Rik Pinxten, Het plezier van het zoeken, filosofie tegen de angst, Houtekiet, Antwerpen, 2011, 245 blz., ISBN9789089241634
De Gentse antropoloog en filosoof Rik Pinxten beëindigde zijn laatste boek op het einde van het eerste decennium van het derde millennium. Het is het ‘decennium van de angst’ dat begon met nine eleven. Daarom ontwikkelt hij in ‘Het plezier van het zoeken’ een filosofie tegen de angst. Vergis je niet: hier is geen Alain de Botton aan het woord, maar een gedreven en zoekende vrijdenker-humanist die een boodschap wil meedelen, maar zeker geen nieuwe zendeling is.
‘Alles komt feitelijk tot zijn einde binnen vijftig jaar. Ik ben bang. Het zal goed worden als we oplossingen vinden, zo niet komt alles snel tot zijn einde. Als we blind voortdoen in de toekomst zoals we nu bezig zijn, dan kennen we binnen de eeuw de ondergang. Als we er wel klaar voor zijn en de problemen kunnen oplossen, dan kan het fantastisch worden.’
Met dit niet zo vrolijke citaat van de wiskundige Mikhael Gromov opent Pinxten zijn boek. Het is typisch voor de auteur: Pinxten is geen doemdenker, maar een positieve zoeker, één van de actieve burgers uit het Westen – dat is het type burger waarvoor hij pleit -, die wil samenwerken om de aarde en de mensheid leefbaar en kwaliteitsvol te houden.
Zoeken
In zijn ‘tien geboden’ voor het derde millennium staat ‘Het plezier van het zoeken ver boven de verdoving van het vinden’ helemaal bovenaan. Dat is dan ook het leidmotief van dit boek. Het plezier van het zoeken is voor Pinxten de basisdeugd van een humaan-solidaire zingeving. Het afscheid nemen van het absolutisme is noodzakelijk. Hij zegt het niet zelf maar achter deze tien geboden is heel de existentialistische stroming met Albert Camus op kop en de concrete utopie van Ernst Bloch zoals uitgewerkt in Das prinzip Hofnung aanwezig. Het besef van het onvolmaakte, van het tijdelijke, de permanente Sisyphushouding van de prutsende misschien verliezende volhouder, maar ook het reiken naar wat nog niet is, maar mogelijk blijft, is daarin aanwezig. Het is de existentiële basishouding van een mens met al zijn beperktheden en mogelijkheden.
En/en in plaats van of/of
Pinxten eindigt zijn ‘geloofsbekentenis’ met een waarschuwend tiende gebod: ‘Maak ruimte voor spiritualiteit of het materialisme zal de aarde vernietigen’. Daarmee is de toon van het boek gezet en tevens dat andere thema aangebracht dat hij als antropoloog koestert: de onderlinge verbondenheid van de mensheid en de wereld. Daarbij komt het element ‘spiritualiteit’ zeker ook om de hoek kijken. In zijn inleiding introduceert hij de belangrijke ‘vuistregel’ dat dichotomieën (pro of contra, of/of, alles of niets) nagenoeg altijd fout zijn. Het gaat erom schijntegenstellingen krachtig te verwerpen. Religieus-zijn en atheïst hoeven geen tegenstellingen te zijn. Al heel lang geleden verdedigde Leo Apostel deze stelling, zeggende dat hij zich een religieuze atheïst voelde en die schijnbaar paradoxale omschrijving wordt vanuit een en/en positie ook door iemand als Rik Pinxten onderkend. De auteur gaat ook in eigen omgeving kijken en schuwt geen kritiek op wat hij ‘de radicale vrijzinnigen’ van vandaag noemt. Zonder namen te noemen verzet Pinxten zich tegen een kortzichtige invulling van vrijzinnig humanisme. Pinxten vindt het fout om zich in een loopgraaf van het secularisme als ideologie in te graven. Dat is volgens hem een weinig inspirerende of/of-positie.
De comparatieve weg
Daartegenover plaatst hij als bruggenbouwer het kritisch bewustzijn van de comparatieve weg. In plaats van een eigen, cultureel of contextueel particuliere invulling universeel te verklaren is het zaak om die eigen invulling met andere te vergelijken op voet van gelijkwaardigheid en langs deze moeizame weg stapsgewijs tot veralgemeningen in afspraken en modellen te komen. Daarnaast schuift hij ook de behoefte aan ‘een bewustzijn van een dieper vertrouwen’ naar voren. Pinxten baseert zich op het werk van de filosofe en psychoanalytica Julia Kristeva om een onderscheid te maken tussen het institutionele niveau van religies (de kerken, de boeken, de dogmatiek) en het evidente vertrouwen als medemens, los van hun gezindheid. Wanneer mensen zich enkele nog vastklampen aan de secundaire identiteit die hen door een institutie wordt voorgehouden dan schort er heel wat aan de maatschappelijke processen waarin die mensen moeten leven.
