What evil spirit have you familiarity with?
None.
Have you made no contract with the devil?
No.
Why do you hurt these children?
I do not hurt them. I scorn it.
Who do you imploy then to do it?
I imploy no body.
What creature do you imploy then?
No creature. I am falsely accused.
Bovenstaande passage is een extract uit de ondervraging door de rechtbank van Sarah Good, een in Salem wonende bedelares, die onschuldig pleitte, voordat zij samen 18 andere mensen, die evenals zij van hekserij werden beschuldigd, in 1692 om het leven werd gebracht door ophanging.
Eveneens zouden er gedurende deze periode in het puriteinse Salem, gelegen in de Staat Massasuchetts, meer dan 20 mensen in de gevangenis overlijden, voordat een einde kwam aan deze korte periode van massahysterie.
Hierbij dient aangetekend te worden, dat het de enige heksenprocessen betreffen, die ooit in de Verenigde Staten zijn gehouden. De aanleiding hiertoe was gelegen in een plotselinge golf van waarschijnlijk psycho-somatische aanvallen van hysterie onder een aantal in Salem aanwezige tienermeisjes, waaronder de dochter van de plaatselijke religieus-fanatieke
dominee, die vervolgens een aantal meest vrouwelijke inwoners van het stadje, waaronder Sarah Good, aanwezen als oorzaak van hun ziekte, hetgeen volstond om de betreffende schuldig te verklaren aan hekserij en over te gaan tot hun terechtstelling
Opvallend echter was eveneens, dat een deel van de meisjes, die deze beschuldigingen uitten, de dochters waren van vooraanstaande landeigenaren, die tevergeefs getracht hadden, land te kopen van de mannen van een aantal van de beschuldigde vrouwen, hetgeen een machtsmotief en eventuele beïnvloeding door de ouders niet uitsloot.
Van enige poging tot bewijsvoering, alsmede een advocaat voor de verdachten, was geen sprake, aangezien de beschuldiging als zodanig volstond. Pas toen de meisjes, waarschijnlijk machtsdronken geworden door hun succes, eveneens vooraanstaande mensen, zoals de vrouw van de toenmalige gouverneur van de Staat, Lady Phillips, van hekserij beschuldigden, ontbond de betreffende gouverneur de heksenrechtbank, waarna aan de collectieve hysterie een einde kwam
Hoewel een en ander zich, evenals de in de 17e eeuw in Frankrijk en met name Duitsland veelvuldig voorkomende heksenprocessen, in latere tijden niet in deze vorm heeft voorgedaan, is het tekenend, dat er ook in latere historische perioden sprake is geweest van op de kenmerken van een heksenjacht lijkende vervolging van een specifieke groep mensen.
In dit verband wil ik met name wijzen op de McCarthyiaanse heksenjacht op echte of vermeende communisten in het Amerika van de vijftiger jaren van de vorige eeuw, alsmede de hedendaagse door een groot aantal zowel Westerse als niet-westerse landen genomen anti-terreurmaatregelen, die in belangrijke mate in strijd zijn met de rechten van verdachten beginselen van de democratische rechtsstaat.Ook laat de behandeling van terreurverdachten in een aantal gevallen zeer te wensen over
Ik zal in onderstaande met name wijzen op het mi verontrustende verband tussen deze historische heksenvervolgingen en de hedendaagse anti-terreurmaatregelen cq procesvoeringen, toegelicht aan de hand van de hedendaagse situatie in Nederland
Heksen en heksenprocessen:
Van belang is in dezen, dat hoewel het verschijnsel hekserij reeds vanaf de vroege Middeleeuwen in Europa zeer gevreesd was en er strafmaatregelen tegen de van hekserij beschuldigde, meest vrouw, genomen werden, dergelijke maatregelen geen uitzonderlijk karakter droegen binnen de toenmalige strafwetgeving. Zo was er in dergelijke gevallen veelal sprake van de betaling van een geldboete of verbanning. De grote kentering betreffende grootscheepse vervolgingen had niet plaats in de Middeleeuwen, maar in het begin van de Renaissance-periode, met name in de tweede helft van de zestiende eeuw en de eerste helft van de zeventiende eeuw
Hoewel er aanvankelijk ook heksenvervolgingen plaatshadden in de toenmalige Noordelijke Nederlanden [de latere Republiek der Nederlanden, die toen nog onder Spaans bewind stond], hebben de hevigste heksenvervolgingen plaatsgehad in de eerste helft van de zeventiende eeuw, in Frankrijk en Zwitserland, maar met name in Duitsland tijdens de dertigjarige oorlog
[1618-1648].
