Ook nu weer bewijst de auteur dat reizen en geschiedenisvorsing best kunnen samengaan. Dat heeft iemand als Geert Mak al wel vaker bewezen en ik ben er zeker van dat de auteur ‘In Europa’ van Mak aandachtig gelezen heeft, want zoals zijn grote voorbeeld trekt hij op reis, gewapend met een telelens én een groothoeklens, om zowel scherp te stellen op de mensen die hij ontmoet als op het ruimere kader van de geschiedenis waarbinnen zij en hun voorouders aanwezig zijn (geweest).
Een reis door Europa
Hoewel zijn overgrootouders langs moederskant uit de Westhoek stammen – ze zijn afkomstig van het dorpje Reningelst waar ook Piet Chielens, de enthousiaste museumcoördinator van ‘In Flanders Fields’, vandaan komt -, beperkt De Rynck zich niet tot een zoveelste studie van de zandzakjes en loopgraven bij de IJzer. De Eerste Wereldoorlog werd niet alleen uitgevochten in de Westhoek. Heel Europa werd meegesleurd in de Grote Oorlog. Daarom reisde de auteur ook naar andere slagvelden om op die manier de belangrijkste momenten van de oorlog te kunnen reconstrueren. Dat is de originele ruggengraat van dit omvangrijke boek dat uit twintig hoofdstukken bestaat en dat chronologisch en niet geografisch geordend is. Het westfront komt aan bod, maar evengoed het Italiaanse front, het Balkanfront en het oostfront. Samengeteld gaat het over twintig sleutelmomenten die zich in elf landen hebben afgespeeld. De meeste ervan zijn amper of niet doorgedrongen tot onze klassieke geschiedenisboeken. Na een aanloop in Sarajevo en een reconstructie van de moord op de Oostenrijk-Hongaarse aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw, komen de beginslagen in Servië, de zogenaamde Tannenbergslag in Oost-Pruisen tussen Russen en Duitsers, de eerste slag bij de Marne van september 1914, de onderwaterzetting van de IJzervlakte en de eerste slag bij Ieper (oktober-november 1914), de Russische opmars in Galicië (tot maart 1915), de Gallipolicampagne bij de Dardanellen (1915-1916), de doorbraak bij Gorlice van de Duitse en Oostenrijke legerleiding (mei 1915), de Servische terugtrekking tot mei 1916, de slagen bij Verdun en de Somme (1916), het zogenaamde Brusilov-offensief in 1916 van de Russische troepen, de derde slag bij Ieper (1917), de doorbraak van de Duitse en Oostenrijkse troepen bij Caporetto (1917), het verdrag van Brest-Litovsk tussen Lenin en de Duitse autoriteiten (1917), het Duitse voorjaarsoffensief ‘Operation Michael’ van 1918, de tweede slag bij de Marne (1918), de zogenaamde Thessalonikicampagne in Griekenland van 1915 tot 1918, de slag bij Vittorio Veneto (1918) en uiteindelijk de wapenstilstand van november 1918, afgesloten in een treincompartiment in het bos van Compiègne. Ter geografische verduidelijking werden achterin het boek een aantal kaarten opgenomen waarin de frontlinie van dat ogenblik afgebakend werd. ‘De ijzeren oogst’ van de Grote Oorlog ligt verspreid over heel Europa, maar honderd jaar later blijven er nog alleen landschappen en hier en daar bemoste grafstenen en monumenten over.
Het landschap ‘lezen’
De op het eerste gezicht saaie opsomming van de inhoud van dit boek komt voor de lezer snel tot leven, want De Rynck fietst, wandelt en rijdt door landschappen die hij, in het spoor van de Britse historicus Simon Schama in zijn ‘Landschap en herinnering’ probeert te ‘lezen’ met zijn historische kennis. Voor de beschrijving van de Tannenbergslag bijvoorbeeld rijdt hij van Nidzica over een tweebaansweg naar Wielbark. Hij schrijft: ‘Aan mijn rechterkant, een paar kilometer verder, liep toentertijd de Russische grens. De redding. Aan mijn linkerkant ligt het donkere grote bos waar de Russen in gevangen zaten. De nachtmerrie. Overal op de weg stonden Duitse soldaten, mitrailleurs in de aanslag, cavaleriepatrouilles reden heen en weer.’ (p. 57) De Rynck kijkt met voorkennis naar het landschap. In zijn poging tot reconstructie spreekt hij ook in vele talen met gedreven kenners ter plaatse en leest hij zich te pletter om de historische achtergrond in beeld te krijgen.
