Hartverwarmend was het, die uitspraken van Mike Bloomberg, op de trappen van het Elysée, tussen Emmanuel Macron en Anne Hidalgo. Maak je geen zorgen over Trump en zijn uitstap uit het klimaatakkoord, we hebben hem niet nodig, aldus de ex-burgemeester van New York. Wij, burgemeesters, gouverneurs en bedrijfsleiders zullen samenwerken om de doelstellingen van het akkoord te halen. Samen met anderen zal het filantropiefonds van Bloomberg de 15 miljoen US$ betalen die het klimaatsecretariaat nu tekort komt. Washington zal ons niet tegenhouden.
We kunnen niet anders dan blij zijn met een dergelijke verklaring. Er wordt al lang op gewezen dat steden een eersterangsrol kunnen spelen in het milieubeleid. Vandaag al woont meer dan 50 % van de wereldbevolking in steden, men verwacht dat dit tegen 2050 kan oplopen tot 80 %. Steden hebben de sleutels in handen om hun bevolking aan te zetten tot een bewustere consumptie, tot een betere mobiliteit, tot en andere energievoorziening. De vele initiatieven die de laatste jaren zijn ontstaan en die we nu onderbrengen bij ‘commons’ zijn het beste bewijs dat mensen ook hun lot in eigen handen kunnen nemen. Met wat steun van de overheid lukt dit trouwens nog beter.
Natuurlijk kunnen er ook vragen bij gesteld worden. Want een focus op de steden doet het platteland niet verdwijnen. Stadslandbouw zal de grote en kleine boeren niet overbodig maken. En ook daar, en misschien vooral daar, kan door de strijd tegen pesticiden, tegen de intensieve landbouw en veeteelt het milieu flink vooruit worden geholpen. Monsanto houden we niet tegen in de steden. Trouwens, het grootste en best georganiseerde verzet tegen de neoliberale mondialisering is vandaag te vinden bij de boeren en bij inheemse volken.
Groene groei
Bloomberg zei echter meer dan dat. Hij had het over de rol van bedrijfsleiders. En ja, het spreekt voor zich dat ondernemingen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen in de strijd tegen de klimaatverandering. Sommigen zullen dat doen uit overtuiging, maar de meesten zullen dat doen omdat er ook flink wat winst uit te halen valt. De groeisectoren van de toekomst zijn te vinden in hernieuwbare energie, in betere bouwtechnieken, in een andere mobiliteit, in allerhande technologische innovatie die de fossiele brandstoffen terug dringen, en godbetert in bio-engineering. De progressieve milieubeweging heeft er al jaren op gewezen dat het groene kapitalisme ons wel op korte termijn kan helpen, maar dat voor echte duurzaamheid ook naar dat kapitalisme zelf moet worden gekeken.
De aanhoudende winstaccumulatie met de groeiende ongelijkheid is gewoon niet houdbaar, blijvende groei op een eindige planeet is gewoon onmogelijk. Daarover hoor je niets bij de ondernemingen die denken gewoon verder te kunnen werken als in het verleden.
Groene infrastructuur is zeker nodig en kan trouwens zorgen voor meer werkgelegenheid dan er door de toenemende robotisering dreigt verloren te gaan. Maar indien de economische en sociale rechten van werknemers niet worden gerespecteerd en het ondernemingen enkel om kortetermijn groei en winst te doen is, dan brengt de groene groei ons niet dichter bij een betere wereld.
De agenda van Davos
En Bloomberg zei nóg meer. Want de agenda die achter zijn redenering schuil gaat is netjes uitgelegd in een rapport van het Wereld Economisch Forum in Davos van 2010. Dat is inmiddels lang geleden en de wereld is in niet geringe mate veranderd, maar toch hoofdzakelijk in de richting die het rapport al aangaf. ‘Global Re-Design Initiative’ heette dat verslag en het gaat, kort samengevat over wat in het jargon ‘multistakeholderism’ wordt genoemd.
Het rapport beschrijft de noodzaak om internationale samenwerking te re-organiseren. Nu zijn het enkel Staten die bilateraal en in internationale instellingen afspraken maken en akkoorden sluiten. We weten dat dit systeem alsmaar minder goed werkt, op regionaal vlak zowel als mondiaal. We weten allemaal zeer goed dat er dringend milieu-akkoorden nodig zijn, handelsverdragen, mondiale belastingen en een mondiale herverdeling. We hebben een Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, maar die rechten worden dagelijks met voeten getreden.
