De kwestie waarover ik hier enige woorden wil zeggen heeft te maken met de oplossing van conflicten, terreur, oorlog en wreedheden in het voorbije jaar. Men hoort – althans in Europa en in de Verenigde Staten – vrij algemeen beweren dat een nieuw tijdperk ontluikt: dat vanaf nu, vanaf een recent punt in de geschiedenis, die problemen op een fundamenteel verschillende wijze zullen worden aangepakt, zoals in recente situaties reeds is gebleken.
Nu ja, dat is de westerse kijk, zoals die gemeengoed is in de Verenigde Staten en in Europa. Maar het is wel opvallend dat in het grootste deel van de rest van de wereld een behoorlijk verschillende visie heerst. Die verschillende visie – die u kan terugvinden in de pers in India, Egypte, Latijns-Amerika, Israël en in tal van andere landen – luidt kortweg dat dit nieuwe tijdperk in feite het oude tijdperk is. Met dezelfde schijnheilige vooringenomenheid, dezelfde pretentie die zich beroept op nobele motieven, maar waarin de oude gewoonte om naar wapengeweld te grijpen wanneer macht en belangen op het spel staan niet of nauwelijks is veranderd.
Er bestaan dus twéé uiteenlopende zienswijzen. En de vraag welke van beide correct is wordt beantwoord door feiten, niet door ideologie.
Kosovo en de Navo-bombardementen
In het Westen draait de discussie voor een groot stuk op argumenten die te maken hebben met de oorlog om Kosovo, vorig jaar, en met de Navo-bombardementen toen.
De manier waarop over die kwestie is gedebatteerd dient grondig te worden onderzocht, precies omdat van een aantal veronderstellingen wordt uitgegaan die juist kunnen zijn of niét juist, maar die hoe dan ook aan kritisch onderzoek moeten worden onderworpen.
Neem bijvoorbeeld de steeds terugkerende rechtvaardiging voor de bombardementen, zoals die werd gehanteerd door VS-president Clinton, de Britse premier Blair, en tal van prominente intellectuelen in Europa en de VS. Die luidt als volgt: OK, wij zijn in het verleden niet altijd consequent geweest en zijn niet altijd opgetreden om mensenrechten en rechtvaardigheid te beschermen. OK, wij hebben soms weggekeken van ernstige problemen, of hebben niet genoeg gedaan om ze op te lossen. Maar het feit dat wij vroeger inconsequent waren en liever onze ogen sloten voor problemen hoeft niet te betekenen dat wij niet af en toe ook op de juiste manier kunnen optreden – zoals wij nu hebben gedaan met de bombardementen. Dààr gaat het om.
Dat is een algemeen verspreide argumentatie, en louter op zichzelf genomen is ze ook volkomen logisch. Het probleem is alleen dat ze hoegenaamd geen antwoord biedt op de kritiek die werd en wordt geleverd; ze antwoordt enkel en alleen op een kritiek die is uitgevonden door de mensen die de bombardementen rechtvaardigen. In werkelijkheid echter zijn heel andere kritische bedenkingen geuit, waar deze mensen niét op ingaan. Wanneer wij die andere kritiek beluisteren, zoals die bijvoorbeeld vanuit de Derde Wereld te horen viel, dan stellen wij vast dat in die klassieke rechtvaardiging thema’s en redeneringen als vanzelfsprekend worden verondersteld hoewel ze zeker nader onderzoek vereisen.
Een van die ‘vanzelfsprekendheden’ luidt dat de grootmachten in het verleden niet altijd consequent zijn geweest. Wel, dat is hoegenaamd niet zo evident; misschien zijn zij maar àl te consequent geweest, maar dan in een andere zin.
Toen bijvoorbeeld de Sovjetunie in 1979 Afghanistan binnenviel was dat zogenaamd om de regering te verdedigen tegen terroristen die door het Westen werden gesteund; maar tegelijkertijd ondersteunde Moskou neonazi’s in Argentinië. Welnu, dat is geen gebrek aan consequentie, integendeel. Het gaat om niet meer of minder dan twee tactische beslissingen met het oog op dezelfde machtsbelangen. Het is in die zin dat wij ons moeten afvragen of er sprake is van inconsequentie dan wel van consequent handelen.
