. Volkskrant-journalist Cees Zoon volgt die ontwikkelingen op de voet en schreef daarover “Het rode continent”. Het is een boeiend boek en een goed getimede publicatie.
De relatief jonge Ecuadoraanse president Rafaël Correa verwoordt deze nieuwe trend in een rake oneliner. “Dit is meer dan een verkiezingsoverwinning, dit is het einde van een tijdperk,” zei Correa begin 2007 na zijn verkiezingsoverwinning. “Het betekent het einde van de lange neoliberale nacht in ons land.” Daarmee geeft hij goed aan dat het neoliberale economische model of de zogenaamde Consensus van Washington die door jonge Amerikaanse economen, de Chicago boys, gelanceerd werd in het door Pinochet gemilitariseerde Chili onder zware druk komt te staan. Het rijtje van democratisch verkozen staatshoofden die zich aan de wurggreep van de Verenigde Staten proberen te onttrekken wordt almaar groter. Venezuela, Brazilië, Argentinië, Chili en Panama kregen in 2005 gezelschap van Uruguay en Bolivia, en een jaar later van Ecuador. Tot dat rijtje had ook Mexico kunnen behoren maar door verkiezingsfraude werd de presidentiële weg voor de linkse voorman Andrés López Obrador versperd.
Volkskrant-correspondent en hispanist Cees Zoon noemt Latijns-Amerika daarom “Het rode continent”. Op de cover van zijn boekje verschijnt niet toevallig een in rood geklede Hugo Chávez met een micro voor zich, die het toonbeeld is geworden van die andere stem in Latijns Amerika. In acht hoofdstukken schetst Zoon even zoveel portretten van Latino staatshoofden die het continent in alle varianten van rood helpen kleuren. Niet toevallig komen Hugo Chávez (‘De zingende showman met oliedollars’) en Luiz Inácio Lula da Silva (‘Een arbeider op de eretribune’) als eerste aan de beurt. In deze twee grote landen waar bijna de helft van de 550 miljoen inwoners van het continent woont, grepen in de voorbije jaren spectaculaire veranderingen plaats. Dan volgen de Boliviaanse Evo Morales (‘De andersglobalistische Aymara’) en de Argentijnse Néstor Kirchner (‘Een pinguïn met een grote mond’) en de Chileense Michelle Bachelet (‘Een vrouw in macholand’). Ook de kleinere landen krijgen aandacht: de Uruguese Tabaré Vázquez (‘de dokter met de lange adem’) de Ecuadoraan Rafael Correa (‘De rebel met de stropdas’) en de Nicaraguaan Daniel Ortega (‘Van revolutionair tot televisiepredikant’).
In deze hoofdstukken schetst Zoon niet alleen de figuur van de president met al zijn/haar persoonlijke bijzonderheden, maar hij belicht ook de recente geschiedenis en de maatschappelijke context waarbinnen die politica opereert. Hij doet dat aan de hand van interviews, niet met de presidenten zelf, maar met eersterangs politieke commentatoren. Eén van zijn favoriete bronnen is duidelijk de Uruguese auteur Eduardo Galeano die hij op verscheidene plaatsen uitvoerig aan het woord laat in zijn eigen, zeer directe stijl: “Ik heb de indruk dat de weg van het neoliberalisme gesloten is. Wat niet duidelijk is, is welk wegen openstaan. Vooral met onze economieën die volkomen gehypothekeerd en vervreemd zijn. (…) Het is net als iemand wiens huis en meubelen verkocht zijn en die zich vastklampt aan de laatste stoel en zegt: kom op, laten we veranderen, zo kunnen we niet verder.” (p. 14)
Ook de econoom Ffrench-Davies, CEPAL-adviseur (Economische Commissie van de Verenigde Staten voor Latijns-Amerika) komt uitvoerig aan het woord. Hij maakt o.m. brandhout van het hardnekkige misverstand dat Pinochet de basis zou gelegd hebben voor de gezonde economische ontwikkeling van Chili. “Tijdens de zeventien jaar dictatuur groeide de economie gemiddeld met 2,9 procent. Sinds het herstel van de democratie in 1990 is die groei 5,6 procent per jaar.” (p. 131) Dat een linkse president nog geen garantie biedt dat het allemaal goed komt in een land, illustreert Zoon aan de hand van de gedaanteverandering van de Sandinist Daniel Ortega die nu wel president is geworden, maar die intussen het danielismo belangrijker vindt dan het ideeëngoed van Sandino.
‘Het rode continent’ verschijnt op een goed ogenblik. De discussie over de nieuwe ruk naar links in Latijns-Amerika is druk aan de gang. Welke richting zal het verder uitgaan? Hoe moet dat nieuwe links gedefinieerd worden in een globaliserende wereld? Is alle rood wel rood? Hoe groot is het verschil en waar liggen de overeenstemmingen tussen het Brazilië van Lula en het Venezuela van Chávez? Wat met de economische integratie van Latijns-Amerika? Op al deze moeilijke vragen geeft Zoon geen antwoord. Dat mag je van hem ook niet verwachten. Hij is in de eerste plaats een goed geïnformeerde journalist die op een heldere manier de politiek motoren achter maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren in kaart brengt. Dat is de grote verdienste van dit boek waardoor ik mij ook niet stoor aan bepaalde vereenvoudigingen (Zoon spreekt over ‘nationaliseringen’ van de Boliviaanse bodemschatten terwijl het eerder om het afsluiten van nieuwe contracten met buitenlandse multinationals gaat).
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=488753&refsource=uitpers