Israël omschrijft zichzelf als een parlementaire democratie, maar ondertussen wordt deze democratie steeds meer aan banden gelegd. In naam van de staatsveiligheid en de strijd tegen het terrorisme worden de burgerrechten van de Palestijnse bevolking in Israël voortdurend bedreigd. De immuniteit van Palestijnse Knesset-leden wordt opgeheven, het staatsburgerschap van Palestijnse Israëli`s kan sinds september worden afgenomen en een golf van Judaïsering belaagt Galilea. De parallellen tussen de situatie van de Palestijnse minderheid in Israël en het isoleren van de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden zijn legio. Alleen worden de Palestijnen in Israël al te vaak vergeten.
Een land zonder grondwet<
De staat Israël is een van de weinige landen in de wereld die niet over een grondwet beschikt. Sommige van de functies van een constitutie worden in Israël vervuld door "the Declaration of Establishment"(1948), "the Basic Laws of Parlement" en "the Israeli Citizens Law". Bovendien is sinds het ontstaan van de staat Israël, in 1948, nog steeds de noodtoestand van kracht. Dit laatste betekent dat men op elk moment basisrechten kan opschorten of negeren in naam van de staatsveiligheid. Mensenrechtenorganisaties en organisaties die het opnemen voor gelijke rechten voor de niet-Joodse bevolking (30%) binnen de `Joodse` staat Israël moeten zich ondertussen weten te redden met de weinige instrumenten waarover zij beschikken wanneer zij zich willen beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Slechts in tien tot elf van de parlementaire basiswetten wordt het principe van gelijkheid vermeld.
De Palestijnen maken momenteel 20% uit van de Israëlische bevolking. Zij en hun nakomelingen zijn Palestijnen die in Israël bleven na de oorlog in 1948. 800.000 andere Palestijnen sloegen toen op de vlucht en wachten nog steeds op een erkenning van hun recht op terugkeer en/of compensatie, dit terwijl elke Jood recht heeft om zich te vestigen in Israël. Zij zijn vandaag reeds met een kleine 3 miljoen, hoofdzakelijk opeengepakt in vluchtelingenkampen in de bezette Palestijnse gebieden en de buurlanden. De overige 10% niet-Joden in Israël komen vooral uit de voormalige Sovjetstaten. Het betreft meestal inwijkelingen gedreven door economische motieven, die zich eerder moeilijk integreren binnen de Israëlische maatschappij. De Israëlische bevolking is dus lang niet het homogene blok zoals vaak wordt gedacht. Bovendien is de overige 70%, de Joodse bevolking, evenzeer ideologisch, religieus, politiek en cultureel verdeeld en gediversifieerd.
De burgerrechten van “Arabieren”
De Palestijnen werden tot op heden nooit gedefinieerd als een nationale minderheid door de staat Israël. Er wordt naar hen verwezen in termen van "Israëlische Arabieren" en "niet-Joden". Vaak wordt gepoogd hen volgens hun religie verder op te splitsen en te verdelen. Israël legitimeert de tweederangsbehandeling van de Palestijnen op basis van het feit dat zij geen dienst nemen in het leger. De staat Israël discrimineert de Palestijnse burgers dus niet alleen de facto, maar ook de jure. Nochtans heeft het toetreden van Druzen en Bedoeïenen tot het leger Israël nooit belet hen toch te discrimineren. Door bepaalde rechten te koppelen aan de dienstplichtregeling, valt ondertussen wel 85% van de Palestijnse bevolking uit de boot wanneer het op sociale rechten en voorzieningen aankomt. Ook de toegang tot hoger onderwijs is gekoppeld aan de dienstplicht. Een ander voorbeeld is een recente wet die ervoor zorgt dat Palestijnse ouders 25% minder kinderbijslag krijgen dan Joodse ouders. Terwijl de economische crisis zwaar doorweegt in Israël zijn de Palestijnen, en andere niet-Joden, vanzelfsprekend de eerste slachtoffers. Het merendeel van de Palestijnse burgers leeft in Galilea. Deze regio zit momenteel met een werkloosheidspercentage van 21%, het hoogste van Israël.
Intifada
In de eerste dagen na het uitbreken van de Tweede Intifada werden tijdens solidariteitsmarsen in Galilea 13 Palestijnen neergeschoten. De Intifada is dus niet alleen een strijd die gestreden wordt in de Palestijnse gebieden. De huidige politieke omwentelingen en spanningen tussen Israëli’s en Palestijnen hebben een steeds grotere weerslag op de positie van de Palestijnse bevolking binnen Israël. Zo is er een toenemende institutionele discriminatie tegen hen aan de gang. Tot vandaag zien we dat vooral de Likud-regeringen en regeringen van nationale eenheid met hun exclusief Joodse programma’s hiervoor de verantwoordelijkheid dragen.
