Juli 1994. Op de velden zijn de maïs en de bonen plukkensklaar maar er is niemand om zich ermee te voeden. Een rijpe oogst in een leeg land. In Kigali ligt er een schedel in de goot. Je wandelt vrij rond op de tarmac van de luchthaven. Ze herstelt nog van de beschietingen en de evacuatie van buitenlanders enkele weken daarvoor. In een uithoek staat een onbestemd Amerikaans legervliegtuig geparkeerd.
Juli 2012. Onderweg van Bujumbura naar Entebbe breng ik acht uur door op de luchthaven van Kigali. Een hostess bezorgt me een persoonlijke ontvangst. Ze heeft mijn instapkaart voor de vervolgvlucht bij de hand, leidt me naar de plek waar ze mijn handbagage scannen en legt me uit dat ik voor 20$ aan de slag kan in een afzonderlijke ruimte. Wifi, computeradapter, eten en drinken inbegrepen. Telkens als er een vliegtuig opstijgt, komt de vrouw aan het onthaal me bezorgd vragen of het toch niet het mijne is. Zelden tijdens een transitdoortocht zo’n efficiënte en vriendelijke begeleiding meegemaakt. Ik kan me voorstellen dat zakenlui en investeerders, diplomaten, toeristen en toevallige passanten met een positief vooroordeel het land binnentrekken.
De zichtbare opleving
Mijn laatste, echte bezoek aan Rwanda dateert van zeven jaar geleden. Toen al stond ik te kijken naar de veranderingen. In sommige delen van Kigali waren plekken waar ik ooit moeiteloos naartoe reed niet meer terug te vinden. Nieuwe wijken met spiksplinternieuwe woningen vertroebelden mijn geheugen. Een stad op weg om haar dorpse karakter voorgoed te vergeten.
Kigali heeft ooit opengelegen om er glasvezelkabels aan te leggen, omdat Rwanda uit wil groeien tot de ICT-hub van Oost-Afrika. In het hele land zijn de inwoners verplicht om het strooien dak van hun huis te vervangen door golfplaten. Als je in de buurt van Ruhengeri naar de berggorilla’s gaat kijken, kom je in een circuit van luxe-toerisme te recht, met torenhoge toegangs- en verblijfprijzen. Wie er op de luchthaven landt, krijgt via de intercom de waarschuwing dat je plastic zakken achter moet laten, want verboden.
Het zijn stuk voor stuk voorbeelden, grote en kleine door elkaar, van hoe de Rwandese overheid niets onverlet laat om duidelijk te maken dat hun land mee is met de moderne wereld en dat de nasleep van de genocide, die Rwanda economisch naar het stenen tijdperk teruggezet had, evengoed als de volkerenmoord zelf verleden tijd is. Op twintig jaar tijd ! Een prestatie om u tegen te zeggen. Bijna te mooi om waar te zijn.
Economische groei met de smaak van kruitdamp
Het is ook te mooi om waar te zijn. Straatarme Twa hadden plots geen dak meer boven het hoofd, zelfs niet van stro. Dat kun je nog afdoen als een goedbedoelde maar slecht gevallen maatregel. Die vlieger gaat niet op voor Coltan city. Zo heet een van de oogverblindende wijken in Kigali, volgebouwd door de elite van het RPF, het Rwandees Patriottisch Front dat na de genocide aan de macht gekomen is. Aan de uitvoer van coltan, dat uit Congo gesmokkelde mineraal, hebben ze grof geld verdient. Al van de jaren negentig organiseert Rwanda vakkundig de illegale exploitatie in het oosten van zijn buurland. Rapporten van experts van de Verenigde Naties signaleren van bij de start dat de Afrikadesk van het leger die operatie stuurt. Sindsdien steunt de nieuwe rijkdom van Rwanda en de financiering van het conflict in Oost-Congo op grondstoffen als coltan, wolfraam en nikkel, goud en diamanten, koper en kobalt. Statistieken geven aan dat Rwanda veel meer tin uitvoert dan het zelf produceert.
Rwanda verzekert zich van de aanvoer door de Kivu’s militair te controleren. Enkele jaren heeft het dat gedaan door zijn eigen leger in te zetten en al bijna twintig jaar roept het er rebellengroepen in het leven. In afwezigheid van zijn eigen soldaten klaren zij als personnes interposées de klus.
