Elk rijk zal ooit ten onder gaan (tout empire périra) Fernand Braudel.
Ignacio Ramonet, directeur van het Franse maandblad Le Monde Diplomatique en stichter van Attac, was uitgenodigd voor de opening van het academiejaar van de Hogeschool Gent. We kregen de toelating om zijn tekst te vertalen.
Het ziet ernaar uit dat we in een pré-oorlog periode zijn beland. In deze context wil ik twee ingrijpende gebeurtenissen situeren, die de eerste jaren van het nieuwe millennium kenmerken: de dreiging van een grootscheeps conflict tegen Irak en de niet aflatende ineenstorting van de beurs, die zelfs de meest serene waarnemers verontrust. Vermoedelijk beleven we thans de implosie van het basismodel van de economische mondialisering.
Het nieuwe gelaat van de wereld.
Ik denk dat de nieuwe aanblik van de wereld twee opvallende kenmerken vertoont. Je hebt eerst de mondialisering, aanvankelijk een liberaal gegeven, maar in de kern vooral een economisch en meer specifiek, een financieel fenomeen. Je hebt dan de daaruit voortvloeiende diepgaande gevolgen op alle elementen en parameters van het openbare als van ieders persoonlijk leven.
Ook is voor het eerst in de mensengeschiedenis de mondialisering de uiting van een overheersing van de wereld door één enkele mogendheid, met name de Verenigde Staten. Indien er voorheen weliswaar gedeeltelijke heerschappijen hebben bestaan, zoals die van het Britse imperium, van het koloniale Frankrijk of van Duitsland, bereikte geen enkele mogendheid een dergelijk niveau van dominantie, zij het dan misschien het antieke Rome in de landen rondom de Middellandse Zee.
Een imperium implodeert
Deze nieuwe machtsbundeling vindt zijn oorsprong in de ondergang van de Sovjet Unie. Tot op heden is voor de Sovjet ondergang geen sluitende uitleg gevonden. Ook dat is een primeur in de geschiedenis, met name de implosie van een imperium zonder enige tussenkomst van buiten af.
Deze gebeurtenis heeft het evenwicht in de wereld verbroken. In de nasleep van de tweede wereldoorlog kwam men tot een evenwicht, dat weliswaar gebaseerd was op een bilaterale afschrikking, maar waarbij been enkele natie op zijn eentje de ganse planeet overheerste. Om die reden hebben de toen opgerichte Verenigde Naties ook kunnen functioneren als een organisatie voor wereldwijd overleg en samenspraak.
Inmiddels moeten de Verenigde Naties nu optornen tegen de overweldigende drang van de Verenigde Staten, die van de UNO een organisatie willen maken, waar hun eigen wetten en beslissingen eenzijdig en gedwee worden opgevolgd. Indien hun verlangen niet wordt ingewilligd, dreigen de Verenigde Staten elke resolutie die niet strookt met hun overtuiging, te negeren. Deze manier om de wereldpolitiek te willen poneren, is meer dan verontrustend.
Elf september 2001
Indien de verschrikkelijke aanslag van 11 september symbolisch wel eens als de start van een nieuw tijdperk in de geschiedenis wordt aanzien, heeft deze aanslag geen grondige wijziging veroorzaakt in het proces van dominantie, dat werd ingezet sinds de teloorgang van de Sovjet Unie. Ook werd de huidige financiële en economische globalisering er niet door afgeremd.
Elf september 2001 kan al dan niet het verloop van de hedendaagse geschiedenis wijzigen, maar wijzigt volgens mij vooral kwalitatief de relatie van de Verenigde Staten ten opzichte van de rest van de wereld. Zoals 11 september ook kwalitatief de manier wijzigt waarop de globalisering voortschrijdt. Dit alles komt boven op het feit dat de Verenigde Staten reeds sinds het einde van de Sovjet-Unie de feitelijke eerste mogendheid van de wereld zijn, zonder enig tegengewicht.
De vijf pijlers
De hegemonie van de Verenigde Staten berust vooral op vijf pijlers: politieke, economische, militaire, technologische en culturele (althans wat massacultuur betreft) overheersing; niet één natie kan heden op deze vijf pijlers bogen.
Zolang de VS, onder Clinton, zich positief profileerde als promotor van de uitbreiding en de verdediger van de democratie en van de mensenrechten, was dit te verantwoorden. Denken we onder meer aan de Balkanconflicten, de Golfoorlog, of zelfs de Somaliëperikelen. De opdracht van de voornaamste wereldmogendheid was, overal ter wereld de oprichting na te streven van democratische regimes, die regering in overeenstemming met hun respectievelijke burgers. De evolutie van de laatste decennia heeft aldus de democratie zien ontstaan in vele landen in Azië, Oost-Europa, Zuid-Amerika en Afrika. Overal is het aantal conflicten gedaald.
Te mijden regimes
Alleen is de Arabische wereld in de marge gebleven van deze democratiseringstrend. Wij waanden ons in een periode waar de beschavingsopdracht om onze waarden uit te dragen, positief zou bijdragen tot een goed beheer van gemeenschappen. Echter, na 11 september, zijn we beland in een periode waar de Verenigde Staten zich niet meer betrokken voelen om nog verder de uitbreiding te promoten van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat. Elf september heeft de Amerikaanse administratie het argument gegeven, om voortaan een politiek te voeren, die even zo goed toelaat relaties aan te knopen met regimes die beter gemeden kunnen worden.
