Azerbeidzjan gaat met zijn natuurlijke rijkdommen en ligging door als het rijkste land van de Zuidelijke Kaukasus. Het wekt ook geen verbazing dat het zich op basis van de groeitempo’s van zijn BBP het rijkste land ter wereld mag noemen, voornamelijk omwille van zijn energievoorraden. Wat democratie betreft, is de situatie echter een stuk genuanceerder.
Recente ontwikkelingen in het politieke leven van dit rijke, maar arme land – rijk aan energie, maar arm aan democratie – wijzen op een grote ontevredenheid binnen de burgermaatschappij. De presidentiële verkiezingen (Ilham Alijev, die in 2003 zijn vader Hejdar Alijev opvolgde, werd op 15 oktober 2008 herverkozen voor een tweede opeenvolgende 5-jarige ambtstermijn, met 89% van de stemmen) werden geboycot door de oppositie en beantwoordden nauwelijks aan de democratische standaarden, gehanteerd door internationale waarnemers. Daarom ondernam het Azerbeidzjaanse parlement op 19 december 2008, net na het bekendmaken van de resultaten, stappen om de beperkingen op de presidentiële ambtstermijn op te heffen. Plaatselijke analytici beschouwden dit voorstel als een grote stap achteruit voor de democratie in het land.
In een poging tot verantwoording, stelde de heersende Nieuwe Azerbeidzjaanse Partij (NAP) van Azerbeidzjan dat de beperkingen op de presidentiële ambtstermijn ‘ondemocratisch’ waren, door te verklaren dat deze beperkingen de burgers het recht ontnamen een leider te kiezen voor het land: een spitsvondige definitie van het woord democratie. Volgens uitvoerend secretaris van de NAP, Ali Achmedov, ‘ontzegt deze bepaling aan het volk de mogelijkheid om zijn wil te uiten bij de verkiezing van het staatshoofd en spreekt het de principes tegen van de democratie’. Daarom stelde hij aan het parlement voor om in Azerbeidzjan een referendum te houden over de aanpassing van de grondwet.
Interessant is dat de voorgestelde aanpassing van de grondwet in minder dan tien dagen werd goedgekeurd door de parlementaire commissies, het grondwettelijk hof en een algemene stemming in het parlement, zonder enig publiek debat over de kwestie. Het Grondwettelijk Hof gaf op 24 december 2008, zoals verwacht, groen licht voor een referendum dat de mogelijkheid voor een onbeperkte presidentiële ambtstermijn aan het volk zou voorleggen. Het parlement, gedomineerd door pro-regeringspartijen, legde met een overweldigende meerderheid de geplande datum voor het referendum vast: 18 maart 2009.
De voorgestelde aanpassing van de grondwet werd nochtans ruim bekritiseerd door de oppositiepartijen. Alle pogingen tot protestdemonstraties tegen het amendement werden echter door een overijverige politie in de kiem gesmoord. Volgens Ali Kerimli waren de voorafgaande verkiezingen vervalst en bevonden de verkiezingscommissies zich op alle niveaus onder regeringscontrole. Het aanstaande plebisciet zou bijgevolg ook vervalst zijn, oordeelde de voorzitter van de politieke partij Volksfront van Azerbeidzjan. Ondertussen waren burgeractivisten van mening dat het voorgestelde amendement de fundamentele aard van het land tegensprak. Als men de maatschappelijke situatie, het gebrek aan politieke vrijheid, aan een legitiem verkiezingsproces, aan vrije media en een vrije markt vermenigvuldigde met het opheffen van de grondwettelijke clausule ter beperking van het aantal presidentiële ambtstermijnen, dan zou dat uiteindelijk leiden tot een quasi monarchistische staat.
De Azerbeidzjaanse regering gaf het volk nog een ander schokkend ‘geschenk’, ditmaal op Nieuwjaar: het beschamende verbod voor buitenlandse radiostations, namelijk BBC, Voice of America en Radio Free Europe/Radio Liberty, om uit te zenden op de nationale frequenties. Het verbod, dat op 1 januari 2009 van kracht ging, maakte een einde aan de radio-uitzendingen van bovenvernoemde radiostations. Dit keer werden de argumenten van de regering ondersteund door bepalingen in de plaatselijke wetgeving. Het ging echter overduidelijk om een politieke beslissing; de beslissing viel nagenoeg samen met de datum van het reeds geplande volksreferendum over het grondwettelijk amendement, een bewijs te meer van deze stelling. Het afsluiten van één van de laatste bronnen van onafhankelijk nieuws en informatie in het Azerbeidzjan van de eenentwintigste eeuw is een ‘moedige’ stap, die het land met rasse schreden terug de sovjetperiode in katapulteert.