De recente beslissing om Palestijnen hun Israëlisch staatsburgerschap te ontnemen wanneer zij betrokken zijn in acties tegen de Israëlische staat wordt door Eli Yishai, Minister van Binnenlandse Zaken, gelegitimeerd door artikel 11b van "the Israeli Citizenship Law". "The Arab Association for Human Rights" spreekt ondertussen zijn ernstige bezorgdheid uit over de schendingen die deze beslissing inhoudt tegen het door Israël in 1991 geratificeerde "Internationale Convenant over Burger- en Politieke Rechten (ICCPR)". Via de ratificatie van dit convenant heeft Israël zich bereid getoond om "al" zijn burgers te voorzien van "alle" rechten (artikel 26, ICCPR). Het ontnemen van het staatsburgerschap van een Palestijnse Israëli is een gevaarlijk precedent en betekent een ernstige schending tegen het basisrecht op het hebben van een nationaliteit. Deze beslissing is een zoveelste voorbeeld van het dicriminerende beleid en het toenemende aantal wetten en beslissingen van de Israëlische regering tegen de Palestijnen in Israël en vormt een verdere bedreiging voor het status van hun staatsburgerschap.
Een recente opiniepeiling door het "Dahaf"-instituut, gepubliceerd en voorbereid door het "Yitzhak Rabin Center" illustreert de huidige publieke opinie binnen Israël. De resultaten zijn verwarrend: "Terwijl 68% van de Israëli’s denkt dat de huidige economische situatie en de toenemende sociale verschillen de democratie kan ondermijnen, steunt 59% het idee van inperking van de rechten van de Arabische bevolking in Israël, 41% steunt het beperken van steun aan Joodse fundamentalisten en 34% vraagt om een inperking van settlersrechten." Deze resultaten reflecteren een discrepantie tussen enerzijds de publieke wil om de democratie te vrijwaren en anderzijds de bereidheid om de rechten van minderheden, vooral dan van de Palestijnen, in te perken.
De marginalisering van Palestijnse vertegenwoordigers binnen de Knesset
De discriminatie van de Palestijnen in Israël impliceerde tot 1966 dat men zich niet mocht organiseren binnen eigen politieke partijen of organisaties. De ondertussen verkozen Palestijnse vertegenwoordigers konden vooral binnen de Labour-regeringen extra rechten afdwingen en, weliswaar in bescheiden mate, doorwegen op het beleid. Maar sinds de bijna 2 jaar durende Tweede Intifada, en vooral met het aantreden van de Sharon-administratie, ziet men een toenemende spanning tussen Joodse en Palestijnse politici binnen de Knesset. Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties registreren het systematisch onder druk zetten van Palestijnse Knesset-leden via fysieke intimidatie, het openen van onderzoeken naar het aanzetten tot publieke ongehoorzaamheid, het opleggen van beperkingsrestricties, het indienen van formele aanklachten en de stemming van nieuwe wetten op de registratie van nieuwe politieke partijen.
Azmi Bishara, de vertegenwoordiger in de Knesset van de Balad-partij (democratische nationalisten), was een van de eerste parlementairen die in de klappen deelde. Eind 2001 werd zijn parlementaire onschendbaarheid ingetrokken nadat hij zich onder andere openlijk had uitgesproken vóór het Palestijnse recht om zich te verzetten tegen de Israëlische bezetting. Dit was de eerste keer dat een "Member of the Knesset" (MK) zijn immuniteit werd ontnomen op basis van een politieke toespraak. Ondertussen werden ook meerdere aanklachten ingediend tegen Mohammad Barakeh (Hadash – communisten) en Abdelmalik Dehamshe (United Arab List – pragmatische moslims) wegens "encitement of people". Sheikh Raed Salah Mahajneh is naast voormalig burgemeester van Umm Al-Fahim ook de charismatische leider van de islamitische beweging in Israël. Hem werden zelfs bewegingsrestricties opgelegd, eveneens wegens zijn gevoerd politiek discours. De vrijheid van meningsuiting wordt ondertussen steeds verder aan banden gelegd. En dat allemaal met de bereidwillige hulp van onder meer procureur-generaal Elyahim Rubinstein, niet toevallig juridisch adviseur van Ariel Sharon. Er is bijgevolg een zwaar vermoeden van partijdigheid bij dergelijke onderzoeken. Zo noemde Rabbi Ovadia Yosef, de leider van de ultraorthodoxe Shahs-partij, de Arabieren in augustus 2000 nog "slangen" van wie "God spijt had ze te hebben geschapen". Het onderzoek openen naar aanleiding van zijn uitlatingen leek veel moeilijker te gaan. Ondertussen werd binnen de Knesset een wet gestemd die de immuniteit voor vervolging van Knesset-leden beperkt "voor elke daad gesteld door een "Member of the Knesset" die in woord en actie het bestaansrecht van de staat Israël en zijn Joodse bevolking in vraag stelt, het democratische karakter van de staat ontkent, of aanzet tot racisme. Evenmin worden steunbetuigingen aan de gewapende strijd tegen de staat Israël of terreurdaden tegen Joden of Arabieren, wegens hun Jood of Arabier zijn, in Israël of in het buitenland getolereerd". Deze wet is onder andere een antwoord op de speeches gehouden door Bishara.