De Amerikaanse ambitie
Derhalve is G.W.Bush deze weg ingeslagen onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme. Zijn politiek van samenzwering met te mijden regimes zoals dat van Pakistan is daar een voorbeeld van. Alleen aan de top zijn de VS vast beslist om hun dominantie op te dringen. Dit merk ik zelfs binnenin de Amerikaanse staat, waar onder het mom van de antiterrorismestrijd een aantal vrijheden van individuen worden geschonden. Hoewel het conflict met Al Qaeda nog lang niet is gestreden, wil Bush zijn land en de hele wereld meesleuren in een ander conflict, zondat dat één enkel overtuigend bewijs kan worden aangevoerd van enig verband tussen het hatelijke regime van Irak en het internationaal terrorisme.
Culturele homogenisering
De Amerikaanse administratie maakt zich voortaan het concept eigen van een Amerikaanse imperium. Dat veronderstelt een bewust aanvaarden van een politiek isolement van een natie zonder bondgenoten, en die enkele haar eigen wetten accepteert. Haar wet wordt bovendien universeel.
Maar andere culturen pogen zich uiteraard tegen deze buitensporige culturele homogenisering te verzetten, en dat leidt tot een algemeen onbehagen.
Eén van de grote hedendaagse uitdagingen is, of de Europese mogendheden in staat zullen zijn om het oorlogszuchtig dominantiespel van het Amerika van G.W.Bush bij te sturen. Wij voelen ons allen bedreigd door het politieke geweld in de wereld, maar dit is een valse indruk. Ik denk, dat de werkelijke bron van het terrorisme te zoeken is in de "sociale wanhoop".
Een minder gewelddadige wereld
Het is verkeerd te denken dat we bedreigd worden door politiek geweld. De wereld blijkt behoorlijk minder gewelddadig te zijn dan in de zeventiger jaren. Er is momenteel minder politiek geweld. Er blijven in Europa enkele vuurhaarden zoals het Baskenland, in Zuid-Amerika met Colombia, in Afrika en in Azië, met bijvoorbeeld Nepal. Er blijven zeven of acht brandpunten van politiek geweld. Betekent dit dat alles rond draait als in de beste van de werelden?
Sociaal geweld
Zeker niet. Nooit was geweld zo ingrijpend en de werkelijke bron van dit geweld is de diepe sociale wanhoop, die nog wordt aangescherpt door de mondialisering. Het geweld is dus van sociale aard en niet meer een politiek geweld. Als voorbeeld haal ik Rio de Janeiro in Brazilië aan, waar de laatste tien jaren meer kinderen de kogeldood vonden dan het aantal kinderen neergeschoten tijdens de oorlogen in het Midden-Oosten en in Afrika. Brazilië spendeert meer dan 10% van zijn bruto nationaal product aan de strijd tegen de onveiligheid.
Wat woekert in onze wereld, is de dagelijkse onveiligheid. In vele arme landen van het Zuiden is het met name voor een westerling gewoon ondenkbaar geworden nog veilig op straat te wandelen.
Drinkbaar water
Veel erger dan het terrorisme, hoe schandelijk ook, is de sociale ontreddering, voedingsbodem bij uitstek van het terrorisme. Het radicaal islamisme bijvoorbeeld, wordt gevoed door wanhoop, ingeworteld in de armste stadswijken. De eerste dringende opgave is bijgevolg de strijd tegen ’s werelds sociale wanhoop, opgedreven door de globalisering.
Cijfers spreken boekdelen: drie miljard bewoners van onze planeet hebben minder dan twee euro per dag om te overleven, en dat is een onmetelijke oceaan van kommer en ellende. Ondanks een toereikende, zelf overtollige voedselproductie, sterven 30 miljoen mensen van de honger, en 800 miljoen zijn ondervoed. Een derde van de aardbewoners hebben geen elektriciteit, anderhalf miljard mensen beschikken niet over drinkbaar water, en iedere dag sterven hierdoor 30.000 mensen. Vier op vijf personen beschikken niet over een telefoon, waarvan slechts een 500 miljoen bevoorrechten het gebruik hebben. Wij leven in de onwetendheid van de wanhoop van de meerderheid.
Reageren
Voor neoliberalen geldt blijkbaar enkel het overleven van de economische globalisering. Nochtans heeft de ineenstorting van het bankwezen in Argentinië de teruggang van het neoliberale kapitalisme duidelijk blootgelegd. Er is nu alom kritiek en de zwaarste kritiek komt zelfs van de president van de Wereldbank.
Het neoliberale model draagt niet bij tot de opbouw van rechtvaardige gemeenschappen. Daarom hoeven de universiteiten hun oorspronkelijke opdracht te herwaarderen. Deze opdracht is niet alleen inhoud en wijsheid doceren en overbrengen, maar ook opvoeden en werken aan de vorming van plichtsbewuste burgers, dien iet enkel aan hun eigen toekomst denken maar ook inzien dat zij deel uitmaken van een gemeenschap, bedreigd door teugelloze en buitensporige krachten.
Burgerschap en onderwijs
Indien wij werkelijk willen dat de democratie overleeft, dan hoeven de burgers hun verantwoordelijkheid op te nemen, het politiek debat aan te gaan en hun stemrecht te benutten. De zin van het burgerschap en deelname in het politiek gebeuren zijn fundamenteel voor het behoud van de menswaardigheid en voor de opbouw van een meer humane en rechtvaardige maatschappij. Burger zijn is noch min noch meer het recht opeisen van een levende democratie.
(Uitpers, nr. 38, 4de jg., februari 2003)