Toen op 24 juni 2022 ongeveer 2000 Afrikaanse migranten het grenshek tussen Marokko en de Spaanse enclave Melilla poogden te beklimmen, kwamen ten minste 37 mensen om het leven. Verschillende mensenrechtenorganisaties riepen op tot een onderzoek naar deze dodelijkste dag in de recente geschiedenis langs de enige fysische landgrens tussen de EU en Afrika. Terwijl de Spaanse premier, Pedro Sánchez, de Spaanse Guardia Civil en de Marokkaanse veiligheidstroepen feliciteerde met hun gecoördineerde optreden — hij gaf de maffia en smokkelaars de schuld van de doden –, toonde Moussa Faki Mahamat, het hoofd van de Commissie van de Afrikaanse Unie, zich “diep geschokt en bezorgd over de gewelddadige en vernederende behandeling van Afrikaanse migranten die proberen een internationale grens over te steken van Marokko naar Spanje.”
Esteban Beltrán, directeur van Amnesty International Spanje, verklaarde: “Het is tijd om een einde te maken aan dit beleid dat ernstige mensenrechtenschendingen toestaat en aanmoedigt. Een ‘business as usual’-aanpak is niet langer acceptabel te midden van bloed en schaamte”. Het is essentieel “om onze dubbele moraal te erkennen en ervoor te zorgen dat alle vluchtelingen de kans krijgen – zoals de Oekraïners hebben gehad – om aan oorlog en repressie te ontsnappen door via legale en veilige kanalen asiel aan te vragen”.
Veiligheidskosten
Het Mixed Migration Centre (MMC) is een wereldwijd netwerk dat zich bezighoudt met gegevensverzameling, onderzoek, analyse en beleids- en programmaontwikkeling op het gebied van migratie. In juni 2022 publiceerde het een rapport (“Security costs: How the EU’s exclusionary migration policies place people on the move toward Italy and Greece at greater risk – a quantitative analysis”) dat de belangrijkste beschermingsrisico’s documenteert waarmee Aziatische en Afrikaanse migranten en vluchtelingen worden geconfronteerd tijdens hun reizen naar Europa langs de centrale Middellandse Zeeroute (CMR), de oostelijke Middellandse Zeeroute (EMR) en de Westelijke Balkanroute (WBR). Het rapport bevestigt dat een ‘gesecuritiseerde aanpak’ – een aanpak waarbij vluchtelingen en migranten vaak worden gecriminaliseerd – in combinatie met een gebrek aan legale en veilige mobiliteitswegen, leidt tot een kleiner wordende beschermingsruimte voor mensen die zich verplaatsen langs de belangrijkste migratieroutes naar en door Europa.
Sinds de start in 2014 en tot begin 2021 heeft MMC’s 4Mi-enquête meer dan 75.000 interviews afgenomen (dat zijn ongeveer 1.000 interviews per maand). De vluchtelingen en migranten die aan de enquêtes deelnamen, vertelden dat hun reis naar Europa gepaard gaat met ernstige risico’s, waaronder detentie, fysiek en seksueel geweld, beroving, omkoping/afpersing en zelfs de dood in de ogen keken. Ook kinderen worden blootgesteld aan vergelijkbare gevaren, waaronder detentie. De drie routes brengen elk eigen specifieke beschermingsrisico’s met zich mee, maar hebben ook gemeenschappelijke kenmerken. Milities komen het vaakst voor op de CMR, en ‘staats’-actoren op de EMR en de WBR, terwijl criminele bendes vaak worden gemeld op alle drie de routes.
Smokkelaars zijn een bron van zorg onder de respondenten, maar worden zelden beschouwd als de belangrijkste daders van misbruik. De CMR – en Libië in het bijzonder – wordt vaker als gevaarlijk gerapporteerd. Op de EMR en de WBR geven migranten en vluchtelingen vaak Turkije, Iran en Griekenland aan als locaties waar de kans op incidenten groter is. Vluchtelingen en migranten gebruiken een aantal strategieën om de risico’s te verkleinen, zoals reizen in groep en contant geld bij zich hebben. Dit laatste om te voorkomen dat ze moeten werken (onder belabberde uitbuitingsomstandigheden) om hun reizen te betalen, of om zich ‘vrij’ te kopen en andere problemen te vermijden.