Ook de M23, afgelopen november verslagen door een internationale interventiemacht met blauwhelmen uit Malawi, Tanzania en Zuid-Afrika, bijgestaan door het Congolese leger, is een van die bewegingen. Opnieuw, en voor de zoveelste keer, brengen VN-experts overtuigende en omstandige getuigenissen over de betrokkenheid van het Rwandese leger en dus van de hoogste instanties in het land. De militaire ondersteuning, met wapens, manschappen en training, én bijstand op het terrein, is onweerlegbaar.
Alsof de geschiedenis zich herhaalt, ontkent Rwanda straal elke betrokkenheid. Zoals bij alle voorgaande gelegenheden. Telkens en telkens weer. Tegen beter weten in. Wie te hard op dat pijnpunt hamert, krijgt van de roe. Voor de Belgische VN-expert, Bernard Leloup, geen visum meer voor Rwanda.
Toch valt het niet te ontkennen dat de economische groei – het streven is 11,5% over vijf jaar, vanaf 2013, gemiddeld ! -, zijn wortels heeft in de plundering van buurland Congo. Rwanda doet de genocide vergeten door op een ander de lont in het kruitvat te steken.
Een neveneffect van het fenomenale herstel is de groeiende ongelijkheid. Zoals overal ter wereld en zeker in de nieuwe economieën – denk aan Brazilië, China en Zuid-Afrika – gaat de groei gepaard met een verdieping van de kloof tussen arm en rijk. Ook in Rwanda groeit het verschil tussen Kigali, dat geleidelijk aan de allure van een grootstad aanneemt, en de heuvels. Niet dat ze daar stagneren maar de vooruitgang is er flink trager. Daarop ent zich het fenomeen dat Kigali een Tutsistad is en Hutu voornamelijk de heuvels bevolken. Gewild of ongewild, hoe dan ook een niet te verwaarlozen etnische factor. Zelfs in een land waar dat onderscheid officieel niet meer ertoe doet.
Een dictatuur zonder schaapsvacht
Dat Rwanda zich in Centraal-Afrika opwerpt tot militaire macht nummer één en van die positie gebruik maakt om economisch te boomen, daarbij blijft het niet. Op de keper beschouwd is zijn aanpak op dat vlak, rücksichtslos op zijn doel afstevenend – economische exploitatie voor het eigen profijt -, geen vorm van geweld schuwend en zonder aanzien des persoons, een afspiegeling van hoe het regime in Kigali zich in het algemeen gedraagt.
Regime, zo heet dat. De internationaal gecontesteerde of eenvoudigweg niet gemonitorde verkiezingen zonder echte opposanten waren schertsvertoningen. Als Victoire Ingabire Paul Kagame uitdaagt bij de presidentsverkiezingen gaat ze de cel in. Achteraf veroordeelt de rechter haar tot vijftien jaar, o.m. omdat ze de genocide geminimaliseerd heeft. Kritiek op het regime krijgt steevast dat etiket opgeplakt. Laat ik dus duidelijk zijn : de door het Hutu-bewind van president Habyarimana en zijn omgeving in 1994 georganiseerde volkerenmoord op, algemeen aangenomen, zo’n 800.000 Tutsi was een van de grootste misdaden van de twintigste eeuw, zo niet van de geschiedenis. Gelezen ? Kunnen we voortgaan.
Op oudejaarsavond vorig jaar wordt in een hotel in Johannesburg Patrick Karegeya gewurgd teruggevonden, jarenlang hoofd van Rwanda’s buitenlandse veiligheidsdienst en als dusdanig lid van Kagame’s inner circle. Karegeya is niet de enige die met de president gebroken heeft, wel een van de belangrijkste. Een man die veel wist, een hinderlijk iemand. Naar verluidt was hij het die de VN-interventiemacht gebriefd heeft bij haar succesvolle optreden tegen de door Rwanda gesteunde M23.
Dat soort zelfverklaarde opposanten loopt gevaar voor zijn leven, dat is bekend. Het onderzoek is nog niet achter de rug maar dat Zuid-Afrika vier Rwandese diplomaten het land uitgestuurd heeft, spreekt boekdelen. “Die activiteiten hebben individuen gecoördineerd en mogelijk gemaakt, die misbruik maken van hun diplomatieke status”, heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken laten weten, verwijzend naar de moord en aanslagen op andere Rwandese opposanten. In Zuid-Afrika voelen ze met hun klompen aan wie er achter de misdaad zit.