Medeplichtigheid aan misdaden tegen Koerden
Een tweede argument luidde: wij hebben andere wreedheden, andere conflicten niet willen onder ogen zien, en hebben ons niet genoeg ingespannen om daar iets aan te doen. Wel, dat is maar de vraag. Heeft het Westen die situaties niet onder ogen gezien? Om het kort en simpel te houden beperk ik mij nu tot de Verenigde Staten, omdat die nu eenmaal het machtigste en dus ook belangrijkste land vormen; maar de redenering kan ook op andere landen worden toegepast. Hebben de Verenigde Staten weggekeken van andere grootschalige wreedheden in het recente verleden? Massieve etnische zuiveringen, terreurdaden, en dat nog wel op het grondgebied van de Navo zelf? Meer bepaald in de Zuidoostelijke hoek, in Turkije, in de jaren negentig…
Hebben de Verenigde Staten toen de andere kant opgekeken? Neen. Het antwoord luidt: zij hebben niet de blik afgewend; zij hebben de situatie regelrecht onder ogen gekeken, en hebben op beslissende wijze bijgedragen tot het verhevigen en verscherpen van het conflict en tot het vermenigvuldigen van de wreedheden. Want terwijl Turkije twee tot drie miljoen Koerden uit hun dorpen aan het verdrijven was, duizenden dorpen systematisch verwoestte en tienduizenden mensen ombracht, heeft de regering-Clinton de toch al indrukwekkende wapenleveringen en trainingsprogramma’s aan Turkije nog opgevoerd, tot en met leveringen van hoogontwikkeld wapentuig. Feit is dat de toename van de wapenleveringen gelijke tred hield met de toename van de wreedheden. Het doel was kennelijk een maximaal resultaat te verzekeren.
Dat is allesbehalve wegkijken; dat is medeplichtigheid. Om aan die problemen toen te verhelpen moest men niet eens Ankara bombarderen; het zou volstaan hebben niet langer actieve bijstand te verlenen. Je hoefde trouwens al evenmin Washington te bombarderen. Hou er gewoon mee op je medeplichtig te maken aan het voltrekken en zelfs opvoeren van die misdaden; dat zou al een hele stap vooruit zijn.
Hulp aan massamoord in Oost-Timor
Zijn er nog meer van die voorbeelden? Ja. Laten wij die andere dramatische situatie in 1999 eens van naderbij bekijken. In november 1998 begonnen de speciale commando-eenheden van het Indonesische leger – berucht om hun brutaliteit en al jarenlang getraind en bewapend door de VS en Groot-Brittannië – te infiltreren in Oost-Timor, samen met duizenden nieuwe rekruten. In de eerste weken van 1999 ontketenden zij de operatie “grote schoonmaak”: een massamoord op enorme schaal, zoals zij er voordien nog al hadden uitgevoerd.
In 1975 waren zij (met de steun van de VS en Groot-Brittannië Oost-Timor binnengevallen en hadden er honderdduizenden mensen – een kwart van de bevolking – uitgemoord; sindsdien hebben zij zich daar regelmatig schuldig gemaakt aan geweld en wreedheden op grote schaal.
Terug naar 1999. Toen de nieuwe terroristische eenheden zich van het land meester maakten (ze hielden het natuurlijk al bezet sinds 1975, maar kregen nu versterking van nog meer commando-eenheden en nieuwe rekruten) bleven de VS en Groot-Brittannië hen onverminderd steunen met onder meer wapenleveringen en training.
Volgens kerkelijke bronnen (die in het verleden zeer betrouwbaar zijn gebleken) hadden ze in de eerste helft van het jaar 1999 al drie- tot vijfduizend mensen vermoord. Dat is ongeveer dubbel zoveel als – volgens de Navo zelf – in Kosovo aan beide zijden om het leven kwamen in het jaar dat aan de bombardementen voorafging. De Indonesische terreurcommando’s in Oost-Timor lieten er ook geen twijfel over bestaan dat het nog veel erger zou worden. En inderdaad: eind augustus, begin september hadden zij al ongeveer 85 procent van de bevolking uit haar huizen verdreven. Over het aantal doden durfde niemand zich uitspreken. Honderdduizenden mensen waren over de grens gejaagd naar het Indonesische deel van het eiland, waar er nog altijd ruim 150 000 in concentratiekampen zitten. Het land was zo goed als volledig verwoest.