Er zijn onmiskenbaar parallellen tussen de aanpak van officiële PA vertegenwoordiging in de West-Bank en Gaza, enerzijds en de pogingen om Palestijnse Knesset-leden te marginaliseren en discrediteren, anderzijds. Wanneer men bijvoorbeeld de cases Marwan Barghouti en Azmi Bishara naast elkaar legt, ziet men duidelijke gelijkenissen. Beiden zijn jonge populaire politici, ambitieus, met vernieuwende, kritische ideeën en niet te vergeten aanhangers van een seculiere staat. Met de uitschakeling en het discrediteren van deze, voor het Westen aanvaardbare populaire Palestijnse leiders die een kritische stem durven laten horen, kunnen Sharon en de radicaal rechtse partijen elke mogelijke toegeving aan de Palestijnen verder in de kiem te smoren. De oude garde van Palestijnse leiders heeft volgens Israël immers gefaald, en daarnaast bestaan er enkel nog de islamitische partijen, die in de nasleep van 11 september als broeihaarden van terrorisme worden beschouwd. Sharon heeft zo elke mogelijke gesprekspartner kunnen discrediteren of verwerpen. Ondanks de doorzichtigheid van dit spel, kijkt de internationale gemeenschap gewillig toe hoe Ariel Sharon verder de spelregels bepaalt!
De Judaïsering van Galilea
Net als in de Palestijnse bezette gebieden zien we een gerichte aanval tegen Palestijnse ngo’s in Israël. De Sharon-administratie probeert door het viseren van deze ngo’s het sociaal-economische en culturele leven binnen de Palestijns–Israëlische maatschappij te ondermijnen. In Israël zelf worden de gebouwen van de ngo’s niet doorzocht en verwoest, evenmin worden medewerkers in administratieve hechtenis geplaatst. Wel is er de tendens ontstaan waarbij bepaalde Palestijnse ngo’s in Israël beschouwd worden als radicale organisaties en gedwongen worden tot sluiting. Zo werden de bezittingen en rekeningen van de verschillende islamitische ngo’s tijdelijk vastgezet en bevroren. Toen de organisaties verbonden met Balad laattijdig hun papieren in orde maakten, werd deze gelegenheid onmiddellijk aangegrepen om deze ngo’s tijdelijk te sluiten.
Een ander fenomeen dat in Israël de kop op steekt, is de bouw van exclusief Joodse nederzettingen. In Galilea wordt een harde nederzettingenpolitiek gevoerd, eveneens als in de bezette gebieden. In essentie gaat het om een project die de Judaïsering van Galilea beoogt. Door het overhevelen van staatsgronden naar civiele organisaties (nationale Joodse organisaties) kan de Joodse gemeenschap overgaan tot de bouw van exclusief Joodse nederzettingen doorheen Galilea. Ondertussen scheiden steeds meer Joodse nederzettingen de Palestijnse dorpen in Galilea van elkaar. Israël is dus bezig met het doorvoeren van een bevolkingstransfer. Vervat in deze realiteit zitten huisvernielingen, confiscatie van Palestijnse gronden en het verbod op gezinshereniging voor Palestijnen in Israël.
Hier tegenover staat natuurlijk de continuïteit van de Palestijnse bevolking in Israël. Demografisch gezien mag men niet uit het oog verliezen dat de Palestijnen de snelst aangroeiende bevolkingsgroep zijn in Israël. Dus steeds meer Palestijnen moeten leven op steeds minder land. Deze Palestijnen hebben wel stemrecht in democratisch Israël. In de toekomst zouden al deze zaken zich wel eens kunnen wreken tegen Ariel Sharon en zijn aanhang.
(Uitpers, nr.36, 4de jg., december 2002)