Bijna veertig jaar geleden viel de Muur van Berlijn. Twee jaar later viel ook de Sovjet-Unie uit elkaar. Voor velen waren deze gebeurtenissen het eind van de ‘korte twintigste eeuw’: van de Eerste Wereldoorlog met daarna het ontstaan van de Volkenbond en een Internationale Arbeidsorganisatie – geen vrede zonder sociale rechtvaardigheid! – tot 1989 en het einde van de Koude Oorlog. Even ontstond de illusie van een vreedzame, eengemaakte wereld zonder ideologische tegenstellingen.
Toch is er in de afgelopen veertig jaar niet zo bitter veel veranderd. Het neoliberalisme was al wereldwijd van toepassing, de mondialisering van de handel was al bezig. Zeker, het kapitalisme kon uitbreiden in Oost-Europa, de socialistische grootmacht was verdwenen. De enige grote verandering was de opkomst van China als nieuwe grootmacht.
Vandaag, 2025, staat er meer op het spel. Het Westers bondgenootschap staat op springen. Het neoliberalisme heeft duidelijk gefaald en vandaag lijkt het de democratie te zijn die op de schop moet. Uiterst rechts staat aan de voordeur. Einde van het multilateralisme. Einde van de mondialisering. Einde van de verzorgingsstaten?
Er zijn stevige argumenten om te stellen dat de twintigste eeuw pas nu echt afloopt. Dat 1989 slechts het begin was van een transitieperiode naar een nieuwe wereldorde die nu in snelvaart wordt gekneed.
‘Een andere wereld is mogelijk’, inderdaad. Hij begint vandaag. Kunnen we zeggen hoe die wereld er moet uitzien?
Sociaal beleid
Het spreekt voor zich dat sociaal beleid een belangrijk element wordt in de nieuwe gang van zaken.
Ik zie en hoor vandaag zeer bemoedigende woorden en daden in België. Het verzet van 13 februari tegen de Arizona-maatregelen was fantastisch. ‘We moeten een fundamentele koerswijziging afdwingen’, zo lees ik bij het ACV. ‘Het is tijd om het tij te keren’, luidt het bij het ABVV.
Begrijpen de vakbonden dan niet dat er moet hervormd worden, is de respons van rechts. Natuurlijk begrijpen de vakbonden dat zeer goed, alleen willen ze niet dat dit enkel voor hen geldt en niet voor die veelbesproken ‘sterkste schouders’.
Precies vandaag pakt de WIL – World Inequality Lab – uit met nieuwe cijfers. In de hele wereld stijgt de ongelijkheid. Het is een ongelijkheid die, zoals al lang gesteld, democratie gewoon onmogelijk maakt. Er zijn geen gemeenschappelijke belangen meer tussen wie leeft met honderd miljoen – en veel meer – en wie leeft met tienduizend euro per jaar. Dat weet ook de rechterzijde zeer goed. Maar hoe vermijdt je dat de samenleving uit elkaar valt? Dat er algemene chaos heerst? Wie zou daar belang bij hebben?
Er moet dus opnieuw aan ‘natievorming’ gedaan worden, wij Vlamingen, wij Fransen, wij Duitsers. Weg met de ‘criminal aliens’, alle migranten het land uit. Dat dit economische onzin is, kan hen niet deren, op tijd en stond wordt er wel een mouw aan gepast. Belangrijk is dat ‘wij Vlamingen’ het knus en gezellig hebben met elkaar en samen ‘een inspanning’ leveren, want het kan echt niet anders.
Van verzorgingsstaat naar armoede naar … niets?
Er werd een lange weg afgelegd sinds 1989. In 1990 werd armoedebestrijding de grote mondiale prioriteit, verdedigd door de V.N. en nog meer door de internationale financiële instellingen. Het was een belangrijk keerpunt omdat tegelijk het hele ontwikkelingsproject op de schop ging en de vrijgekomen mondialisering de plaats in nam.
Het was ook duidelijk dat de nieuwe ‘armoedebestrijding’ geenszins een eind maakte aan het soberheidsbeleid van de ‘Washington Consensus’ of geld vrij maakte voor een echt sociaal beleid. Integendeel, de armoedebestrijding nam de plaats in van de al zeer beperkte verzorgingsstaten die er in het Zuiden bestonden. De toon was gezet. Staten zijn verantwoordelijk voor hulp aan extreem arme mensen, wie daar boven uit komt kan zich verzekeren op de particuliere markt. Armoedebestrijding was met andere woorden perfect verenigbaar met het neoliberalisme.
De kritiek en het verzet kwamen wel op gang. De IAO ijverde voor sociale rechtvaardigheid. UNRISD zette de ongelijkheid op de agenda. Snel bleek dat de armoedebestrijding van Wereldbank en IMF inderdaad niets betekenden. Er werd stilaan opnieuw gepleit voor ‘sociale bescherming’.
Dit was vooral geen exclusief verhaal voor het Zuiden. Neoliberalisme is en blijft mondiaal. In de Europese Unie werd gepleit voor de ‘modernisering’ van de sociale zekerheid. Sociale investeringen, activeringen, detacheringen, levenslang leren, sociale uitsluiting … al deze nieuwe termen, hoe goed bedoeld ook – in de meeste gevallen – ze zetten het beleid op de neoliberale leest. En ook al zijn er de afgelopen jaren uitstekende initiatieven genomen in verband met minimum lonen en -uitkeringen bijvoorbeeld, of met de Pijler voor sociale rechten, voor landen met een goede verzorgingsstaat zoals België kon het weinig zoden aan de dijk zetten.