Internationale samenwerking, zo stelt het verslag, is een zaak voor iedereen want we leven in een wereld waarin iedereen van alle anderen afhankelijk is. Het interstatelijk internationaal systeem is aan herziening toe.
Dat is natuurlijk al lang aan de gang. In de jaren ’80 en ’90 verschenen diverse studies over hoe en beter wereldbestuur er kan uitzien, over hoe de ‘civil society’ bij het bestuur kan worden betrokken, hoe de Verenigde Naties kunnen worden hervormd. En bij de VN werd gestart met een ‘Global Compact’, een akkoord waarin grote ondernemingen beloofden zich te houden aan een aantal basisprincipes voor sociale rechtvaardigheid en milieubescherming. Totaal vrijblijvend, uiteraard.
Bij elke grote wereldconferentie van de VN waren er wat meer ‘stakeholders’ aanwezig, en meer en meer werden de ‘Gutmenschen’ van de NGOs verdrongen door de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, eveneens ‘civil society’ genoemd. Op conferenties zoals die in Johannnesburg over ‘milieu en ontwikkeling’ (2002) of de eerste conferentie over de Financiering van Ontwikkeling in Monterrey, Mexico (2002) liep het werkelijk de spuigaten uit. Het was alsof de bedrijfsbelangen op de eerste plaats stonden.
Wat dit betekent is echter niet in eerste instantie dat er meer macht naar de steden gaat, maar wel dat Staten worden afgebouwd en afgezwakt. Ze zijn de willige slachtoffers geworden van zware lobbying, ze hangen volledig af van de financiële sector, ze zijn afhankelijk van het bedrijfsleven voor hun data en moeten toegeven aan multinationals – die veel sterker en machtiger zijn dan die Staten zelf – om niet langer bindende verdragen te sluiten maar zich tevreden te stellen met gedragscodes.
Niet zelden speelden progressieve NGO’s hier trouwens een nefaste rol in. Ze waren dolgelukkig om mee uitgenodigd te worden op het ‘overleg’, hoewel hun stem daar nooit kon opwegen tegen die van de grote ondernemingen, en ze zagen er geen graten in dat die ‘oubollige’ vakbonden er niet bij waren.
Zo werden staten geleidelijk aan gevangen genomen (‘captured’) door het bedrijfsleven en verschillende VN-instellingen zouden zonder particuliere ‘mede-financiering’ niet eens kunnen overleven. Ook dat is een gevolg – of een bedoeling? – van het ‘soberheidsbeleid’ dat minder en minder middelen voorbehoudt voor nationale staten.
Dat is inmiddels zeer zichtbaar geworden in de hele ontwikkelingssector waarvan het geld meer en meer rechtstreeks naar ondernemingen uit het Noorden vloeit. Soms schuilt de ideologie in één klein lettertje: in het akkoord over de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van 2015 wordt gesproken over ‘global partnershipS’, versta, ook met ondernemingen. Ondertussen kunnen lokale bedrijven in het zuiden nauwelijks overleven en sluizen multinationals er voor elke US$ die aan ‘hulp’ binnen komt 10 US$ illegaal naar buiten.
Een even schrijnend voorbeeld van hoe staten het moeten afleggen tegen multinationals is uiteraard het ISDS (Investor State Dispute Settlement), de geschillenregeling die nu in alle handelsverdragen wordt opgenomen. Bedrijven kunnen staten dagvaarden als die hun winst in gevaar brengen, door sociale wetgeving of door milieunormen b.v. De voorbeelden zijn legio, van de verhoging van het minimumloon in Egypte, tot de gezondheidsvoorschriften op sigaretten in Uruguay of de kernuitstap in Duitsland.
Denk daarnaast aan de snel toenemende PPP’s (public private partnerships) in de sector van de overheidsdiensten en ook aan de bloeiende sector van de filantropie, aan Bloomberg die het Secretariaat van de klimaatconferentie mee wil financieren, aan Bill Gates die met transgene muggen de malaria wil uitroeien, aan de Rockefeller Stichting die de groene revolutie predikt. Inspraak? Democratie? Controle? Welnee.
