“Henry van de Velde. The complete paintings and drawings” zo heet het, nóg veelbelovender, op de omslag van deze indrukwekkende drietalige ‘catalogue raisonné’ van het grafische werk van Van de Velde. Om precies te zijn: 59 bekende schilderijen, 19 waarvan alleen een vermelding bekend is maar geen afbeelding, 119 werken op papier (tekeningen, gouaches, aquarellen) en 3 etsen. Dat werk is bij het brede publiek helaas minder bekend dan de door hem ontworpen meubels of gebruiksvoorwerpen, of – vooral – zijn verwezenlijkingen (én plannen) als architect.
Die opsomming alleen al maakt duidelijk wat voor een veelzijdig kunstenaar Henry van de Velde (1863-1957) was, en hoeveel verschillende artistieke paden hij in zijn lange leven heeft bewandeld, en vaak zelfs als pionier heeft opengegooid. Dat lange leven liep echter niet bepaald over rozen, professioneel noch privé. En te vaak en te lang was Van de Velde ‘geen sant in eigen land’. Dat bleek onder meer nog in 2013. Ter gelegenheid van zijn honderdvijftigste geboortedag was toen in Weimar – waar hij jarenlang werkte en de grondslag legde voor wat na Wereldoorlog I het fameuze Bauhaus zou worden – een prachtige tentoonstelling opgebouwd over Van de Velde en zijn zo omvattende scheppende en theoretische activiteit. Die tentoonstelling werd ook aan België aangeboden, maar is daar toen ei zo na niet geraakt vanwege de schofterige onverschilligheid die een toenmalige potentaat in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (alom bekend als ‘de Cinquantenaire’) aan de dag legde.
Op een gedetailleerde en wetenschappelijk verantwoorde biografie van Henry van de Velde is het trouwens, meer dan zestig jaar na zijn dood, nog altijd wachten. In Duitsland – waar Van de Velde veel beter bekend is én vereerd wordt dan in eigen land – verscheen al enkele jaren na zijn dood een ‘autobiografie’ die in feite een (min of meer geautoriseerde) collage was van de vele honderden bladzijden manuscript die Van de Velde als materiaal voor zijn ‘mémoires’ had geschreven. Van een minutieus bewerkte en geannoteerde Franse vertaling van die teksten door een Brusselse architectuurhistorica zijn nog maar twee van de drie (of vier ?) delen verschenen. In het Nederlands is er een studie van ‘de wereld van Van de Velde’ die inmiddels ook al ruim een halve eeuw oud is, enkele werken die vooral over zijn betekenis als architect handelen, en enkele (goede en leerrijke) publicaties naar aanleiding van tentoonstellingen.
Het is trouwens ook ter gelegenheid van een tentoonstelling (in Knokke, tot oktober) dat nu deze grondige inventaris verschijnt van al het grafische werk van Van de Velde, dat haast uitsluitend dateert uit de eerste tien, vijftien jaren van zijn artistieke activiteit.
Nadien beschouwde hij die periode kennelijk als ‘afgesloten’ en legde zich uitsluitend toe op het ontwerpen van meubels, gebruiksvoorwerpen en … gebouwen. Naast enkele zeer fraaie herenhuizen in het Brusselse is de Boekentoren van de Gentse universiteit ongetwijfeld zijn meest bekende werk in België én ook het meest iconische.
Samensteller Xavier Tricot, die niet alleen zelf kunstenaar en verzamelaar is, maar eerder ook al een reputatie verwierf met ‘catalogiserend’ werk over Ensor en Spilliaert, heeft daarvoor voortgebouwd op oudere inventarissen (met name door Erika Billeter of Susan Canning) maar heeft zelf nog bijkomend opzoekingswerk verricht. Zodat hij in zijn inventaris ook schilderijen kan opnemen die wel worden vermeld in catalogi van tentoonstellingen in de late jaren ‘tachtig van de 19de eeuw, maar die (althans: tot dusver) onvindbaar zijn en waarvan geen afbeelding beschikbaar is. Bovendien heeft hij “om verwarring te vermijden” sommige titels van werken ‘aangepast’.
Daarnaast bevat deze luxueuze uitgave ook een gedetailleerde lijst van tentoonstellingen die geheel aan Van de Velde waren gewijd of waarin werk van hem was opgenomen in een overzicht, en een – onvermijdelijk selectieve – lijst van publicaties over Van de Velde. Plus een selectie van wat allemaal gepubliceerd werd door Van de Velde zelf, die immers heel zijn leven lang de nood voelde om te ‘prediken’, zoals hij het zelf onbeschroomd noemde. Lees: om zijn inzichten – én de evolutie daarin – over kunst, over de samenleving en over de samenhang tussen beide uiteen te zetten en te verdedigen.
Die lijsten van tentoonstellingen en publicaties worden liefst driemaal opgenomen, net zoals de titels van de geïnventariseerde werken. Dit is nu eenmaal een drietalige catalogus …
In elk geval is dit boek zeker leerrijk, omdat het een duidelijk beeld geeft van deze te weinig bekende eerste periode in het bestaan van de kunstenaar, en van zijn voortdurend en gedreven zoeken en verkennen. Het is bovendien erg nuttig, omdat het (tot dusver) het meest gedetailleerde en volledige overzicht biedt van die eerste periode. En het is vooral een heel mooi boek geworden. Hoewel … hier een spijtige kanttekening bij past.
Het is eigenlijk ‘zonde’ dat vele prachtige kleurenreproducties werden afgedrukt over twee aanpalende pagina’s. Dat stoort toch wel erg het visueel genoegen, terwijl juist ettelijke van die – nauwelijks bekende – schilderijen echt wel mogen gezien worden. Zeker: te klein reproduceren schaadt evenzeer het genoegen, terwijl het boek allicht moeilijk op een nog groter formaat kon worden uitgebracht. En de tijd is (gelukkig ?) voorbij toen kleurenreproducties nog als ‘plaatjes’ werden ingeplakt, zoals bijvoorbeeld nog in 1967 gebeurde in het basiswerk van Hammacher over Van de Velde. Maar waarom niet (in een publicatie die blijkbaar toch wel iets mocht kosten…) van die enkele werken die bepalend waren voor zijn evolutie een uitvouwbare reproductie voorzien op groter formaat ? Nu ja, dat zou een (onvermijdelijk subjectieve) selectie veronderstellen, en in een oeuvrecatalogus hoort zoiets wellicht niet …
Jammer genoeg dient daarnaast nog een ander – en objectiever – punt van kritiek te worden vermeld. Slordige en/of domme vertalingen zijn een oud zeer in de uitgeverswereld. En helaas geldt ook in dit geval dat een obligate vertaling daarom nog hoegenaamd geen goéde vertaling is; soms vraagt de kritische lezer zich af welke teksten vanuit welke taal werden vertaald. En rijst de vraag of dat wel met voldoende kennis van zaken gebeurde. Een flagrant voorbeeld ontsiert de allerlaatste bladzijde van dit boek: hier wordt een houtsnede afgebeeld die overduidelijk een portret is van Van de Velde, door een ex-leerlinge van hem, terwijl … het onderschrift het omgekeerde suggereert. Tja, de volmaaktheid is niet van deze wereld, domheid daarentegen des te meer.
Maar eerlijk is eerlijk: dit boek is niet alleen (ondanks bovenstaande bedenkingen) een genot voor het oog; het is ook onmisbaar voor wie een volledig beeld wil krijgen van de Alleskünstler Henry van de Velde.