In feite nam de regering een zeer riskante beslissing in deze periode van democratische transitie, iets wat de nodige aandacht verdient vanwege de internationale spelers, in het bijzonder van de EU. Daarenboven moet de huidige regering mogelijke sancties verwachten van de EU en zouden de Azerbeidzjaanse parlementariërs mogen denken aan het democratische imago van hun land. Azerbeidzjan staat ondertussen al op het lange lijstje van landen als Turkmenistan en Belarus voor de ex-sovjetrepublieken, Venezuela en Cuba voor Latijns-Amerika en Syrië en Libanon voor het Midden-Oosten, om maar te zwijgen van Afrikaanse staten als Zimbabwe, Oeganda en Nigeria. Het is zondermeer een grote schande en absoluut oneerlijk tegenover de democratische geschiedenis van het land, dat in 1918 de eerste democratische republiek was in de islamwereld.
In het licht van het recente initiatief van de Georgische president om de presidentiële volmachten te beperken en ruimere volmachten te verlenen aan het parlement, geven het voorgestelde grondwettelijke amendement en het op een belachelijke manier gerechtvaardigde uitzendverbod voor de belangrijkste buitenlandse radiozenders in Azerbeidzjan een vrij irrationele en bizarre indruk. Het geeft ons een reden om te geloven dat de regering schuldig is aan het onderdrukken van de democratie en de persvrijheid, door het overtreden van zijn internationale verplichtingen. In dit geval kan men er zonder twijfel van uitgaan dat President Alijev een machtshongerige politicus is, die het economische beleid probeert te manipuleren om zijn kansen op herverkiezing te verhogen.
Tot slot werden de beperkingen op de presidentiële ambtstermijn ingevoerd om machtshongerige politici te beletten zich aan de macht vast te klampen en een systeem, gebaseerd op procedures, te verkiezen boven persoonlijkheidsgedreven politiek. Volgens een analist van Radio Liberty bouwen ze politieke machines, gebaseerd op hun eigen persoonlijkheden, in plaats van een geëerbiedigd en stabiel politiek systeem, gebaseerd op democratische normen. Dergelijke systemen neigen tot grilligheid, zijn slechte internationale partners en kunnen het slachtoffer worden van plotse, zelfs gewelddadige veranderingen.
Het Azerbeidzjaanse dilemma van de Europese Unie
Het is interessant om weten wat het antwoord zal zijn van de EU op al deze ontwikkelingen, aangezien het één van de gebieden van het partnerschap tussen de EU en Azerbeidzjan betreft: het propageren van democratische waarden. Het engagement van de EU wat het bevorderen en ondersteunen betreft van democratie in de haar omringende landen, kan in dit bijzondere geval in vraag worden gesteld. Ondanks bezorgdheid over de recente democratische staat van dienst van het land, mag de ‘sympathie’ vanwege de EU jegens Alijev – in ruil voor toegang tot de gigantische olie- en gasreserves van het Kaspische bekken – niet worden onderschat.
Terwijl Azerbeidzjan zich op een gevaarlijk keerpunt in het democratiseringsproces bevindt, zijn de verplichtingen in het kader van de EU partnerschapsakkoorden een andere belangrijke kwestie. Dit geldt in het bijzonder voor het Europese Nabuurschapsbeleid (ENB), waarvan de verplichtingen nog niet zijn nagekomen en pessimistisch genoeg waarschijnlijk nog voor lang dode letter zullen blijven, omwille van de huidige trends in de politieke arena van het land.
Belarus, een ander onvrij land in de post-sovjetregio, is gebotst op ernstige sancties van de EU, om uiteindelijk te worden uitgesloten uit het ENB, omdat Loekasjenko een autoritair regime had opgezet. Het is zeer belangrijk te weten wat de EU zal doen: Azerbeidzjan als volgende land ‘opofferen’ of een oogje dichtdoen, uit angst de toegang te verliezen tot de Azerbeidzjaanse oliereserves in de regio van de Kaspische Zee?
De kritische vraag is hier misschien of de rol van de EU als promotor van de democratie in de Zuidelijke Kaukasus weg wordt gecijferd door invloedrijke factoren, als de exclusieve geostrategische ligging en de omvangrijke energiebronnen van Azerbeidzjan? Hieraan zou de EU aandacht moeten schenken.
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)
© Ramin Shafagatov
De auteur is een doctoraatsbursaal van het Centrum voor EU Studies aan de Universiteit Gent in Belgie.