Schijntegenstellingen
Dat is de basislijn van waaruit de redenering in dit boek vertrekt. Wat Pinxten in dit boek doet, is onderzoeken hoe de verschillende schijntegenstellingen de stappen naar een oprechte medemenselijkheid bemoeilijken of onmogelijk maken. Deze schijntegenstellingen zijn volgens hem: religie versus een leven van kennis en moraal ‘zonder goden’, belangen van de natuur versus die van de mens als zogenaamde rentmeester van de natuur, economie versus menselijkheid, eigenheid versus verschil, democratie versus competentie, massa versus individu, algemeen belang (de wereld) versus lokale belangen (natie, volk), religieuze versus seculiere ordening van de maatschappij. In elk hoofdstuk van dit boek werkt hij één van die schijntegenstellingen uit.
Prometheus
In zijn benadering van de westerse cultuur verwijst Pinxten naar de nefaste prometheïsche houding van de (westerse) mens die via de rede de natuur dienstig en ondergeschikt gemaakt heeft. Evenals de stemmen uit de ecologische en andersglobalistische bewegingen roept hij op tot matiging en tot anders denken over de plaats van de mens in de wereld en tegenover de natuur. In hoofdstuk drie over mens en milieu zit Pinxten met zijn redenering duidelijk op de lijn van de Nederlandse ecofilosoof Ton Lemaire, die in zijn laatste essaybundel ‘De val van Prometheus’ ook waarschuwt voor die overmoedige houding. Het boek van Lemaire – niet toevallig ook een filosoof en antropoloog – is een ecologisch-filosofische poging om een winst-en verliesrekening op te maken van de moderne tijd. Een kritische balans opmaken van de Verlichtingsideeën is ook een kernthema in het werk van Pinxten. Evenals Lemaire (‘De indiaan in ons bewustzijn’) kijkt Pinxten vaak over de muurtjes met andere culturen en bewandelt hij steeds meer de comparatieve weg.
Pinxten en…Bolivia
Het zal wel niet toevallig zijn dat Pinxten zijn boek opdraagt aan ‘de zoekers van wijsheid, rechtvaardigheid en liefde’ en daarbij zeer uitdrukkelijk de Boliviaanse president Evo Morales vermeldt en zijn alternatieve milieutop in Cochabamba, na de mislukking van de VN-top in Kopenhagen. Het toeval wil dat ik deze Pinxten las op een ogenblik dat ik zelf een boek over Bolivia onder Morales aan het schrijven was. Het is opvallend dat het zoekproces naar en de voorstellen voor een leefbare wereld van iemand als Rik Pinxten sterke overeenkomsten vertonen met wat zich op dit ogenblik in dat Andesland afspeelt. Het huidige Bolivia is een maatschappelijk laboratorium waarin oud en nieuw aan het gisten zijn op zoek naar elementen voor een nieuwe grammatica van links. Die weg loopt volgens de en/en redenering en niet volgens de confronterende of/of aanpak: indianisme én marxisme, Moeder Aarde én productiviteit moderniteit, het goede leven (bien vivir) en moderniteit,, platteland én verstedelijking, identiteit én vermenging, emancipatie én universaliteit, culturele eigenheid én pluraliteit, traditionele politiek én sociale bewegingen, fundamentalisme én realpolitiek, centralisme én regionalisme, (neo)liberalisme én (neo)socialisme.
‘Het goede leven’
De zoektocht naar het ‘goede leven’ gebeurt zowel in de Andes als in het Westen. Figuren als Pinxten en Lemaire zijn daar notoire spreekbuizen van. Voor hen is ‘het plezier van het zoeken’ naar het ‘goede leven’ geen vrijblijvende onderneming, maar levensnoodzakelijk.
Het concept van bien vivir of vivir buen zoals het omschreven wordt in de Boliviaanse en Ecuadoraanse nieuwe grondwetten past ook in die zoektocht naar ‘het goede leven’. Ook een westerse intellectueel als François Houtart bestudeert op dit ogenblik in Ecuador het buen vivir en onderzoekt in hoeverre dat concept ook universele geldigheid zou kunnen verkrijgen. Menselijke verbondenheid, wederkerigheid en complementariteit zijn ongetwijfeld sleutelbegrippen in het Andesdenken. Ook in de Boliviaanse en Ecuadoraanse context gaat het erom schijntegenstellingen te ontmaskeren of anders gezegd, het schijnbaar onverzoenlijke verzoenbaar te maken. Dat is de en/en positie waarover Pinxten het heeft in zijn eerste vuistregel – noem het in politieke termen een sociaaldemocratisering van het confronterend denken – en waaruit blijkt dat een stem uit de Lage Landen op ongeveer dezelfde golflengte zit als het bien vivir of vivir buen uit de Boliviaanse en Ecuadoraanse Altiplano.
(Uitpers nr. 135, 13de jg., oktober 2011)