De basis voor deze verhevigde vervolging vormde, nog afgezien van het door oorlog en slechte sociaal-economische omstandigheden en het op bijgelovige angst gebaseerde zondebokprincipe, het door twee middeleeuwse monniken, Heinrich Kramer en Jacob Sprenger geschreven boek Malleus maleficarum of te wel de heksenhamer, dat in 1486 verscheen. Hun denkbeelden, die pas ruim een eeuw later grote invloed zouden krijgen,
waren voor duizenden mensen van desastreuze betekenis.
Zij vertrokken namelijk, in tegenstelling tot de hieraan voorafgaande weliswaar veroordelende, maar nog redelijk gematigde opvatting tav heksen vanuit het standpunt,
dat zij een heel nieuw kwaad ontdekt hadden, namelijk dat van de duivel die door middel van heksen de wereldheerschappij wilde overnemen. Aangezien de aanklacht van hekserij uiteraard niet of nauwelijks te bewijzen was volgens de normale bewijsregels, was voor deze unieke misdaad reeds een bekentenis van de beklaagde voldoende om hem of haar schuldig te
bevinden. Deze bekentenis mocht op de pijnbank worden afgedwongen.
Het behoeft geen betoog, dat de aldus ondervraagden bereid waren, alles te bekennen wat van hen gevraagd werd en eveneens anderen te beschuldigen, waardoor een sneeuwbaleffect ontstond en met name in het Duitsland van de eerste helft van de zeventiende eeuw, soms een derde van de dorpsbevolking slachtoffer werd van de heksenvervolgingen
Overeenkomsten met de huidige anti-terreurmaatregelen:
Uiteraard is het evident, dat, in tegenstelling tot het terrorisme, de heksenvervolgingen gebaseerd waren op angst voor niet-bestaande misdrijven. Wel dient aangevoerd te worden, dat hekserij voor de Middeleeuwse en post-middeleeuwse machthebbers en bewoners als een reëel en ernstig gevaar werd beschouwd. Cruciaal is echter het feit, dat er een aantal belangrijke overeenkomsten kunnen worden vastgesteld tussen de toenmalige heksenvervolgingen en de huidige terrorismebestrijding, zowel in Nederland als internationaal.
A Doel heiligt de middelen en het nemen van ”bijzondere maatregelen”
Opvallend is de sterke overeenkomst tussen de door de Middeleeuwse monnikenauteurs in hun boek opgebouwde redenatie tav heksen en hekserij enerzijds en de na de aanslagen van 11 september 2001 ontwikkelde politiek-maatschappelijke attitude tav terreurbestrijding alsmede de rechten van terreurverdachten en veroordeelden, anderszijds.
Deze attitude namelijk impliceerde in beide gevallen, dat er hier sprake was van een ”nieuw kwaad”, dat dermate bedreigend was voor de veiligheid van burgers en Overheden, dat ”bijzondere maatregelen” waren gerechtvaardigd.
Ten aanzien van de heksenjacht leidde een en ander tot een geheel nieuwe procesvoering, speciaal voor hekserij, waarbij martelingen als gangbare ”ondervragingstechniek” werden ingevoerd en meegenomen als bewijsmateriaal.
