‘De kans is klein dat je op een Zwitserse school over Karl Marx hoort spreken of over gelijk welke andere schrijver die het kapitalisme radicaal bekritiseert.’ Dat zegt de Zwitserse socioloog Jean Ziegler in een gefingeerd gesprek met zijn kleindochter. Tijdens dat gesprek legt Ziegler uit hoe het kapitalisme is ontstaan, hoe het zich heeft ontwikkeld en hoe het heden ten dage functioneert. Hij laat zijn ‘kleindochter’ de vragen stellen die moeten worden gesteld en beantwoordt ze op een voor iedereen begrijpelijke wijze en in een vlotte stijl. Wie denkt dat hij alles over het kapitalisme weet, zal deze prachtige analyse met veel plezier lezen.
Jean Ziegler (1934) is Zwitsers socioloog en politicus. Van 2000 tot 2008 was hij bijzonder verslaggever van de Verenigde Naties voor het Recht op Voeding. Momenteel is hij ondervoorzitter van het raadgevend comité voor de mensenrechten van de VN.
Het kapitalisme kwam zomaar niet uit de lucht gevallen. Ziegler toont aan dat dit systeem het resultaat is van een eeuwenlange strijd tussen tegengestelde sociale klassen. Eeuwen geleden was er de slavernij waarin werkende mensen het eigendom waren van hun meesters. Nadien kwam de feodaliteit waarin het grondbezit doorslaggevend was. Het kapitalisme ontstond door de strijd van de opkomende burgerij tegen de heersende klassen van de feodaliteit, de adel en de clerus. Die strijd bereikte een hoogtepunt tijdens de Franse Revolutie (1789). Ziegler wijst erop dat in tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht, de Franse Revolutie niet de revolutie van het volk was, maar wel van de kapitalistische bourgeoisie. Die behaalde een politieke, economische en ideologische overwinning.
Centraal in de ideologie van de bourgeoisie staat het privé-bezit. De grote leider van de Franse Revolutie, Maximilien Robespierre, beloofde de nieuwe rijken in 1793 dat hij niet aan hun rijkdom zou raken. Tijdens de Nationale Conventie van 24 april 1793 verklaarde hij dat de gelijkheid van goederen een hersenspinsel is. Er waren ook revolutionairen die het helemaal niet eens waren met Robespierre, maar die werden ter dood veroordeeld.
Het woord kapitalisme verschijnt in het midden van de negentiende eeuw. De revolutionair Louis Blanc kenschetst rond 1850 het kapitalisme als de toeëigening van het kapitaal door de enen, met uitsluiting van de anderen. Voor Karl Marx, die als geen ander het kapitalisme ontleedde in zijn ‘Das Kapital’ (1866-1867) is het kapitalisme een economisch en maatschappelijk stelsel waarin het kapitaal meestal niet behoort aan wie het door zijn arbeid voortbrengt. Marx belichtte onder meer twee grondslagen van dit stelsel: de meerwaarde (wat een product na aftrek van alle productiekosten opbrengt, de winst dus die de kapitalist in zijn zak steekt) en de voortdurende kapitaalaccumulatie waardoor een steeds kleinere groep mensen steeds rijker wordt ten koste van miljarden anderen die uitgesloten worden en zeker in de Derde Wereld in ellende moeten leven.
Het kapitalisme ontwikkelt zich via multinationalisering en monopolisering. Steeds minder grote multinationale bedrijven worden steeds machtiger. Slechts een voorbeeld: het balanstotaal van de oliemaatschappij ExxonMobil ligt hoger dan het bruto binnenlands product (de jaarlijks geproduceerde rijkdom) van Oostenrijk; dat van de autobouwer General Motors overstijgt het Deense BBP. De multinationals leggen dan ook de regeringen hun wetten op.
Sinds jaren worden klassieke kapitaalvormen, zoals het industrieel, het commercieel, het vastgoedkapitaal enz., overheerst door het financieel kapitaal. Dat wordt niet meer gevormd door bezittingen die men door de reële productie en verkoop van goederen verwerft, maar door louter financiële bezittingen. En dat financieel kapitaal wordt opgebouwd en afgebroken op de aandelenbeurzen. Een bedrijf kan in goede doen zijn, maar als de beleggers er op de Beurs anders over oordelen, kan het onderuitgaan. De Beurs beheert de wereldeconomie.
