Sedert een paar jaar geleden de hervormingstrein op gang kwam, kreeg Turkije veel lof. De Raad van Europa meende zelfs dat geen speciale monitoring meer nodig was van het land. Kritische waarnemers daarentegen wijzen er op dat de hervormingen grotendeels schijn zijn. Een recente bomaanslag(1) trok weer de aandacht op de schimmige, door het leger gecontroleerde “diepe staat” die feitelijk het land controleert.
De laatste episode in de controverse over de “diepe staat” en over wie er nu eigenlijk de politiek van Turkije bepaalt, begon op 9 november toen in Semdinli, in de Koerdische provincie Hakkari aan de grens met Irak, een bom werd gegooid naar een boekhandel. Daarbij vielen twee doden en enkele gewonden. Van overheidswege werd de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), die vanuit Irak in de provincie actief is, met de vinger gewezen. Maar de daders werden opgepakt en toen bleek dat ze geen PKK-ers waren, maar leden van de JIT, de geheime dienst van de rijkswacht, die in Turkije nog onder militair bevel valt. De verdachten bleken niet alleen over wapentuig te beschikken, maar ook over militaire doorgangsbewijzen en over lijsten met namen van mensen die al dan niet politiek aan de staat loyaal zouden zijn.
Dat alles leidde tot demonstraties en rellen, niet alleen in Semdinli, maar zelfs tot in Ankara toe. Oud-president Soeleiman Demirel, van wie verwacht kan worden dat hij het kan weten, zei na de aanslag aan de tv-zender NTV dat er in Turkije een dubbele regeringsstructuur bestaat: de staat en de “diepe staat”, die in moeilijke omstandigheden in het geheim beslissingen neemt.
En die moeilijke omstandigheden zijn er: na een eenzijdig bestand van vijf jaar heeft de PKK vorig jaar de guerrilla in het zuidoosten van Turkije hervat. Meteen begonnen de mensenrechtenorganisaties in Turkije weer melding te maken van buitengerechtelijke executies en onopgehelderde moorden.
De PKK voerde vijftien jaar lang, van 1984 tot 1999, toen haar leider Abdullah Öcalan werd ontvoerd in Kenia en naar Turkije werd gebracht, een guerrillaoorlog tegen de Turkse strijdkrachten, eerst voor Koerdische onafhankelijkheid, daarna voor Koerdische culturele autonomie. Officieel kwamen in die oorlog ongeveer 35.000 mensen om het leven. Maar de voormalige Franse ambassadeur in Ankara Eric Rouleau (voorheen journalist en Midden-Oostenspecialist bij het dagblad Le Monde), merkte in een artikel op dat er tussen 1984 en de eerste maanden van 1999 nog eens 18.500 Koerden werden vermoord zonder dat er ooit een dader werd opgepakt(2). Volgens hem was het duidelijk dat het ging om moorden door huurlingengroepen in opdracht van de Turkse inlichtingsdiensten.
Dat het Turkse leger en inlichtingsdiensten één en ander te verbergen hadden was al gebleken in 1996 ten gevolge van een zwaar auto-ongeluk in Susurluk. Uit het wrak van een luxe-Mercedes werden de lijken gehaald van de directeur van de politieacademie in Istanboel, Huseyin Kocadag (voorheen bevelhebber van de speciale troepen özel tim), en van Abdullah Catli, een extreemrechtse maffiabaas, die al jaren op de opsporingslijst van Interpol stond. Een derde inzittende, Sedat Bucak, lid van een dorpwachtersstam (dorpswachters zijn Koerden die voor de regering tegen de PKK vechten) en tevens parlementslid van de Partij van het Juiste Pad van Tansu Ciller, die toen vice-premier was, overleefde de klap van de botsing met een vrachtwagen. In de auto werden ook gesofistikeerde wapens en valse identiteitspapieren van de maffiabaas gevonden. Daaruit bleek duidelijk dat politiek, leger en maffia in het geheim samenwerkten in de bestrijding van de Koerden. Het Susurluk-schandaal was geboren, maar niemand werd ooit vervolgd en Bucak ging vrijuit. Hij werd nauwelijks verhoord, want hij zou aan “geheugenverlies” hebben geleden.
