Midden april leverde ons land de Belgische wapenhandelaar en spion Jacques Monsieur uit aan Frankrijk waar hij sindsdien op verdenking van illegale wapenhandel opgesloten zit in de gevangenis van Bourges. Een verhaal dat vooral vragen oproept over onze veiligheidsdiensten en de controle hierop door de politici.
Het verhaal van de Belg Jacques Monsieur is er een van geheimdoenerij waarbij diplomatie, geheime diensten en big business elkaar achter de schermen vinden. Zonder dat de buitenwereld weet heeft worden hierbij miljoenendeals gesloten en internationale militaire conflicten beslecht. Dat Jacques Monsieur bekend raakte is toeval. Zonder het openbaar raken van het Franse schandaal rond de vroegere Franse oliemaatschappij Elf, nu een onderdeel van Total, was de man steeds die onbekende mijnheer X geweest, de schimmige miljoenen euro’s verdienende wapenhandelaar die de conflicten tussen Irak en Iran hielp manipuleren, de uitslag van de oorlog in Joegoslavië mee bepaalde en menige burgeroorlog in Afrika aanwakkerde. Het verhaal van Monsieur roept serieuze vragen op betreffende onze veiligheidsdiensten, ons buitenlands beleid en de controle daarop van onze politici. Controle die blijkbaar amper bestaat.
Wapenhandelaar en spion
De in 1953 in Halle geboren notariszoon en licentiaat in de rechten lijkt zowat de grootste wapenhandelaar en spion te zijn die België ooit gekend heeft. Achter de schermen speelde de man als grootschalig wapenhandelaar een sleutelrol in de twee grootste militaire conflicten van het einde van de vorige eeuw, de oorlog in Joegoslavië en die tussen Irak en Iran uit de jaren tachtig. Zoals hij zelf toegeeft, steeds op vraag van de Verenigde Staten. Dat deze ex-medewerker van de Belgische militaire veiligheidsdienst ADIV voor andere Westerse inlichtingdiensten als de Amerikaanse, Franse en de Israëlische ging werken hoeft niet te verwonderen.
Vanaf het midden van de tachtiger jaren begon Monsieur met zijn wapenleveringen aan Iran dat toen in een erg bloedige oorlog verwikkeld was met Irak. Oorlog die Irak met steun van de VS was begonnen. De zaak zou later bekend raken als Irangate en de Amerikaanse president Ronald Reagan bijna ten val brengen. Monsieur stelde in een interview, zijn enige ooit, met Radio France International het in januari van dit jaar zo: “Als gevolg van het afgekondigde wapenembargo (door de VN en met steun van de VS, nvdr.) was Iran militair verzwakt geraakt. Een gevolg van een gebrek aan militair materiaal. Om een zeker militair evenwicht tussen beide landen te krijgen en Saddam Hoessein niet te machtig te maken begon ik dus met de levering van wapens aan Iran. Het betrof hier Amerikaanse raketten die aan Israël geleverd werden in het kader van het militaire bijstandsverdrag (dus geschonken, nvdr.) en die met het akkoord van de VS aan Iran werden verkocht.” Het ging hier onder meer over 60.000 mobiele telegeleide TOW raketten voor een bedrag van 83 miljoen dollar.
Irangate betekende de eerste breuk in de tot dan goede maar discrete relaties tussen de VS en de Iraakse president Saddam Hoessein. Plots besefte Saddam Hoessein dat de VS wilden dat Irak en Iran in een onderlinge uitputtingsslag elkaar vernielden. Tot profijt van aartsvijand Israël. Waarschuwingen van zijn adviseurs over de Amerikaanse bedoelingen had hij tot dan weggelachen. Monsieur lag dus mee aan de basis van de latere oorlogen van de VS tegen Irak.
