Eén van de spectaculairste elementen van de ministeriële verklaring, die tijdens de WTO-conferentie in Hongkong werd goedgekeurd, is zonder twijfel de bijlage C bij de artikelen 25 en 27. Slechts weinigen zijn er zich van bewust dat het hier om een tekst gaat, die de kracht van een international verdrag heeft.
“Wij zijn vastbesloten om de onderhandelingen nog intenser te voeren (…) om de sectorale en modale draagwijdte van de verbintenissen te versterken en de kwaliteit ervan te verbeteren,” zo staat in artikel 27. Eens naar voor iedereen verstaanbaar Nederlands vertaald, betekent dit dat de regeringen (in feite de leiders van de rijke landen) het GATS (Algemeen Akkoord inzake de Handel in Diensten) willen toegepast zien in een zeer groot aantal dienstensectoren. Zij willen zo weinig mogelijk beperkingen op de dienstverleningsmodaliteiten, die in het GATS zelf beschreven staan. Bijlage C behandelt precies deze modaliteiten.
De eerste modaliteit behelst de levering van een dienst vanuit één land aan een ander land. Het komt erop aan zo weinig mogelijk restricties op te leggen aan dit soort dienstenactiviteit. Zo kunnen er nogal wat wetten opzij worden geschoven. Bijvoorbeeld: de wetgeving die gokspelen verbiedt of een minimumleeftijd oplegt voor gokken of de wetgeving die de overheid een monopolie verleent voor de waterdistributie of het onderwijs.
De twee modaliteit behandelt de grensoverschrijdende consumptie van diensten en ook hier worden nationale specificiteiten (wetgevingen dus) als op te ruimen “obstakels” bestempeld.
Bij de derde modaliteit – de investeringen in de dienstensector in een ander land – tonen de Europeanen en de Amerikanen zich van hun agressiefste kant. Zij eisen dat alle beperkingen, die door de nationale wetgevingen worden opgelegd aan buitenlandse investeerders en hun bezit van kapitaal, worden opgeheven. Dat geldt uiteraard ook voor de buitenlandse investeerders, die zich in Europa vestigen. De eis klinkt zeer luid om alle juridische beperkingen, die de nationale overheid aan bedrijven oplegt, op te heffen (dat staat met zo veel woorden in de beruchte Bolkesteinrichtlijn). In feite gaat het erom elke investeerder de mogelijkheid te beiden naar eigen goeddunken te handelen, waar hij ook investeert. Rusland weigert bijvoorbeeld deze aanslag op de eigen soevereiniteit en mag daarom niet toetreden tot de WTO. President Poetin wil dat de buitenlandse banken, die zich in Rusland vestigen, zich onderwerpen aan het Russische bedrijfsrecht.
De vierde dienstverleningsmodaliteit heeft het over de mobiliteit van personen. Het is de “wortel” die de landen van het Zuiden wordt voorgehouden om de derde modaliteit te slikken. De landen van het Zuiden moeten de grootst mogelijke vrijheid verlenen aan de investeerders uit de rijke landen. In ruil zou dan de arbeidsmarkt van de rijke landen worden geopend voor werknemers uit de landen van het Zuiden, die weliswaar aan de loonvoorwaarden van hun land van herkomst worden tewerkgesteld. Op die manier wordt de richtlijn Bolkestein uitgebreid tot het geheel van de planeet!
Bijlage C bevat ook een clausule waarin het principe van de meest begunstigde natie ernstig op de helling wordt gezet. Volgens dit principe moet de staat elk buitenlands dienstenbedrijf op dezelfde manier behandelen als een ander bedrijf dat van de meest begunstigde behandeling geniet. Stel dat een staat een film subsidieert, dan moet gelijk welke filmproducent van eenzelfde subsidie kunnen genieten. Het GATS voorzag in de mogelijkheid om de toepassing van dit principe te beperken, door uitzonderingen in te voeren. Maar deze uitzonderingen mogen nooit langer dan tien jaar van kracht zijn. In Hongkong werd beslist om de uitzonderingen te beperken, zowel wat hun toepassingsdomein als hun tijdsduur betreft. Elke culturele uitzondering wordt hierdoor onmogelijk gemaakt. En de Conventie van de UNESCO kan hier niets tegen beginnen.
Bijlage C bevat ook een aantal verplichtingen, waardoor de soevereiniteit van de staten op het vlak van de openbare dienstenmarkt aan banden wordt gelegd.
Dit overzicht is niet volledig, maar nog één beslissing verdient ruime aandacht: namelijk het plan om te starten met plurilaterale onderhandelingen. Landen die de uitvoering van het GATS een duwtje in de rug willen geven, kunnen onderling beginnen te onderhandelen. Eens ze een akkoord hebben bereikt, kunnen ze naar andere landen stappen, die het GATS niet willen toepassen. Deze landen worden dan verplicht om aan onderhandelingen deel te nemen. De resultaten daarvan gelden vervolgens voor alle lidstaten van de WTO, op basis van het principe van de meest begunstigde natie. Een voorbeeld: vijf landen beslissen om de diensten van het basisonderwijs te liberaliseren. Vervolgens wenden ze zich tot een zesde land, dat onder druk deze vrijmaking van de onderwijsmarkt aanvaardt. Dit zesde land zal daarop zijn markt voor het basisonderwijs moeten openen voor alle dienstenbedrijven uit alle WTO-lidstaten.
Dat is wat de Europese Unie heeft gewild. Dat is wat de 25 EU-lidstaten hebben gewild. Zij hopen dat bepaalde Europese firma’s hiervan zullen profiteren. Daarbij doen ze alsof ze niet weten dat andere privé bedrijven (uit Australië, Nieuw-Zeeland, Japan, Canada en de Verenigde Staten bijvoorbeeld) hopen van de nieuwe regeling gebruik te kunnen maken om onbeperkt in Europa aan de slag te gaan. Daardoor verliest de overheid elke macht om de uitoefening van de collectieve rechten van haar burgers te garanderen.
(Uitpers, nr. 72, 7de jg., februari 2006)