Afbraakpolitiek
Jean Ziegler beschrijft hoe in het Westen na de Tweede Wereldoorlog de zogenaamde consumptiemaatschappij ontstond. Om het kapitalisme in stand te houden, om de kapitaalaccumulatie te verzekeren en steeds hogere winsten te maken, moet steeds meer worden geproduceerd. Zo ontstond een samenleving waar steeds meer waren worden gekocht, verbruikt, weggesmeten en opnieuw gekocht. Met echte behoeften heeft dat niets meer te maken. Om dat misdadig stelsel in leven te houden worden allerlei producten (mobiele telefoons, koelkasten, wasmachines enz.) zodanig geprogrammeerd dat ze na een tijdje verslijten. Om de koopwoede aan te wakkeren doet men steeds meer een beroep op marketing en reclame, volgens Ziegler twee van de meest schadelijke en stompzinnige uitvindingen van de mens.
Daarbij mag niet worden vergeten dat driekwart van de wereldbevolking geen toegang tot die overvloed heeft. Van de 54 euro die men hier voor een jeans betaalt, krijgt de naaister uit Bangladesh gemiddeld 25 eurocent. Maar ook voor loontrekkenden in het Westen is het niet al rozengeur en maneschijn: druk op de lonen, achteruitgang van de sociale bescherming, toenemende flexibilisering, verhuizing van bedrijven naar goedkopere landen. De welvaartstaat die in het Westen na de Tweede Wereldoorlog totstandkwam wordt zienderogen afgebroken: de staten steken er geen geld meer in en de openbare diensten (ziekenhuizen, openbaar vervoer, scholen, havens en luchthavens, gevangenissen en zelfs de politie) worden geprivatiseerd.
Het politieke bestel onderwerpt zich aan die kapitalistische afbraakpolitiek. Toen de voormalige sociaaldemocratische Duitse kanselier Gerhard Schröder met de verplaatsing van Duitse bedrijven naar lageloonlanden werd geconfronteerd, zei hij koudweg: ‘Niemand kan iets doen tegen de marktkrachten’.
Om hun niet te stillen winsthonger te bevredigen vernielen de kapitalisten de mooie planeet aarde: lucht, water, bodem, alles wordt vervuild. Er wordt steeds meer met giftige producten gewerkt; veetelers doen hun dieren massa’s antibiotica slikken; tropische wouden worden gerooid; de woestijnvorming schrijdt voort; plant- en diersoorten verdwijnen.
Omgekeerde ontwikkelingshulp
Sinds enige tijd staat het thema van de ongelijkheid opnieuw in de belangstelling. Het kapitalisme veroorzaakt niet alleen die ongelijkheid, maar vergroot ze ook. Volgens de Wereldbank controleerden de 500 machtigste multinationale privé-bedrijven vorig jaar 52,8 procent van het totale bruto product in de wereld (alle rijkdommen die in een jaar in de wereld worden voortgebracht). De leiders van die bedrijven ontsnappen aan iedere controle van de staten, de vakbonden of de parlementen. De 85 rijkste miljardairs in de wereld beschikten in 2017 over een even groot vermogen als de 3,5 miljard armste mensen. Die ongelijkheid wordt niet alleen veroorzaakt door het kapitalisme, maar is er ook de motor van. De enorme efficaciteit van de kapitalistische productiewijze is precies te danken aan het uitblijven van iedere verdeling van de door de productie gerealiseerde meerwaarden.
Zorgt de westerse ontwikkelingshulp niet voor enig soelaas in de landen van de Derde Wereld? Jean Ziegler toont aan dat precies het omgekeerde gebeurt. De inwoners van de arme landen werken zich krom om de ontwikkeling van de rijke landen te financieren. Die financiering van het Noorden door het Zuiden gebeurt vooral door de afbetaling van de schulden van de arme landen aan de rijke. De schuldenlast van alle ontwikkelingslanden (met uitzondering van Zuid-Afrika, Brazilië, China, India en Rusland) lag in 2016 boven de 1.500 miljard dollar. Het beetje geld dat de Afrikaanse landen verdienen gaat rechtstreeks naar de Europese en Amerikaanse banken voor hun schuldaflossing.
De arme landen vragen soms de terugbetaling van hun schulden uit te stellen of de schuldenlast te verlagen. Als de banken daar al (gedeeltelijk) op ingaan, wordt zo’n ’toegeving’ altijd aan strenge eisen gekoppeld: privatisering en verkoop (aan de schuldeisers) van de weinige rendabele bedrijven, de mijnen, de telecomdiensten enz., schandalige belastingvoordelen aan de multinationals, verplichte aankoop van wapens en andere militaire uitrusting enz.