En gedurende deze hele periode bleef de regering-Clinton Indonesië steunen; Groot-Brittannië deed hetzelfde. Officieel luidde de commentaar van Clinton dat dit “hun verantwoordelijkheid is, en wij die niet van hen willen afnemen”. In feite is Oost-Timor een bezet gebied waaruit Indonesië zich ingevolge een resolutie van de VN-veiligheidsraad al vijfentwintig jaar geleden had moeten terugtrekken. Maar gezien de Verenigde Staten Indonesië steunden hoefde Djakarta zich van de VN niets aan te trekken.
Is dat ‘een andere kant opkijken’? Neen. Het is medeplichtigheid. Het is op actieve en doorslaggevende wijze meehelpen aan een van de ergste gruweldaden van het eind van de twintigste eeuw. Het duurde tot een eind in september, toen al die wreedheden al waren gebeurd, vooraleer de VS onder toenemende binnenlandse en internationale druk (met name vanuit Australië) aan de Indonesische generaals lieten weten dat het nu maar eens uit moest wezen. Die kondigden toen prompt aan dat ze bereid waren zich uit Oost-Timor terug te trekken, en dat deden ze uiteindelijk ook.
Zoiets noem ik niet wegkijken, maar deelnemen. En de manier om een eind te maken aan al die gruweldaden was niet Djakarta te bombarderen of sancties op te leggen of dergelijke; het volstond dat men niet langer het spel meespeelde. En zo kan je geval na geval dezelfde redenering ontvouwen.
Punt één is dus: ik zie helemaal geen inconsequentie. En punt twee: het is geen kwestie van ‘de andere kant opkijken’, het is een kwestie van actieve en rechtstreekse medeplichtigheid aan wreedheden; en als je daar een einde aan wil maken moet je gewoon die medeplichtigheid stopzetten.
Werd er in Kosovo juist gehandeld?
Het derde argument dat je in verband met Kosovo en de bombardementen op Servië regelmatig te horen krijgt is: “Voor één keer handelden wij nu eens juist”. Is dat zo? Werd tot die interventie besloten uit menslievendheid, om wreedheden te voorkomen of er een einde aan te maken? Die vraag moet bekeken worden, los van de voorgaande beschouwingen. Het feit dat de Verenigde Staten kunnen bogen op een verschrikkelijk palmares door elders gruweldaden te ondersteunen of zelf uit te voeren betekent niet automatisch dat ze er verkeerd aan deden in dit geval in te grijpen. Wij moeten die kwestie op zichzelf onderzoeken. En wat ontdekken wij dan?
Er is inmiddels rijkelijk veel documentatie voorhanden, ter beschikking gesteld door het State Department (ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS), de waarnemers van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa), de Navo, diverse organisaties van de Verenigde Naties, het Internationale Rode Kruis, enz. Een goed deel van dit materiaal – vooral afkomstig van het State Department en de OVSE – werd bekendgemaakt precies om de bombardementen te rechtvaardigen. Die documentatie is uitvoerig en interessant. Maar wat zij in feite aantoont is dat, terwijl in Oost-Timor wreedheden op grote schaal steeds toenamen en erger werden, er in Kosovo ook aanhoudend geweld was, maar dan op veel geringere schaal en zonder dat het voortdurend toenam. In de twee maanden die aan de bombardementen voorafgingen (de laatste periode waarover in de officiële rapporten verslag wordt uitgebracht) viel inderdaad permanent geweld te noteren. Er werd gemiddeld ongeveer één moord per dag gerapporteerd – voor beide zijden samen.