Voor Monsieur veranderde er dankzij zijn anonimiteit ondanks Irangate echter weinig. Geleidelijk groeide hij uit tot de man achter de Iraanse wapenuitvoer. Via hem verkocht Iran 15 jaar lang massa’s oorlogstuig overal ter wereld. Een wapenembargo maakte voor Monsieur daarbij weinig uit.
Over de reden voor die intense relaties met Iran laat Monsieur in dit interview van begin dit jaar eveneens meer licht schijnen: “Het idee was dat ik (voor de VS, nvdr) een studie moest maken van de Iraanse militaire mogelijkheden. Gelijktijdig diende ik ook een netwerk uit te bouwen van personen die mij konden inlichten over de toestand daar. Domeinen die mij daarom interesseerden waren de marine, de luchtmacht, de wapennijverheid en de productie van ballistische raketten en de kernindustrie.”
Wapens voor Congo-Brazzaville
Cruciaal in de carrière van Monsieur waren ook de levering van niet alleen Iraanse maar ook Chinese wapens aan de regeringen van Kroatië en die van de moslims in Bosnië in de jaren negentig. Ook hier op vraag van de VS. Op initiatief van de EU en de VS hadden de Verenigde Naties in september 1991 bij het uitbreken van de oorlog in Joegoslavië een wapenembargo afgekondigd tegen alle partijen. Embargo dat werd gecontroleerd door de NAVO en dus de VS. Onmiddellijk na het instellen van dit embargo toog Monsieur op bezoek bij de door de VS heimelijk gesteunde Kroatische president Franjo Tudjman.
Monsieur: “Er werd op zeker ogenblik door bepaalde instanties besloten om iets te doen voor de Kroaten en de Moslims in Bosnië. Die wapenleveringen aan Kroatië gebeurden via zee en die aan Bosnië via de lucht. En inderdaad zonder het groene licht (van de NAVO die het embargo controleerde, nvdr.) zouden die leveringen onmogelijk zijn geweest.” Het was vooral dankzij deze wapenleveranties dat Kroatië en de Bosnische moslims, en dus de VS, de oorlog rond Joegoslavië wonnen. Ook hier ging het over tientallen tonnen materiaal met een waarde die vele tientallen miljoenen dollar betrof.
Een derde gekende belangrijke en achteraf gebleken fatale episode voor Monsieur waren de wapenleveringen aan Congo-Brazzaville, een failliete olieproducent, waar president Pascal Lissouba in juni 1997 in moeilijkheden raakte als gevolg van een gewapende rebellie van zijn voorganger en huidig president Denis Sassou Nguesso. Toenmalig Congolees minister van Financiën Nguila Moungounga-Nkombo in een telefonisch gesprek met de redactie: “Wij hadden in die periode dringend wapens nodig om ons tegen Sassou te verdedigen en contacteerden daarom André Tarallo, de verantwoordelijke voor Afrika bij Elf. Via onze rekening bij hun bank FIBA bestelden wij zo bij Monsieur de nodige wapens. Het grootste deel daarvan werd via onze rekening door mij nog betaald. Naar gelang de strijd evolueerde begonnen Tarallo en Elf echter Sassou te steunen. Zij lieten ons vallen. Met als gevolg dat wij de strijd verloren.”
Dat Elf voor Monsieur koos was logisch. Zowel Elf als Monsieur onderhielden immers nauwe relaties met de Franse militaire inlichtingendienst DGSE. Het betrof hier een contract ter waarde van 61 miljoen dollar. Volgens bronnen zou Monsieur via Elf ook wapens heb ben verkocht aan Sassou. Monsieur ontkent dit echter.
Ontmaskerd
Dit contract, dat gedeeltelijk liep via zijn op het eiland Mauritius gevestigde schermvennootschap Matimco, zou echter het einde inluiden voor de wapenhandel en spionageactiviteiten van Monsieur. Eind 1997 brak rond Elf in Frankrijk immers een omvangrijk schandaal los waarbij gans de top van het bedrijf, een aantal toppolitici en mensen van de veiligheidsdiensten in opspraak raakten en uiteindelijk ook tot zware straffen werden veroordeeld. De schimmige wapenleveranties aan Lissouba trokken daarbij al snel de aandacht van het Franse gerecht en de media. Monsieur had immers geen officiële toelating om via Frankrijk wapens uit te voeren.