De gevolgen van het externaliseringsbeleid van de EU
De meningen met betrekking tot de beschermingsrisico’s sluiten aan bij wat andere studies en rapporten hebben opgemerkt: dat misbruik, geweld en dood veel voorkomen wanneer migranten en vluchtelingen door de landen reizen waar het Europese externaliseringsbeleid wordt uitgevoerd – met name in Libië, Niger en Mali langs de CMR, en Turkije via de EMR. Tegen deze achtergrond blijft het externaliseringsbeleid van de EU en haar lidstaten, alsook de partnerschappen met autoriteiten in derde landen, een bron van grote zorg in termen van hun ethische en financiële kosten en hun impact op de veiligheid van mensen die onderweg zijn. Voor de EU lijkt dit beleid effectief omdat de aankomsten in Europa langs de verschillende migratieroutes zijn verminderd.
In feite is het echter zeer duidelijk dat de huidige aanpak de onveiligheid van migranten en vluchtelingen vergroot. Verschillende studies hebben aangetoond dat de Europese maatregelen in strijd zijn met de internationale en mensenrechtennormen die gericht zijn op de bescherming van mensen op de vlucht. Een voorbeeld hiervan is de voortdurende samenwerking van Europa met de Libische kustwacht om grote aantallen migranten en vluchtelingen te onderscheppen en terug te sturen naar Tripoli. Tripoli is de stad die door de migranten het vaakst als gevaarlijk wordt vermeld. Volgens mensenrechtengroepen en internationale organisaties vinden er vaak ernstige vormen van geweld en onrechtmatige detentie plaats van migranten en vluchtelingen. Een rapport van Amnesty International uit 2021 benadrukte bijvoorbeeld dat fysiek geweld en andere vormen van misbruik in Libië het afgelopen decennium niet waren afgenomen.
Bij migranten en vluchtelingen heerst het gevoel dat dergelijke risico’s onvermijdelijk zijn op de migratiereizen naar Europa.
Een verklaring zou kunnen zijn dat de steeds restrictievere grenscontroles en het gebrek aan legale routes ervoor zorgen dat migranten en vluchtelingen die Europa willen binnenkomen geen andere opties hebben. Griekenland is daar een voorbeeld van. Talrijke rapporten en studies hebben aangetoond hoe de EU-Turkije verklaring en strengere grenscontroles over de WBR route de stroom mensen niet alleen hebben afgeremd, maar migranten eveneens hebben gedwongen om zeer gevaarlijke routes te nemen. Ook de wijdverbreide neiging om migranten die het land binnenkomen voor lange tijd op te sluiten, in overeenstemming met de uitvoering van de overeenkomst tussen de EU en Turkije, en de praktijk van pushbacks door de Griekse kustwacht, hebben migranten en vluchtelingen wellicht doen opteren voor grotere risico’s langs andere routes. Bengalezen bijvoorbeeld, voor wie het “gemakkelijker” lijkt en veiliger om de EMR-route te gebruiken, hebben ervoor gekozen om de gevaarlijke oversteek via de CMR van Libië naar Italië te proberen. De vraag is dan ook: waarom blijven respondenten gebruik maken van bepaalde routes en locaties, ondanks de vele bekende en zeer reële risico’s?
De aanscherping van de grenscontroles vergroot de afhankelijkheid van smokkelaars om grenscontroles te omzeilen. Smokkelaars pogen de kans op aanhouding te verkleinen door steeds gevaarlijkere strategieën toe te passen, wat uiteindelijk de risico’s voor vluchtelingen en migranten vergroot. Dergelijke strategieën omvatten onder meer het vertrekken op langere en dus gevaarlijkere routes over de zee en via de woestijn, het kiezen van onveilige in- en opstapplaatsen en het dumpen van mensen op schepen in ruwe zee.