Besluit
Er wordt graag geschermd met ‘onze waarden en normen’. Democratie en mensenrechten zijn er een belangrijk onderdeel van. Maar jarenlang al wordt met een afgunstig oog gekeken naar landen als China die zich in razendsnel tempo kunnen ontwikkelen, niet gehinderd door vervelende pottenkijkers en moeizame politieke compromissen.
Er mag geen twijfel over bestaan: dit is vandaag het ideaalbeeld van de machthebbers. En de groeiende ongelijkheid komt die machthebbers erg goed uit. Wat wegen enkele goedmenende NGO’s op tegen multinationale bedrijven als ze aan één onderhandelingstafel zitten? Wat wegen Staten trouwens op tegen diezelfde banken en ondernemingen? Het spreekt voor zich dat de echte machthebbers wel een tijdje aan de zijlijn willen staan en de formele beslissingen door politici laten nemen, maar er komt een ogenblik waarop ze menen te weten dat hun tijd is gekomen. Ze beslissen dan zelf.
Het neoliberalisme is veertig jaar geleden begonnen met het afbouwen van de democratie. De economie werd zonder slag of stoot aan de democratische besluitvorming onttrokken, er was nog slechts één niet-bespreekbaar model. Maar het neoliberalisme is een politiek programma, meer dan een economisch project. Geleidelijk aan werd de macht van Staten afgewend, eerst door ogenschijnlijk de democratie te verbeteren en de civil society te laten meedoen, hoe ongelijk de machtsverhoudingen ook waren. Daarna door meer en meer zelf aan de touwtjes te trekken en de besluitvorming volledig aan de al dan niet zichtbare wil van de echte machthebbers te onderwerpen.
Wat betekent dit concreet? De nationale staten zullen zeker niet verdwijnen. Wel is het programma om enkel de ‘diepe staat’ (cfr Lenin) over te houden, die van de werkelijk noodzakelijke instellingen, van de echte macht. Weg met alle overtollige instellingen en beleid. Wel de eigendomsrechten beschermen, niet de economische en sociale rechten. Wel de banken beschermen, niet de kleine zelfstandigen die trachten te overleven. Wel de grote ‘waarden en normen’, het concurrentievermogen en de vrije markt, niet de kleine, zoals mensenrechten en democratie.
Meer en meer is er over de hele wereld protest en verzet tegen wat het ‘dominante systeem’ wordt genoemd. De generatie van de ‘millennials’ pleit voor meer democratie en neemt het heft in eigen handen. Er wordt gewerkt aan ‘commons’, men denkt in veel gevallen de Staat niet langer nodig te hebben. Men droomt van een wereld waarin mensen op vrijwillige basis en met de beste bedoelingen gaan samen werken met elkaar en denkt dit tot een betere wereld voor de hele mensheid zal leiden. Ze dwalen. Van hen zijn de machthebbers niet bang, wél van de rechts-populistische partijen die evenmin democratisch zijn, maar de economische orde wel kunnen verstoren, al was het maar door de nationale ‘soevereiniteit’ voorop te stellen. Ook zij dwalen want in een geglobaliseerde wereld kom je niet ver met nationaal zelfbeschikkingsrecht, tenzij je er oorlog en conflict bijneemt.
Wat dan wel? Het verdedigen van nationale soevereiniteit is een doodlopend spoor, de beslissingsmacht is al lang naar elders verhuisd. We moeten beseffen wat er aan het gebeuren is, verder werken aan ‘commons’, maar tegelijk aan het verdedigen van democratische en participatieve nationale staten, internationale instellingen en mondiale regelgeving. We moeten leren samenwerken en transnationale bewegingen vormen, een echte tegenmacht opbouwen. There is no alternative.
Dat Trump wordt uitgeschakeld is één ding, maar niet Bloomberg moet beslissen, noch New York, noch Parijs. De sterke milieuvernietiging door oorlogen en conflicten, de grote vervuilende multinationals kunnen enkel worden gestopt door sterke Staten en door een consequente internationale samenwerking, gesteund door sterke en transnationale sociale bewegingen.