In 1999 viel het Franse en Belgische gerecht tweemaal bij Monsieur binnen met als resultaat een schat aan informatie over diens wapenhandel. Monsieur achtte zich immers goed beschermd en was dus nonchalant. Deze was nadat het in België te gevaarlijk werd in 1993 uitgeweken naar La Celle-Condé, een gehucht van Lignières nabij de stad Bourges. Daar runde hij een stoeterij met Portugese dressuurpaarden genaamd Domaine des amourettes. De wapenhandel en zijn spionagewerk had duidelijk pakken geld opgeleverd. Door die inval kregen de media echter weet van zijn zaakjes en kwam er vroegtijdig een einde aan zijn wapenhandel. Monsieur raakte door zijn mediabekendheid immers verbrand en spionnen werken nu eenmaal steevast anoniem.
In 1999 werd hij door de Franse onderzoeksrechter Gerard Canolle uit Bourges in verdenking gesteld, zijn Belgisch paspoort afgenomen en onder huisarrest geplaatst. Na een nieuwe ondervraging in november 2000 vluchtte hij met zijn auto naar Annecy waar hij voorzien van een Ivoriaans paspoort een taxi nam naar Zürich en vandaar naar Teheran trok. Tevergeefs echter want rond die tijd was ook voor de Iraniërs zijn rol van spion duidelijk geworden. Mogelijks al bij zijn aankomst in Iran werd hij opgepakt en op 10 december 2001 wegens onder meer spionage voor België en de VS tot 10 jaar cel veroordeeld. Celstraf die hij in mei 2002 voor 437.573 euro afkoopt.
Ondertussen was hij op 25 oktober 2001 bij verstek in Brussel ook al voor onder meer illegale wapenhandel, witwas en misbruik van vertrouwen tot 5 jaar cel veroordeeld. Toen hij Iran op 11 mei 2002 verliet en via Istanbul België wou bereiken ontstond er dan ook een ruzie tussen het Franse en Belgische gerecht over de man. Strijd die door Monsieur, die liever niet naar Frankrijk terugging, en België werd gewonnen. Op 20 december 2002 veroordeelde de Brusselse rechtbank dan Monsieur tot 40 maanden cel plus een boete. Waarbij alleen die 25 maanden effectief werden die hij al voorheen in Iran, Turkije en België had uitgezeten. Het proces zelf verliep merkwaardig genoeg grotendeels achter gesloten deuren.
Victor Bout
Sindsdien leefde Monsieur in een huurappartement in Brussel, hopende uit Franse handen te blijven. Het Europees aanhoudingsmandaat dat onlangs in voege trad en waarbij ook België zijn onderdanen aan Europese landen uitlevert sloeg die droom van Monsieur stuk. Midden april werd hij door de Belgische overheid aan Frankrijk uitgeleverd waar onderzoeksrechter Stéphane Kallenberger het nog een tijdje durende onderzoek nu verder zet. Volgens de Franse media werden hierbij ook enkele zakenpartners van de man mee in verdenking gesteld waaronder de Belgische Claudine Fraiture, die sinds 1995 deels in het Franse Tours verblijft, de Franse in Florida woonachtige wapenhandelaar François Lasnosky, ook gekend als Jean-Bernard Lasnaud, en Patrice Bourges, zoon van de Gaullistische ex-minister van Defensie Yvon Bourges. Claudine Fraiture ontkent enige schuld in de zaak: “Mijn enige relatie met Monsieur was dat ik hem een kantoor verhuurde. Ook de van hem afkomstige op mijn bankrekening gestorte gelden betroffen alleen die huur. Beweringen dat ik hier in verdenking ben gesteld ontken ik.”