Betreffende de huidige antiterreurbestriijding is er sprake van de in vele landen in de wereld speciaal op echte of vermeende terroristen geënte ”antiterreurwetgeving”, die in belangrijke mate de rechten van terreurverdachten inperkt en kan leiden tot de schending van de principes
van de rechtsstaat. Eveneens is er in een aantal landen met reeds een slechte mensenrechtenreputatie sprake van marteling en mishandeling van terreurverdachten, waarbij eveneens een aldus verkregen bekentenis wordt meegenomen als bewijsmatertiaal. Beruchte voorbeelden zijn dienaangaande kanden als Syrie, Jordanie, Egypte, Pakistan, Marokko, Algerije en Yemen. Eveneens maken de Amerikaanse ondervragers zich met name in een aantal Afghaanse en Iraakse gevangenissen schuldig aan martelingen van gevangenen, waaronder terreurverdachten
Uitzetting/uitlevering van terreurverdachten aan mensenrechtenschendende
landen:
Hoewel er in de meeste West-Europese landen, met uitzondering van Frankrijk en Spanje, geen sprake is van systematische en structurele ernstige mensenrechtenschendingen, zoals foltering, worden door Europese en de Amerikaanse regeringen, waaronder Nederland, met enige regelmaat terreurverdachten teruggestuurd naar landen, waaronder bovengenoemde, met een slechte tot zeer slechte mensenrechtensituatie, hetgeen niet alleen inhumaan is, maar eveneens in strijd met artikel 3, VN-Antifolterverdrag, dat terugzending van mensen naar landen met een martelingsrisico verbiedt.
Een voorbeeld van schending van dit Verdrag door Nederland is o.a. de uitzetting van toenmalige Hofstadverdachte Zine L.A. naar Marokko, waarbij niet alleen zijn aanwezigheidsrecht betr het nog te voeren Hofstadproces werd geschonden, maar eveneens zijn mensenrechten, gezien zijn terreurstempel en de slechte mensenrechtensituatie in Marokko, met name betreffende de behandeling van terreurverdachten
Het bijzondere karakter van de anti-terreurwetgeving in de Lage Landen:
Was er bij de heksenvervolgingen sprake van algehele rechteloosheid bij de procesgang, waarbij geen sprake was van recht op een advocaat, laat staan bewijsvoering, eveneens is er in de hedendaagse antiterreurwetgeving in Nederland sprake van een ernstige inperking van de rechten van de verdachte. Zo kan in de huidige dd 10-8-2004 antiterreurwetgeving met name AIVD-bewijsmateriaal gebruikt worden bij een strafproces zonder dat de verdachte cq verdediging op de hoogte is van inhoud en herkomst van het materiaal. Het is evident, dat een en ander een ernstige schending is van de rechten van de verdachte, aangezien hij zich noch hiertegen kan verdedigen, noch de onjuistheid cq onrechtmatigheid van het bewijs kan aantonen. Wel dient de rechter in de gelegenheid te zijn, dit bewijsmateriaal te kunnen toetsen
Aangezien echter de rechter niet in het belang van verdachte een en ander kan toelichten en rechtzetten, kan iemand tegenwoordig in Nederland veroordeeld worden op grond van ”geheime informatie”.
B Bewijsvoering:
Een andere overeenkomst tussen heksenjachten en antiterreurmaatregelen is het geheel of gedeeltelijk ontbrekende sluitende bewijs in de procesgang. Ontbrak dat, evenals het recht op een advocaat, geheel bij de heksenjachten, ook in Nederlandse terreurprocessen is er sprake geweest van zowel ontbrekend bewijs, alsmede veroordelingen, die in sommige gevallen
gedeeltelijk berusten op onjuiste of onduidelijke bewijsgrond. Hierop kom ik aansluitend terug.
Niet altijd echter is een en ander ten nadele geweest van de betreffende verdachten:
Zo heeft het gebruik door de AIVD van gebrekkig en niet sluitend te maken bewijs zowel in de eerste Rotterdamse terreurprocessen dd 2002 en 2003, alsmede in de twee eerder tegen terreurverdachte Samir A gevoerde processen, tot vrijspraak geleid.
Eveneens dient vermeld te worden, dat in het pas gevoerde Hofstadproces, het via het AIVD-ambstbericht aangevoerde bewijsmateriaal, niet als zodanig door de rechter is toegelaten als bewijsmateriaal vanwege het gebrek aan toelichting op het ambtsbericht door de heren van Hulst [hoofd AIVD], zijn plaatsvervanger Bot en de toenmalige landelijke officier terreurbestrijding.