Begin 2000 brak het volgende schandaal uit toen bij een politieactie tegen de islamitische organisatie Hezbollah (Partij van God), tientallen zwaar gefolterde lijken van vermeende tegenstanders van de Turkse staat werden gevonden. De leider en stichter van de groep, Hüseyin Velioglu, kwam gemakkelijkheidshalve om het leven bij een gevecht met de politie. In totaal werden zowat 900 personen opgepakt. Maar het onderzoek liep al snel dood toen bleek dat de Hezbollah-leden, vooral Koerden die zich op basis van hun islamitisch geloof verzetten tegen Koerdische onafhankelijkheid en autonomie, door leger en politie waren opgeleid en waren bewapend door de Turkse staat. Hezbollah was een instrument van de “diepe staat” om de PKK en haar sympathisanten te bestrijden. Duidelijk werd ook dat de autoriteiten in het offensief gingen tegen Hezbollah toen ze hun greep op de islamitische extremisten begonnen te verliezen.
Premier Tayyip Erdogan beloofde na de bomaanslag in Semdinli dat er deze keer geen doofpotoperatie zal zijn. Een begrijpelijke uitspraak, want de zaak kan de onderhandelingen met de Europese Unie over Turkse toetreding schaden. Maar Erdogan moet wel rekening houden met de Nationale Veiligheidsraad (MGK), waar hij en enkele ministers zetelen naast de stafchef en de bevelhebbers van de landstrijdkrachten, van de lucht- en zeemacht en van de gendarmerie. Officieel is het overwicht van de militairen in de Nationale Veiligheidsraad, die de grote lijnen van het beleid van Turkije uitzet, afgebouwd omdat voor Europa de militairen onder controle van de burgerregering moeten staan en niet omgekeerd. Maar in de praktijk blijkt steeds weer dat de militairen uiteindelijk bepalen wat kan en wat niet kan.
De militairen spelen een belangrijke, zoniet de belangrijkste rol in de “diepe staat”. Die “diepe staat” bestaat verder uit het gerechtelijke establishment en hoge ambtenaren. Volgens Rojan Hazim(3) berust die “diepe staat” op oorlogsacademies, legeracademies, nationale veiligheidsacademies en instituten voor strategisch onderzoek, die de strategieën uitdokteren.
We citeren hier letterlijk uit dit artikel: “Vele figuren uit de “civiele” wereld worden uitgekozen en gevormd tot “staatsgetrouwe” personen. Om dit werk uit te voeren worden de meest “bekwame” en “kemalistische” militairen tewerkgesteld. Vele gouverneurs, politiecommissarissen, procureurs, rechters, adviseurs en dergelijke worden geselecteerd en onderworpen aan speciale vormingen waar zij gehersenspoeld worden. Deze mensen worden vervolgens op belangrijke staatsposten geplaatst. Ook worden er nuttige figuren uit de privé-sector geselecteerd die onderworpen worden aan hersenspoelingpakketten en op belangrijke posten worden gezet. Daarnaast zijn ook talrijke journalisten, columnisten, schrijvers, academici, bureaucraten enz. betrokken bij deze “propagandapraktijken”. Sommige van deze vormingspakketten zijn openbaar bekend. Maar de grote meerderheid ervan zijn staatsgeheim. De ultrageheime lespakketten handelen meestal over de te volgen strategie om het Turkse bestaan te vrijwaren binnen de huidige grenzen. Het “Koerdisch gevaar”, dat beschouwd wordt als een nationaal veiligheidsprobleem, maakt deel uit van die laatste soort vormingspakketten. Meestal gaat het om de “vernietiging” van “het probleem”. De Turkse onderwijsnetten, universiteiten en media dragen allen hun steentje bij tot het welslagen van deze hersenspoelingpolitiek.”
(Uitpers, nr. 70, 7de jg., december 2005)
Noten
(1) Ayfer Erkul, Bomaanslag bewijst bestaan van ædeep stateÆ in Turkije, in De Morgen van 19.11.05.
(2) Eric Rouleau, TurkeyÆs Dream of Democracy, in Foreign Affairs, november/december 2000, vol. 79, 6, p. 112
(3) Rojan Hazim, Militaire mentaliteit in Turkije en de Koerdische kwestie, in De Koerden, jg. 5, nr. 26, september-oktober 2005, blz. 12. De Koerden is het tweemaandelijks tijdschrift van het Koerdische Instituut vzw te Brussel. Info: Koerdisch Instituut, Bonneelsstraat, 16, 1210, Brussel. Tel. 02.230.89.30. E-mail; info@kurdishinstitute.be. Website : www.kurdishinstitute.be