Lieux de mémoire
Eigenlijk vertrekt hij, zoals de Franse historicus Pierre Nora van de notie lieux de mémoire. Plaatsen van herinnering zijn losse restjes geschiedenis. Elk gedenkteken, elke grafsteen parasiteert op een veronderstelde historische kennis: niet de gedeelde herinnering, maar een gedeelde herinnering van de geschiedenis zoals deze ons onderwezen is. Deze benadering komt zeer goed tot uiting in zijn beschrijving van de Tannenbergmythe waarover hij reflecteert wanneer hij in Olstzynek op zoek gaat naar sporen van een zeer controversieel monument dat naargelang van de historische omstandigheden een andere nationalistische invulling heeft gekregen. De slag bij Tannenberg verwijst oorspronkelijk naar de nederlaag in 1410 van de Duitse ridders tegen het Russisch-Pools-Litouwse leger, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog nam Duitsland onder leiding van Hindenburg revanche. Na de Eerste Wereldoorlog richtten de Duitsers een Tannenberg-Nationaldenkmal op, even later gebruikten de nazi’s de Tannenbergmythe volop voor hun propaganda, maar na de Tweede Wereldoorlog werd het monument door het Poolse regime afgebroken en de stenen ervan werden gebruikt voor een nieuw monument van dankbaarheid aan het rode leger in Olsztyn.
In deze passages is De Rynck op zijn best: zijn nieuwsgierigheid drijft hem naar zeer interessante zijwegen. Deze korte excursie naar de oorsprong van de mythevorming, zeer vaak eigen aan des lieux de mémoire, doet me denken aan ‘Stikvallei’ van de Nederlandse journalist Frank Westerman die na de ramp in de Nyosvallei van Noord-West Kameroen op zoek gaat naar ‘de ontkieming van nieuwe mythische verhaalstrengen’ en daarvoor te rade gaat bij wetenschappers, priesters, wijzen, schrijvers, overlevenden, politici en gewone dorpsbewoners.
McSomme
De Rynck wijst ook bij herhaling en zeer terecht op de negatieve zijden van wat tegenwoordig thanatostoerisme wordt genoemd, naar plekken waar dood en vernieling manifest aanwezig zijn geweest. In een Frans bezoekerscentrum over de slag aan de Somme ziet De Rynck naast boeken over de Sommeslag, allerlei souvenirs, zoals poppy-paraplu’s liggen en hij vraagt zich af: ‘Waar ligt de grens tussen oprechte herdenking en goedkope commercie? Aan de rand van een begraafplaats even verderop zag ik een Coca-Coladrinkbeker en een frietzak van McDonald’s liggen. Wordt dit een McSomme?’ (p. 207) Of een McIeper misschien? Op welke manier wordt er omgesprongen met de oorlogsherdenkingen die in de Westhoek op dit ogenblik plaatsvinden?
In zijn enthousiasme gekoppeld aan zijn zeer gedegen voorkennis laat De Rynck zich soms verleiden om naar mijn smaak te gedetailleerd in te gaan op de oorlogsverrichtingen en troepenbewegingen waarin je als lezer wel eens verloren dreigt te lopen. Ik volg liever het boeiende spoor van de nieuwsgierige reiziger die voortdurend balanceert en verbindingen legt tussen heden en verleden, tussen de ‘grote’ en de ‘kleine’ geschiedenis dan dat van de militaire geschiedschrijver die de strategie van een veldslag in schaakspeltermen beschrijft. Toch blijft ‘IJzeren oogst’ voor mij in de eerste plaats een eenmansonderneming met allure van een gedreven reiziger-historicus die historische oorlogslandschappen op een originele manier weet te ‘lezen’. De oogst aan WOI-boeken is groot. Wie deze publicatie er uit pikt, haalt zeker kwaliteit in huis.