De rapporten beschrijven ook de typische cyclus van geweld. Volgens de VN begint die met terreurdaden van de UCK-guerrilla (het Kosovaars Bevrijdingsleger, de omstreden ‘gewapende arm’ van de Albanese Kosovaren) tegen Servische politiemensen en gewone burgers; daarop volgen Servische represailles buiten elke verhouding, die vaak veel slachtoffers eisen; en dit leidt tot nieuwe UCK-acties. Dat is de ‘regelmatige’ cyclus die in de rapporten wordt beschreven en die zich voltrok op een zo goed als gelijkblijvend niveau, zonder opvallende toename – tot 24 maart. Op 24 maart begonnen de bombardementen. Cruciaal bij het begin van de bombardementen was de verwachting – jawel: de verwachting – dat die zouden leiden tot een drastische toename van de wreedheden; en dat is exact wat gebeurde.
De gedetailleerde OVSE-rapporten die nu beschikbaar zijn laten daar geen twijfel over bestaan: nadat de bombardementen waren begonnen, namen de wreedheden door Servische eenheden en paramilitaire formaties pijlsnel toe. Een groot deel van de Kosovaarse bevolking werd verdreven: zo’n 800 000 mensen in de maanden die volgden op het begin van de bombardementen. De wreedheden, zo specifiëren de rapporten nog, vonden vooral plaats langs wat ‘invasielijnen’ worden genoemd en in gebieden waar guerrilla-actie was ontplooid, en zij waren “volledig voorspelbaar”.
Feit is alleszins dat de westerse militaire bevelhebber, generaal Clark, bij het begin van de bombardementen de media informeerde dat – ik citeer – het “volstrekt voorspelbaar was dat de bombardementen zouden leiden tot een drastische escalatie van de wreedheden”. Dat gebeurde inderdaad; en je hoefde waarachtig geen genie te zijn om je voor te stellen waarom dat zo was.
Een paar weken later maakte Clark er de media opmerkzaam op dat het stopzetten van de etnische zuiveringen voor de politieke leiders van de alliantie nooit een motief of een doel was geweest. Dat klinkt inderdaad heel plausibel, aangezien de etnische zuiveringen op de bombardementen volgden, en er niet aan voorafgingen. Vóór de bombardementen werd zeker – door beide zijden – geweld gepleegd, en was Kosovo bepaald geen idyllische plek; maar dat viel niet te vergelijken met wat daarna zou volgen. Is dat dan een humanitaire inspanning om wreedheden een halt toe te roepen? Je moet wel naar heel ingewikkelde argumentatie grijpen om dat te beweren. En het is dan ook opvallend dat dergelijke argumenten – althans bij mijn weten – ook nooit zijn naar voren gebracht.
Ik kom dus terug op mijn drie fundamentele punten:
Ten eerste: ik zie geen inconsequentie, maar wel een consequent en niet-aflatend nastreven van machtsbelangen, zij het via verschillende tactieken.
Ten tweede: de kwestie is niet dat men voor andere wreedheden de ogen sloot. Het fundamentele probleem is integendeel dat men daaraan rechtstreeks medeplichtig was. Dat zal trouwens in de toekomst niet anders zijn; kijk maar naar bijvoorbeeld Colombia.
Ten derde: wat men ook moge denken van de bombardementen in het Kosovo-conflict, men kan bezwaarlijk staande houden dat die om humanitaire redenen werden ondernomen of dat ze ook maar enigszins bijdroegen tot het verbeteren van de situatie inzake mensenrechten.
Bestonden er alternatieven? Ja, ik denk dat die er waren, maar daarover gaat het hier niet. Vanuit een perspectief van conflict-oplossing rijst dan de vraag: is er sindsdien iets veranderd?
Welnu, ik zie in elk geval geen aanwijzing dat een nieuw tijdperk zou zijn aangebroken. Integendeel: ik zie mij verplicht de commentaar te onderschrijven die vanuit een groot deel van de niet-westerse wereld wordt geleverd en die stelt dat er alleen maar sprake kan zijn van het oude tijdperk in een nieuwe verpakking. Nieuwe tactieken, nieuwe onzekerheden, maar dezelfde motieven, dezelfde machtsbelangen. En in grote trekken ook dezelfde institutionele structuren waarvan je hetzelfde beleid kan verwachten.
Kortom: het is bijzonder zinvol zich in te zetten om een betere wereld tot stand proberen te brengen; maar wij kunnen dat best doen zonder illusies over de wereld waarin wij nu leven.