De Hofstadveroordelingen:
Bij het recentelijk tegen 14 Hofstadverdachten gehouden strafproces is er sprake geweest van 5 vrijspraken en 9 veroordelingen, waarbij de straffen varieerden van 18 maanden gevangenisstraf tot 15 jaar. 4 Veroordeelden stonden direct op vrije voeten, aangezien hun pre-detentie hetzij langer, hetzij even lang geweest was als de veroordeelde straf.
Zonder en detail op alle door de rechtbank genoemde vonnisoverwegingen in te gaan, springt in de eerste plaats in het oog het feit, dat geen enkele verdachte is veroordeeld op grond van planning cq voorbereiding tot het beramen van een terroristische aanslag. Hoewel drie hunner zijn veroordeeld vanwege niet als terroristisch aangemerkte strafbare feiten, is de rest hunner veroordeeld vanwege lidmaatschap van een criminele en terroristische organisatie en het
verspreiden van ”haatzaaiende geschriften”
Criminele en terroristische organisatie:
Nergens is door de rechtbank afdoende bewezen, dat de door haar als organisatie aangemerkte huiskamerbijeenkomsten inderdaad de voorbereiding cq intentie tot het daadwerkelijk plegen van een aanslag ten doel had.In de compilatie van de veroordelingen werden door de rechtbank slechts bijeenkomsten beschreven, waarop door een wisselend aantal bezoekers, die al evenmin regelmatig aanwezig waren, werd gesproken over een diversiteit aan religieuze geschriften en eveneens religieuze studies, onder leiding van een leraar of een van de aanwezigen plaats hadden.
Eveneens werd er uiting gegeven aan frustraties mbt het Amerikaans-Brits politiek-militair optreden in het Midden-Oosten en stevige kritiek geuit op Nederlandse politici als de heer Wilders en Hirsi Ali, wier politieke uitspraken en gedachtengoed in meerdere of mindere mate een sterk anti-islamitisch karakter droeg.
Aangezien op geen enkele wijze aantoonbaar gemaakt kon worden, dat er op deze bijeenkomsten, waarop een diversiteit van streng religieuze opvattingen en bovengenoemde frustraties werd geuit, ook daadwerkelijk gewelddaden werden gepland, hetzij er sprake was van een bewijsbare intentie, acht ik het uiterst dubieus, dat de rechtbank, die zich bij haar bewijsvoering daarenboven ook heeft bediend van fragmentarische chatgesprekken, waarvan de zwaarte genendele bewezen kon worden, op grond van dergelijke uiteenlopende uitspraken, geschriften en documenten, tot de conclusie is gekomen, dat hier sprake zou zijn van een criminele en terroristische organisatie.
Een ander de rechtbank te verwijten punt acht ik eveneens het feit, dat zij bij haar gebruik van de terminologie Jihad, hetgeen meestal wordt gebruikt voor de militaire strijd tegen de Amerikaanse bezettingsleger in Irak, geen verschil heeft aangebracht tegen het gelegitimeerde verzet tegen een bezettingsleger en de illegale aanslagen op burgers en burgerdoelen.
Extreme geschriften
Zeer kwalijk acht ik eveneens de veroordelingsgrond op de verspreiding van ”haatzaaiende” geschriften. In de eerste plaats ontbreekt ook hier weer ieder aan te brengen onderscheid
tussen streng-religieuze geschriften, video’s met beelden van de gewapende strijd tegen het Russische of Amerikaanse bezettingsleger in respectievelijk Tsjetsjenië en Irak cq Afghanistan en inderdaad schokkende beelden van de onthoofding van gijzelaars
In de tweede plaats wordt door de rechtbank gevoeglijk uit het oog verloren, dat zowel het in bezit hebben, alsmede de verspreiding van dergelijk materiaal, ressorteert onder de vrijheid van meningsuiting, die wel degelijk kan worden beperkt door de wet, maar mi slechts kan leiden tot een boete of een verspreidingsverbod, maar niet tot celstraf
Omstreden bewijsmateriaal:
Zorgwekkend acht ik eveneens het feit, dat de rechtbank tenminste in het geval van Malika C, die voor de rechtbank en de rechter-commissaris weigerde haar eerdere aan de politie afgelegde verklaring te bevestigen, toch gebruik gemaakt heeft van haar eerder afgelegde verklaring, waarmee zij zich mijns inziens, ten nadele van verdachten, heeft bediend van omstreden bewijsmateriaal ”
Eveneens heeft de rechtbank zich een aantal keren bij haar bewijsvoering bediend van eigen interpretatie, die niet alleen in hoge mate populistisch was, maar al evenmin nader werd gemotiveerd.