Dat de schuldenlast van de arme landen nog toeneemt vloeit voort uit het feit dat de prijzen van de industriële producten die ze nodig hebben de voorbije twintig jaar meer dan verzesvoudigd zijn, terwijl de prijzen van de landbouwproducten, die de arme landen produceren, almaar dalen. Om aan het failliet te ontsnappen moeten de ontwikkelingslanden daardoor voortdurend nieuwe leningen aangaan. Van de zeer hoge winsten die de multinationals in de ontwikkelingslanden boeken, blijft maar een klein deel in die landen. En de omkoping van de leiders van de arme landen komt die landen vanzelfsprekend ook niet ten goede.
Aasgieren
Profiteren de arme landen voor de terugbetaling van hun schulden dan niet van de huidige lage rente? Geenszins. De grote westerse banken leggen hun schuldenaars uit het Zuiden een veel hogere rente op dan die uit het Noorden. En als een land nu eens beslist zijn schuld niet of in mindere mate terug te betalen? De Peruviaanse president Alan Garcia probeerde het. Hij besloot nog maar 30 procent van de schulden aan het Internationaal Muntfonds en de buitenlandse privé-banken terug te betalen. Wat gebeurde er? Het eerste schip dat onder Peruviaanse vlag in de haven van Hamburg aankwam werd op verzoek van een Duits bankenconsortium door het Duitse gerecht in beslag genomen. Peruviaanse vliegtuigen die in New York, Madrid of Londen landden werden op verzoek van de schuldeisers aangeslagen.
Een land dat insolvabel is kan ook via overleg met de banken een verlaging van de schuld tot bijvoorbeeld 30 of 40 procent van het totaal bedingen. Dan worden nieuwe schuldpapieren opgesteld, maar de oude schuldpapieren blijven in circulatie. Die worden door investeringsfondsen, die in belastingparadijzen zijn gevestigd, tegen een zacht prijsje gekocht. Die fondsen trekken met die papieren naar rechtbanken in New York, Londen of elders om de volledige terugbetaling van de oorspronkelijke schuld te eisen. Zeer dikwijls krijgen ze gelijk. Niet voor niets noemt men die fondsen aasgierfondsen. Een voorstel van een groep Latijns-Amerikaanse landen, gesteund door de Afrikaanse landen, om die fondsen internationaal te verbieden, werd vorig jaar in de Raad voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties door de meeste westerse landen (Frankrijk, Duitsland, Verenigde Staten enz.) verworpen.
Utopie
Hoe komt het dat dit alles onvoldoende of helemaal niet tot de doorsnee-burger doordringt? Is dat niet de taak van de media? Jean Ziegler wijst erop dat bijna alle journalisten bewust of onbewust aan zelfcensuur doen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat in het zogenaamde Vrije Westen een handvol miljardairs de media controleren. In Frankrijk bezitten vijf miljardairs meer dan tachtig procent van de maand-, week- en dagbladen. Al te shockerende informatie over wat de kapitalistische wanorde aanricht, wordt de bevolking onthouden. En over vrijheid gesproken, de verdedigers van het kapitalisme beweren altijd dat alleen dit systeem dat de vrijhandel hoog in het vaandel draagt de politieke vrijheid waarborgt. Het tegendeel wordt door zowat alle dictaturen bewezen die het kapitalisme verdedigen en de vrijheid in de kiem smoren. Ziegler verwijst naar de Chinese president Xi Jinping, een vurig voorstander van de volledige vrijhandel, maar tevens de leider van een repressief regime.
Kan het kapitalisme niet aangepast of verbeterd worden? Neen zegt Jean Ziegler, het kapitalisme moet vernietigd worden. Hij geeft toe dat dit een utopie is. Maar een utopie is zijns inziens een enorme historische kracht die verandering mogelijk maakt. Kijken we maar naar de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van de vrouw, de onafhankelijkheid van vroegere kolonies, allemaal zaken die tot niet zolang geleden als utopieën werden beschouwd, maar werkelijkheid werden. Over hoe het kapitalisme dan moet worden afgeschaft is Ziegler niet zo concreet. Hij pleit voor een massale bewustwording, mobilisatie en organisatie. Hoewel hij ook niet weet hoe het allemaal zal gebeuren en hoewel er geen programma is, mag ons dat volgens Ziegler niet beletten te hopen dat de generatie van zijn ‘kleindochter’ het kapitalisme zal verslaan. Vraag is niet alleen of het kapitalisme kan worden vernietigd, maar ook of het in zijn eventuele val het mensenras en de planeet aarde zal meesleuren.