Of een eventuele Franse veroordeling het einde van de gerechtelijke avonturen van Monsieur betekend valt te bezien. Zowel in Italië, Oekraïne als in Slowakije lopen er nog gerechtelijke onderzoeken naar de praktijken van zijn Slowaakse firma Joy Slovakia via welke hij onder meer wapens leverde aan Lissouba. Via Joy Slovakia werkte hij trouwens blijkbaar ook samen met de beruchte Russische wapenhandelaar Victor Bout. Een leverancier van wapens aan alle mogelijke Afrikaanse burgeroorlogen die volgens de Financial Times van 16 mei 2004 eveneens de steun van de VS en Groot-Brittannië genoot. Verhaal dat in beider hoofdsteden nooit werd ontkend.
Een boos Comité I
Of wij ooit alles over Monsieur zullen vernemen valt te betwijfelen. Gealarmeerd door enkele artikelen in de media toog het Comité I, dat namens het Belgische parlement de inlichtingendiensten moet controleren, in 1999 op onderzoek. Wanneer op 23 juni 2000 het Comité I over mogelijke schendingen van embargo’s een brief stuurt naar de militaire veiligheidsdienst ADIV antwoord die op 10 juli 2000 simpel dat het “niet mogelijk (is) de doeltreffendheid van internationale sancties van nabij te volgen.” Ook zou ze alle mogelijke beschikbare informatie over schendingen van embargo’s zeker aan de Eerste Minister, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Landsverdediging bezorgen.
Het op 19 juli 2002 in het parlement neergelegde activiteitenverslag voor 2001 van het Comité I toonde echter een gans ander verhaal. Zo bleken beide inlichtingendiensten volgens het verslag reeds van in het begin der tachtiger jaren perfect op de hoogte te zijn van de activiteiten van Monsieur. Zij hadden hierover zelfs informatie uitgewisseld met andere inlichtingendiensten. En hoewel het Belgische gerecht al jaren bezig was met een onderzoek naar de praktijken van Monsieur hielden de veiligheidsdiensten die gegevens voor het gerecht achter. Ook na de eerste vragen van het Comité I over de zaak in 1999 bleef men zelfs nog in 2001 documenten achterhouden. Zo stelt het rapport van het Comité I van 2002 op pagina 167: “Pas nadat ze erop werden gewezen dat tijdens het eerste bezoek van de dienst enquêtes van het Comité I aan de Veiligheid van de Staat, in 1999, rapporten werden geraadpleegd die melding maakten van gerechtelijke onderzoekselementen, herinnerden ze zich dat gerechtelijk onderzoek.”
Niet alleen verborg men dus gegevens aan het gerecht maar poogde men ook nog te liegen tegen het Comité I. Ook de politici werden in het ongewisse gelaten. Claudine Fraiture: “Van die wapenhandel van Monsieur waren geen Belgische politici op de hoogte.” Ondanks het feit dat er in België in 1986 een schandaal uitbarst rond wapenleveringen via Oostende aan Iran (wat na een parlementair onderzoek in 1991 resulteert in een nieuwe wapenwet) start Monsieur met steun van de veiligheidsdiensten eind 1991, onmiddellijk na het afkondigen van het wapenembargo tegen Joegoslavië, met een nieuwe illegale wapentrafiek. Dit ook nadat de ADIV in 1990 in opspraak was gekomen met de zaak Gladio. Een door haar geleid binnenlands netwerk van geheime agenten dat nauw samenwerkte met dubieuze en extreem rechtse figuren en groepjes.
