Mario Vargas Llosa, Mijn Latijns-Amerika, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2009, 607 blz. ISBN 9789045000930.
Dit boek is verschenen in de Mijn…-reeks, uitgegeven door Atlas, die volgens een geijkte formule is opgebouwd: een vooraanstaand auteur wordt uitgenodigd om zijn/haar licht te doen schijnen op een stad, streek land of werelddeel. De opbouw van die reeks is als een ‘woordenboek’. De samensteller behandelt een aantal lemma’s, personen en gebeurtenissen die tussen de A en de Z in het boek een plaats vinden.
Zo ging het ook met ‘Mijn Latijns-Amerika’ van de grote Peruaanse romancier die in 2005 een ‘Diccionario del amante de América Latina’ schreef. Marga Greuter en Margriet Muris maakten een Nederlandse vertaling van een aantal niet-literaire teksten, die Mario Vargas Llosa schreef tussen zijn adolescentie en zijn zeventig jaar.
De auteur heeft wat te vertellen over heel veel en erg uiteenlopende onderwerpen als daar zijn: revolutie, fotografie, bepaalde gewoonten in de volkstaal, film, dictaturen, landschap, schrijvers, geschiedenis, humor, voetbal, reizen, schilderkunst en politiek. Ook de stijlen die hij daarbij hanteert zijn zeer uiteenlopend: gaande van de journalistieke reportage, over het krantenartikel, de beeldende beschrijving, de recensie, de necrologie, tot de kroniek en hier en daar – maar zeer spaarzaam – zelfs een stukje fictie. Vaak valt de francofiel Vargas Llosa – hij woonde zoals vele Latino’s van zijn generatie een hele tijd in Parijs – terug op Frankrijk, omdat volgens hem het artistieke en culturele leven van Latijns-Amerika zonder de Franse bestuiving niet te begrijpen is.
De Latino smeltkroes
In zijn voorwoord benadrukt Mario Vargas Llosa zeer mooi het hybride karakter van Latijns-Amerika. Voor hem is het werelddeel een microkosmos waarin bijna alle rassen en culturen van de wereld samenleven. “Vijf eeuwen na de komst van de Europeanen naar de Latijns-Amerikaanse kusten, bergen en oerwouden, zijn de nakomelingen van Spanjaarden, Portugezen, Italianen, Duitsers, Chinezen en Japanners net zo goed autochtone Latijns-Amerikanen als degenen die afstammen van de oude Azteken, Tolteken, Maya’s, Quechua, Aymara of Caribiërs. En ook de Afrikanen hebben in de loop van de vijf eeuwen dat zij er wonen, overal in het continent hun stempel gedrukt: op het type mensen, het taalgebruik, de muziek en zelfs op sommige godsdienstige praktijken” (p.13, 14).
De meer dan honderd stukken en stukjes die hier bij elkaar gebracht zijn vormen een zeer goed beeld van de schrijver en intellectueel met een politieke boodschap die Mario Vargas Llosa is (geworden). De evolutie van een linskdenkende ondersteuner van de Cubaanse revolutie die met de jaren even een neoliberale politicus is geworden én een felle tegenstander van Fidel Castro komt zeer goed tot uiting in deze verzamelde teksten die een hele levenstijd bestrijken. Hij schrijft zeer mooie bijdragen onder meer over de Colombiaanse schilder Fernando Botero, de kineast Luis Buñuel, de Braziliaan Jorge Amado, de Cubaanse auteur en bohemien Guillermo Cabrera Infante en nog zovele andere meestal enfants terribles. Zeer sterk én boeiend is Vargas Llosa ook in de passages waarin hij achtergronden van zijn eigen werk belicht zoals in Het Groene Huis of Cahuide, de naam van een communistische organisatie, waarin hij het ontstaan van Gesprekken in de kathedraal weergeeft.
Gemengde gevoelens
Door de alfabetische formule van het boek waarin alle chronologie zoek is, moet de lezer al goed op de hoogte zijn van het leven en de evolutie in het werk van Mario Vargas Llosa, want anders dreigt het geheel over te komen als het warrige verhaal van iemand die zich voortdurend tegenspreekt. En dat kan je nu zeker niet zeggen van iemand als Mario Vargas Llosa.. Na bijna 25 boeken van hem te hebben gelezen, ben ik Vargas Llosa nog helemaal niet beu, al moet ik toegeven dat ik een haat-liefde verhouding heb met hem. Dat is het resultaat van ingrijpende leeservaringen met de kapot gelezen Meulenhoff-ruggen van hem in mijn bibliotheek. Naast literaire hoogstandjes als ‘De stad en de honden’, ‘Het groene huis’, ‘Gesprekken in de kathedraal’ en ‘Het feest van de bok’ staan er ook het naar mijn gevoel mislukte tussen zoals ‘Het paradijs om de hoek’, “Het ongrijpbare meisje” en het laatste akkefietje van hem “Dagboek Irak”.
Vargas Llosa slaagt erin om het innerlijke labyrinth van zijn personages met al hun tegenstrijdigheden en hun vaak paradoxaal, maar daardoor ook zo typisch menselijk gedrag bloot te leggen. Dat kunnen alleen de allergrootsten. Dat is mijn appreciatie van hem als romancier, maar daarnaast is hij ook, zoals in Mijn Latijns-Amerika een veel gesolliciteerd essayist. We mogen immers niet vergeten dat de intussen tot Spanjaard genaturaliseerde auteur zich vanaf zijn poging om in 1990 Peruaans president te worden (en de duimen moest leggen voor Alberto Fujimori) tot een felle voorstander van een neoliberaal maatschappijmodel heeft opgeworpen. In zijn autobiografie “De vis in het water” en in zijn essays (“De cultuur van de vrijheid” en “De taal van de hartstocht”) en krantenartikels in het Spaanse “El País” is hij naar mijn gevoel vaak een weinig genuanceerde pamflettist die op een soms branieachtige wijze het neoliberalisme bezingt. In zijn romans, op misschien “De geesten van de Andes” na, is echter geen sprake van dat eendimensionale Grote Gelijk, want daarin roept hij personages tot leven die in al hun tegenstrijdigheid een stukje van dat ongrijpbare fenomeen “mens” – complex en irrationeel – vertegenwoordigen. Die rijkdom is niet aanwezig in zijn bijdragen voor Mijn Latijns-Amerika. Wanneer alleen maar de essayist Mario Vargas Llosa aan het woord is in teksten die ontdaan zijn van hun literaire magie, kan hij me veel minder bekoren.
(Uitpers nr. 115, 11de jg., december 2009)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=866692&refsource=uitpers