Eind oktober werd in Genève het jongste vredesvoorstel voor het Midden-Oosten, het "Geneva-Accord", getekend door de Israëlische ex-Labour minister van Justitie, Jossi Beillin, een van de architecten van de Oslo-akkoorden en de Palestijnse ex-minister van Informatie, Yassir Abed Rabbo.
Vrijwel direct werd het vredesinitiatief door de linkervleugel van de Arbeiderspartij en de Israëlische vredesbeweging gepresenteerd als een opzienbarende doorbraak in het vredesproces.
Nadere bestudering van de voornaamste punten brengt echter aan het licht, dat er hier sprake is van een ernstige schending van het Internationaal Recht.
De belangrijkste componenten van het Geneva Accord betreffen:
- De terugtrekking van de Israëlische troepen uit bezet Palestijns gebied.
- Het afzien van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen
- De regelingen rond de nederzettingen.
- De demilitarisatie van de nieuwe Palestijnse Staat en de externe controle door een internationale troepenmacht.
A) De terugtrekking van de Israëlische troepen uit bezet Palestijns gebied
De voorstanders van het Geneva-Accord beroepen zich o.a. op het feit, dat bovengenoemd voorstel een belangrijke Israëlische concessie is. Nog afgezien van het feit, dat een en ander niet als concessie beschouwd kan worden, maar als de zeer late naleving van de in 1967 unaniem aangenomen VN-Veiligheidsraadsresolutie 242 waarbij Israël werd opgeroepen zich onmiddellijk en onvoorwaardelijk uit de in de juni-oorlog veroverde gebieden terug te trekken, wijst nader onderzoek bovendien uit, dat hier geen sprake is van de volledige naleving van resolutie 242.
Er is namelijk een clausule ingebouwd, dat Israël, ook na deze terugtrekking, voor de duur van 36 maanden onder auspiciën van een internationale troepenmacht, ”een kleine militaire eenheid” in de Jordaanvallei handhaaft, waarvan de duur verlengd zou kunnen worden ”wanneer er zich relevante regionale ontwikkelingen voordoen”
De uiterst vage omschrijving van de term ”relevante regionale ontwikkelingen” het vermoeden rijzen, dat Israël eventueel in de toekomst de controle over dit gebied zal willen behouden of verlengen, hetgeen indruist tegen resolutie resolutie 242.
B) Het afzien op het recht van terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen:
In 1948 werden gedurende de oorlog tussen de nieuw-gestichte staat Israël en een aantal Arabische landen meer dan 750.000 Palestijnse burgers van huis en haard verdreven door Israëlische milities, hetgeen een oorlogsmisdaad is volgens het Internationaal Recht [4de Conventie van Genève].
Ondanks de in de Algemene Vergadering van de VN aangenomen resolutie 194 waarbij Israël werd opgeroepen deze mensen de gelegenheid te geven naar hun huizen terug te keren is hieraan door Israël nooit gehoor gegeven, noch is ooit door Israël het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen erkend. Nog afgezien van de praktische uitvoerbaarheid hiervan is het Israëls internationale verplichting in dezen zijn verantwoordelijkheid te nemen en dit recht te erkennen.
Het in het Geneva Accord gedane voorstel, dat de Palestijnen moeten afzien van dit recht is niet alleen in hoge mate onrechtvaardig, maar getuigt tevens van een ernstig gebrek aan respect voor het Internationaal Recht [resolutie 194 en de 4de Conventie van Genève].
C) De regelingen rond de nederzettingen:
Weliswaar wordt er in het Geneva Accord voorgesteld de Joods-Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied te ontmantelen, in de praktijk geldt dat niet voor alle nederzettingen. Zo wordt er o.a. voorgesteld, dat drie nederzettingen in bezet gebied worden geannexeerd door Israël en drie andere grote nederzettingen als zodanig gehandhaafd blijven en worden ”geïntegreerd” in een toekomstige Palestijnse Staat. Dit is in strijd met het Internationaal Recht dat stelt dat alle nederzettingen in bezet gebied illegaal zijn en als zodanig ontmanteld moeten worden.
D) Demilitarisatie van de toekomstige Palestijnse Staat en de externe controle door een internationale troepenmacht.
Evenmin kunnen de voorstellen betreffende de demilitarisatie van een toekomstige Palestijnse Staat, hetgeen inhoudt het verbod op een eigen leger, en de externe controle door een internationale troepenmacht de toetssteen van de internationale rechtscriteria doorstaan.
Nog afgezien van het feit dat de nieuwe Palestijnse Staat zo gemakkelijk kan worden bedreigd door het technologisch zeer geavanceerde Israëlische leger is een en ander als schending van het Zelfbeschikkingsrecht onaanvaardbaar, dat o.a. inhoudt het recht van zelfverdediging, hetgeen impliceert het bezit van een eigen leger. Ook de zogenaamde externe controle door een buitenlandse troepenmacht is strijdig met het Internationaal Recht, omdat een en ander een nieuwe bezetting impliceert.
Dergelijke voorstellen betreffende de belangrijkste items in het Midden-Oostenconflict, vervat in het Geneva Accord, kunnen nauwelijks als basis dienen voor een blijvende vredesregeling, aangezien ze in strijd zijn met de meest fundamentele principes van het Internationaal Recht.
De enige voorwaarde tot een duurzame vrede in het Midden-Oosten kan slechts gebaseerd zijn op naleving van internationale rechts en mensenrechtenregels, waarbij de VN resoluties een belangrijk uitganspunt zijn.
Iedere andere regeling zal slechts leiden tot een grotere escalatie van het conflict.
(Uitpers, nr. 49, 5de jg., januari 2004)