Een boek over het oude Rome in grafieken, tabellen, kaarten: dat zijn we niet gewoon. Het is dus geen herhaling van de zoveel boeken die al bestaan over Rome. En het is daarom zeer welkom en zeer geschikt voor het middelbaar en universitair onderwijs.
De auteurs beperken zich tot het West-Romeinse Rijk en in de tijd van 753 v.C. tot 476 n.C. (niet tot 1453). Over de eerste eeuwen zijn er onvoldoende bronnen en de laatste eeuw is door de vele invasies te verward en te complex: het gaat dus vooral over de periode van 300 v.C. tot 300 n.C.
In deel I bestuderen ze het grondgebied en de bewoners, de steden en provincies met hun gelijksoortige maar toch verschillende instellingen, de uitbreiding van het rijk en de groei van het aantal inwoners. De grafiek op p. 12-13 toont deze groei van 3,5 miljoen rond 250 v.C. naar 70 miljoen in 165 n.C. en dan de snelle daling naar 46 miljoen in 200 n.C. Een uitleg voor die snelle daling ontbreekt.
De groei van het aantal inwoners kwam niet enkel tot stand door de veroveringen, maar ook door de massale vrijlating van slaven, die ook burgerrechten kregen, wat uitzonderlijk was in de toenmalige wereld. Idem voor het toekennen van burgerrechten aan onderworpen volkeren, al vanaf de 3de eeuw v.C.
De tabel op p. 17 toont de faciliteiten die de inwoners hadden en die van p. 24-25 de rechten die ze wel of niet hadden. Op p. 30-31 zien we de rechten en beperkingen voor vrouwen en slaven.
In de steengroeven en de mijnen was het leven van de slaven zeer zwaar, maar in de steden hadden zij het veel beter. En de vele vrijgelaten slaven vormden vaak de meest dynamische groep en speelden in de keizertijd een belangrijke rol in de ambtenarij.
In deel II behandelen ze het bestuur, het Romeinse recht, de religies, de economie. Ze tonen alle bestuursfuncties met hun ambtstermijnen en hun macht, een schema van de cursus honorum (de vaste volgorde van de ereambten), de bestuurlijke indeling van het rijk, een stamboom en een lijst van de keizers. Verder ook de goden, hun functies, hun tempels en hun functionarissen, de verspreiding van het jodendom en het christendom, de graanbevoorrading, het geldsysteem, de lonen en de koopkracht van de verschillende beroepen, waarbij opvalt dat een vrijgelaten slaaf 27 keer zoveel verdiende als een leraar en een senator veruit het meest: 342 keer zoveel als een leraar (p. 69).
In deel III spreken de auteurs over het leger en zijn onuitputtelijk reservoir aan soldaten, tenminste tussen 300 v.C. en 250 n.C. We zien hoe het georganiseerd was, hoe de rekrutering verliep, hoe de 44 legioenen en de kampen eruit zagen, welke materialen er allemaal nodig waren, hoe de bevoorrading verliep. We krijgen ook een overzicht van de Punische oorlogen, de zeeslagen, de burgeroorlogen en de Gallische oorlogen. Lange tijd had Rome enkel een landleger, maar door de oorlogen tegen Carthago moest men ook een vloot uitbouwen. Vanaf 250 n.C. werden de Romeinen oorlogsmoe en lieten ze hun vijanden, de Germanen, toe in hun leger.
Beoordeling
De auteurs slagen er perfect in om korte, inleidende teksten te combineren met heldere schema’s, die voor elke lezer duidelijk zijn. Hun boek maakt een moeilijke wereld transparant. In korte tijd krijg je enorm veel informatie en die is heel mooi voorgesteld. Ik mis wel enkele thema’s: kunst, literatuur, filosofie, wetenschap en sport: daar mogen ze nog een apart boek aan wijden.
De kaft is veel te slap: een leraar moet ermee kunnen werken in de klas. De pagina’s ontbreken dikwijls: dat verwacht je niet in een boek vol cijfers. Op p. 33 staan de steden van Germania Inferior en Gallia met hun Latijnse en hun huidige naam, maar bij Colonia Ulpia Traiana ontbreekt de naam Xanten. Ik vond slechts één drukfoutje: Numibië (p. 67) moet Numidië zijn (nu Noordoost-Algerije).
De doelgroep dan: iedereen die interesse heeft voor de klassieke oudheid en vooral de leraren en professoren die nu een massa schema’s aangereikt krijgen waarmee ze hun leerlingen en studenten kunnen tonen hoe het Romeinse Rijk functioneerde.
©Jef Abbeel oktober 2021 www.jefabbeel.be