Politici laten begaan
Wie het verslag van het Comité I van 2002 leest kan alleen maar besluiten dat de veiligheidsdiensten in de praktijk gemakkelijk ongestraft kunnen opereren. Zeker ook afgaande op de reacties van Belgische toppolitici op die feiten. De Wetstraat lijkt de zaak liefst zo snel mogelijk te willen vergeten. “Ik heb geen weet van een parlementaire vraag over die kwestie,” stelt Dirk Van der Maelen, SP.A fractieleider in de Kamer.
Van enige sancties door ministers tegen mensen bij de betrokken veiligheidsdiensten blijkt bij navraag geen sprake geweest te zijn. Gewezen minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) toen in 2002 verantwoordelijk de Staatsveiligheid, wou gezien het delicate niet reageren. En op Defensie wist de woordvoerder van minister André Flahaut (PS), verantwoordelijke voor de ADIV, van geen sancties of maatregelen om de controle op de inlichtingendiensten te verbeteren.
Hetzelfde voor CD&V senator Hugo Vandenberghe die het bewuste rapport van het comité I neerlegde. “Ik heb geen weet van enige sancties en die zouden nochtans moeten genomen zijn,” stelt deze. Anderen als gewezen Eerste-Minister Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene (beiden CD&V) wensten dan weer niet te reageren. Ook Willy Claes, in die periode nochtans achtereenvolgens vice-premier, minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de NAVO was kortaf: “Ik weet van die zaak niets af en wens er dan ook geen commentaar op te geven.” Een verklaring die betekent dat de politieke leiding van de NAVO niet wist wat de militairen op de Balkan deden. Een uitlating die merkwaardig is ook wegens het feit dat het Belang van Limburg, de krant van zijn provincie, over Monsieur via journalist Roger huisman in het verleden uitvoerig berichte.
Het forst klinkt nog Mark Eyskens (CD&V), in die periode minister van Buitenlandse Zaken en korte tijd ook Premier: “Ik heb daar toen nooit iets over gehoord. Dit zijn zaken die niet door de beugel kunnen en die door het parlement moeten onderzocht worden. Met daarna de nodige sancties voor de schuldigen.”
Dat de Wetstraat zo mak reageerde verbaast insiders echter niet. Een recent symposium in het parlement betreffende de democratische controle over de veiligheidsdiensten ten spijt. “De politici gaan zich hier zoveel mogelijk gedeisd houden en zo weinig mogelijk reageren,” stelde een insider met kennis van het dossier. “Toen ik op het kabinet van Justitie werkte poogden wij controle te krijgen over de Veiligheid van de Staat. Tevergeefs zoals bleek,” oppert een vroegere medewerker op Justitie. Eenzelfde geluid ook bij een andere kabinetsmedewerker op dit ministerie: “Wij poogden toen contacten te leggen met de Veiligheid van de Staat maar dat lukte amper. Het had achteraf gezien voor ons toch weinig zin want hun speurwerk is gewoon ondermaats.”
En Leo Tindemans, gewezen Eerste-Minister en minister van Buitenlandse Zaken ziet het zo: “Het probleem is dat Buitenlandse Zaken geen enkele controle heeft op de Veiligheid van de Staat. En als we hen dan eens iets moesten vragen om te antwoorden op parlementaire interpellaties dan gebeurt het dat we met een kluitje in het riet worden gestuurd. Wat in 1985 gebeurde met de kwestie van de wapenleveranties aan Iran. Waardoor wij dus voor schut staan.” In 1985 verklaarde Tindemans in het parlement dat België aan het oorlogvoerende Iran slechts twee jachtgeweren had verkocht. Wat uiteraard niet klopte.
Koen Dassen, Administrateur Generaal van de Veiligheid van de Staat hield onlangs een charmeoffensief rond de openheid van zijn dienst. Antwoorden op vragen hierover bleven na eerdere toezeggingen echter uit. Openheid heeft duidelijk zijn grenzen. Met als vraag: kennen onze veiligheidsdiensten al de naam van de nieuwe Jacques Monsieur?
(Uitpers, nr. 70, 7de jg., december 2005)