Het laat Stephen Smith, gezaghebbend Frans journalist en nu lector aan Duke University in North Carolina schrijven : “There is n
o place that Kagame would not strike. And he does it so bare-faced. Any Mobutu or Idi Amin Dada looks like an apprentice in comparison, because at least they had sort of red lines they would not cross.”
Eind januari is in Kigali het proces begonnen tegen zestien medestanders van Karegeya. Onder hen twee voormalige leden van de presidentiële wacht, Innocent Kalisa en Joël Mutabazi. Die laatste is volgens het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen illegaal weggehaald uit Oeganda, waar hij zijn toevlucht gezocht had. Ook Kalisa is volgens zijn familie afgelopen augustus ontvoerd in Kampala. Om maar te zeggen dat het Rwanda van Kagame geen respect opbrengt voor grenzen of internationale conventies.
Wie in Rwanda zijn mond opendoet, loopt evenzeer gevaar. Zo beklaagt Transparency International zich erover dat het onderzoek naar de moord op haar medewerker, Alain Mukuralinda, verleden jaar gewurgd teruggevonden in de buurt van het Kivumeer, niet opschiet. Mukuralinda deed onderzoek naar corruptie bij de politie. In de schoot van Liprodhor, Ligue rwandaise pour la promotion et la défense des droits de l’homme, heeft verleden jaar juli een putsch plaatsgevonden. Daardoor is de laatste overblijvende onafhankelijke organisatie die opkwam voor de rechten van de mens in Rwanda monddood gemaakt.
We zouden door kunnen gaan met andere voorbeelden maar laten we het hierbij houden. Human Rights Watch komt in een recent rapport tot het volgende besluit : “The Rwandan authorities should also bring to justice RPF members responsible for carrying out or ordering war crimes or crimes against humanity in 1994, and ensure that families of the victims of these crimes, as well as witnesses, are able to speak freely about these events without fear for their security.” Dat vat veel samen. Onze conclusie ligt voor de hand : Rwanda is niet eens een schijndemocratie maar een met harde hand geleid autoritair land dat geen enkele vorm van gewelddadig en repressief opreden schuwt.
De onaantastbaarheid van Kagame
Lange tijd is Kagame de chouchou geweest van in de eerste plaats de Amerikanen en de Britten. Zij zagen in hem een van Afrika’s nieuwe leiders die bewees dat je op korte tijd een door volkerenmoord getroffen land om kunt toveren tot een Afrikaanse tijger. Samen met een flinke portie genocidedividend maakte dat Kagame intouchable. Het leek erop dat hij zich vrijwel alles kon permitteren.
Daarin is de laatste tijd de klad gekomen. Vanwege het optreden van Rwanda in Oost-Congo zijn er sancties genomen, ook door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Kleine, op het eerste gezicht onbeduidende maatregelen, maar ze hebben effect gehad. Een, toegegeven, ongenuanceerde uitspraak als “alleen Obama kan de oorlog in de Kivu’s stopzetten” blijkt een grote grond van waarheid te bevatten.
Het is niet alleen de internationale pressie die het hem doet. Voeg daaraan de interne dissidentie toe, genre Kareyega maar hij is niet de enige. Denk ook aan de gespierde operatie van door de Monusco-blauwhelmenmissie ingehuurde Afrikaanse soldaten. Er zijn verscheidene gegronde redenen om aan Kagame’s houdbaarheid te gaan twijfelen.
Natuurlijk heb je doemdenkers die Kagame nooit een lievelingetje gevonden hebben en voor hun thesis spijkerharde argumenten op tafel leggen. In hun ogen moeten het overwicht van de uit de diaspora afkomstige leiding van het land, de onwil om eigen misdaden onder ogen te zien, de nostalgisch naar het Oost-Europa van eertijds neigende geslotenheid van het regime wat democratie en mensenrechten betreft en de opgelegde, eenzijdige verzoening op de duur tot een uitbarsting leiden. Maar tijd heelt wonden, dat is één, en de onmiskenbaar toegenomen welvaart, hoe slecht verdeeld ook, overtuigt er misschien velen om de huidige constellatie te aanvaarden boven een alweer drastische ommezwaai. Hoewel, één ding is zeker : in Afrika zijn er geen tijgers.