Tel daarbij de ‘economic governance’ waartoe de Lidstaten zichzelf verplichten om een soberheidsbeleid te voeren. Wat helpt een stap vooruit op Europees vlak als die nationaal moet optornen tegen twee stappen achteruit?
Alle afgelopen regeringen hebben maatregelen genomen die gewone mensen pijn doen, van de loonnorm naar het optrekken van de pensioenleeftijd, het sterk verlagen van de sociale bijdragen voor de werkgevers, het privatiseren van overheidsdiensten, belastingverlagingen voor wie het goed heeft. Wordt de sociale zekerheid onbetaalbaar? Patrick Deboosere berekende dat de vergrijzing tot 2050 nauwelijks een verhoging van 0,15 % van het BBP vergt. En tegelijk wordt gepleit voor hogere defensie-uitgaven…
Ja, dit is een afbraak van verworven rechten, en ja dit is een zeer bewust afbraak van de hele verzorgingsstaat. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Dit is ook geen kwestie voor of van de Arizonaregering, dit stond al jarenlang op de agenda.
Ons model van verzorgingsstaat en sociale zekerheid bestaat in de internationale vertogen gewoon niet meer. Men spreekt er nu over ‘universele sociale bescherming’ maar die is niet universeel en gaat niet verder dan armenhulp. Herverdeling is uit den boze. Waar men van af wil is het systeem van sociale bijdragen, zogenaamd wegens ‘de concurrentie’ maar evenzeer om de vakbonden de das om te doen.
Wat dan?
Er zijn goede redenen om te denken dat het huidige verzet in nagenoeg alle Europese Staten tegen de afbouw van de verzorgingsstaten niet zal volstaan. En mocht het volstaan om, zeg maar, hier of daar een regering te laten vallen, wat dan? Is de weg terug naar wat we hadden de beste oplossing?
Er zijn vandaag zoveel veranderingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt dat we, zo denk ik, aan vernieuwende oplossingen moeten denken. Dus ja, we moeten hervormen.
Wie het boek van Jef Maes – ‘Onze sociale zekerheid’ – heeft gelezen, weet hoe de ingewikkeldheid van ons systeem nu al mensen doet afhaken omdat ze niet langer begrijpen wie waarom recht heeft op iets dan wel niet. Het systeem weer algemeen aanvaardbaar en wenselijk maken betekent dat we het transparanter moeten maken.
Dat hervormingen nodig zijn wordt ook duidelijk gemaakt door de vele veranderingen op de arbeidsmarkt. Dat komt niet enkel door nieuwe activiteiten maar eveneens door een bewuste poging om het salariaat zo veel mogelijk te vermijden. Het platformwerk en de ‘ueberisering’ zijn er de beste voorbeelden van. Die trend zal niet stil vallen.
Er is daarnaast het toenemende flexiwerk in alle vormen, mensen die kortlopende opdrachten aannemen, vaak zonder enige vorm van contract of bescherming.
Er is het vele zorgwerk, meestal in handen van vrouwen, onder- en onbetaald, met tekort schietende voorzieningen voor ouderen en kinderen.
Europa zit bovendien ontegensprekelijk in een proces van desindustrialisering en de nieuwe vormen van arbeid die worden gecreëerd zijn vaak eveneens van het ‘atypische’ soort. Als de VS of als onze buurlanden arbeid goedkoper maken, volgt er onverbiddelijk een probleem voor nieuwe investeringen.
Dat leidt tot de vraag over de betaalbaarheid van het systeem. Hoe moet sociale zekerheid gefinancierd worden zonder de inspraak en de macht van de vakbonden te breken?
Dat we af moeten van de onzinnige begrotingscriteria van de EU, spreekt voor zich. Er moet financiële ruimte worden vrijgemaakt voor een degelijk sociaal beleid met armoedebestrijding, sociale verzekeringen, openbare diensten en een degelijk arbeidsrecht.
Het systeem van sociale bescherming dat we hebben – of hadden – is uniek en mag niet opgegeven worden. Het is een structurele horizontale solidariteit voor iedereen. Vandaag lees ik hier en daar, ook bij progressieve mensen, dat ‘we in de toekomst meer zelf zullen moeten doen’. Wat dan? Wat kunnen burgers doen om de begroting van de sociale zekerheid in evenwicht te houden?
Er valt niet lang over na te denken. In plaats van ouderenzorg kan je beroep doen op buren of een verre nicht. Dank U wel. Of je kan aan crowdfunding doen om een dure behandeling te financieren. Je zal maar Mohamed of Meena heten in zo’n geval. Dit zijn oplossingen die perfect aansluiten bij een neoliberale benadering van vrijwilligheid en zogenaamde ‘verbondenheid’. Gezondheidszorg en pensioenen komen er niet verder mee.
Een goede verzorgingsstaat is perfect betaalbaar met een rechtvaardiger overheid die het geld haalt waar het zit en die doeltreffend weet om te springen met de beschikbare middelen.
Sociale bescherming blijft levensnoodzakelijk, want het enige alternatief is een bescherming door leger en politie met veel repressie. Het is dat systeem dat nu op ons afkomt.
Of met andere woorden. Verzet zoals het er is vandaag tegen de Arizonaregering is schitterend. Terug naar vroeger zal echter niet mogelijk zijn. We moeten durven nadenken over een vernieuwend, transparant systeem van bescherming en verzekering voor iedereen, loontrekkenden, flexiwerkers en gepensioneerden. Dat de vakbonden daarbij een eersterangsrol moeten spelen is duidelijk. Zij zijn het trouwens die als enige sociale beweging wereldwijd overeind zijn gebleven. Zij zijn het die het voortouw moeten nemen om de samenleving te beschermen. Het is een vraag van nu en van overal. Maar het is dringend, want het fascisme staat te trappelen.