De bevindingen van dit onderzoek met betrekking tot de meest voorkomende daders van misbruik langs de drie routes roepen vragen op over de gevolgen van de EU-aanpak voor de bescherming van mensen op de vlucht. Respondenten wijzen naar milities en gewapende bendes als de belangrijkste daders van misbruik via de CMR, waar ze prominent aanwezig zijn. Daar komt bij dat ze gebieden doorkruisen die worden gekenmerkt door aanhoudende politieke instabiliteit, conflict en onveiligheid, en de ineenstorting van de rechtsstaat. Toch kan de rol die milities en bendes spelen in de beschermingsrisico’s waarmee migranten en vluchtelingen worden geconfronteerd, niet worden losgekoppeld van het externaliseringsbeleid van de EU of haar interactie met lokale politieke economieën. Libië en Niger zijn door de EU systematisch ingeschakeld om migratiestromen in te dammen en migrantensmokkel en mensenhandel te bestrijden. Lokale milities zijn soms zelfs betrokken geraakt bij het bestrijden van smokkelgroepen en/of het onderscheppen van vluchtelingen en migranten op zee om ze terug te brengen naar Libië.
Samenvattend, hoewel het simplistisch zou zijn om te beweren dat het EU-grensbeleid alle beschermingsrisico’s creëert waarmee migranten en vluchtelingen worden geconfronteerd, lijkt er een zorgwekkende afstemming te zijn tussen de daders die de migranten het meest vrezen en de actoren die de financiering hebben veiliggesteld die door de EU is vrijgemaakt voor migratiebeheer en de strijd tegen mensensmokkel.
Hoewel uit de gegevens blijkt dat smokkelaars een belangrijk punt van zorg blijven voor mensen die naar Europa vluchten, behoren ze volgens de respondenten zelden tot de meest voorkomende geweldplegers. Deze bevindingen geven aan dat een EU-aanpak die overwegend gericht is op ‘securitisatie’ en de strijd tegen mensensmokkel – een benadering gebaseerd op het argument dat het doorbreken van het zogenaamde bedrijfsmodel van smokkel de veiligheid van vluchtelingen en migranten zou waarborgen door een einde te maken aan hun gevaarlijke oversteek van de Middellandse Zee — is misschien niet zo effectief als in politieke en beleidskringen wordt beargumenteerd. De ‘warme Thatcher’-aanpak van de nieuwe Staatssecretaris van Asiel en Migratie, Nicole De Moor, blijkt volledig op deze lijn te zitten.
Aanbevelingen
Het Mixed Migration Centre roept beleidsmakers en autoriteiten op om het Europese beleid voor migratiebeheer te verbeteren, in het bijzonder de volledige uitvoering van de doelstellingen die zijn uiteengezet in het ‘Global Compact for Safe, Orderly and Regular Migration’ en het ‘Global Compact on Refugees’.
De EU en haar lidstaten moeten:
- gedetailleerde en wetenschappelijk onderbouwde analyses verstrekken over de impact van de samenwerking van de EU met partners uit derde landen op zowel de mensenrechten als op de lokale economieën die worden getroffen door de uitvoering van EU-externaliseringsmaatregelen. Deze analyses moeten per geval worden uitgevoerd voor alle getroffen gemeenschappen in elk partnerland;
- informatie delen over plegers van mensenrechtenschendingen tussen rechtshandhavingsactoren op nationaal en internationaal niveau (ook buiten Europa). Er moet voor gezorgd worden dat alle samenwerking in overeenstemming is met de internationale mensenrechten en het vluchtelingenrecht;
- de samenwerking met de regering van Turkije uitbreiden ter verbetering van het vluchtelingenstatuut en de internationale bescherming, rekening houdend met leeftijds-, gender- en diversiteitsspecifieke kwetsbaarheden en beschermingsuitdagingen (bijv. Afghanen, alleenstaande vrouwen met kinderen en jonge mannen);
- alle hulp die bijdraagt aan arrestatie, terugkeer en vaak detentie van vluchtelingen en migranten in Libië stopzetten, aangezien het geen veilige plek is. Er moeten ook garanties komen dat niemand het risico loopt van een onmenselijke en vernederende behandeling in Libië. Er is steun nodig voor humanitaire programma’s die inspelen op de behoeften van de mensen;
- de monitoring van sterfgevallen langs migratieroutes naar Europa verbeteren door meer details op te nemen in de datasystemen over sterfgevallen langs de route;
- nieuwe kanalen voor legale toegang openen en bestaande versterken door humanitaire visa toe te kennen, humanitaire corridors te creëren tussen transitlanden en Europa, de hervestigingsprogramma’s van de lidstaten uit te breiden en alternatieve legale routes te vergemakkelijken, zoals gezinshereniging, universitaire beurzen en opleidingsprogramma’s.