Hoewel in dezen niet terechtstaand, had de rechtbank bij haar procesconclusie eveneens in aanmerking dienen te nemen de eveneens op Internet verschenen xenofobe uitspraken cq geschriften, hetzij artikelen uit extreem-rechtse hoek, niet met de bedoeling deze eveneens te onderwerpen aan haar mi onjuiste veroordelingscategorieen van geschriften, maar slechts ter
relativering van haar eindoordeel tav de aard en het karakter van bovengenoemde geschriften uit islamitische hoek.
In dezen acht ik dus een aantal door de rechtbank gemaakte bovengenoemde keuzen, die tot bovengenoemde veroordelingen hebben geleid, op gespannen voet staan met de rechten van verdachten op een eerlijk en onafhankelijk proces
C Behandeling gedetineerden
Een andere overeenkomst tussen de heksenjachten en deze antiterreurmaatregelen is de al dan niet openlijk geventileerde opvatting, dat de betreffende verdachten minder of in het geheel geen rechten zouden hebben. Expliciet werd dit tot uiting gebracht door de openlijk-slechte
behandelingen van heksenverdachten, met name door marteling als openlijke verhoormethode. In de hedendaagse strijd tegen het terrorisme heeft een en ander een meer
impliciet karakter, aangezien zelfs de landen met de meest beruchte mensenrechtenreputatie, zelden martelingen zullen toegeven.
In Nederland is er eveneens een aantal keren sprake geweest van mensenrechtenschendingen tav terreurverdachten. Zo meldt de EORG-Nederland, de belangenorganisatie voor gedetineerden, dat er sprake is geweest van mishandeling van terreurverdachte Samir A bij zijn arrestatie in oktober 2005. Eveneens zouden hem zowel in december als januari medicijnen zijn onthouden, hetgeen heeft geleid tot verhoogde ziekteverschijnselen, waarna hij in december 2005, onder druk van de EORG is opgenomen in het penitentiair
ziekenhuis in Scheveningen.
Verder is er eveneens op grond van aan de EORG verstrekte informatie, sprake geweest van slechte behandeling van een aantal Hofstadverdachten tijdens hun voorarrest, waarbij bladzijden uit de Koran zouden zijn gescheurd en verdachten urenlang gedwongen waren, op een koude vloer op de grond te zitten.
D Isolatie in detentie en sociaal-maatschappelijke isolatie
Een ander door de middeleeuwse maatschappijen beproefd middel was de isolatie van de betreffende heksenverdachte, hetgeen eveneens overeenkomsten heeft met de huidige situatie in Nederland.
Isolatie Mohammed B
Zo is er sprake van de detentie van Mohammed B in de Extra Beveiligde Inrichting te Vught, waarbij hij in afzondering van andere gedetineerden verblijft. In feite is er zelfs een vleugel voor hem vrijgemaakt om het contact met anderen tegen te gaan. Hoewel deze maatregel om de zes weken wordt herbeoordeeld, is deze maatregel de facto sinds zijn veroordeling dd augustus 2005 van kracht. Nog afgezien van de inhumaniteit in dezen, is een dergelijke langdurige en vrijwel automatisch verlengde isolatie in strijd met de internationale
mensenrechtenregels.
Bank en verzekeringsverbod van de ministers Bot en Zalm:
Tenslotte wil ik in dit verband nog wijzen op het recentelijk door de ministers Bot en Zalm ingestelde bank en verzekeringsverbod tav de Hofstadveroordeelden. Diegenen, die zijn vrijgesproken, ressorteren niet onder deze maatregel. Deze dd 27-4 ingegane maatregel houdt in, dat de banken en verzekeringsbedrijven geen financiële dienstverlening meer mogen verlenen tav de reeds eerder genoemde 9 veroordeelden. In de praktijk komt het erop neer, dat zij niet meer in staat zijn financiële transacties te verrichten zoals het lenen van geld, noch zichzelf kunnen verzekeren. Eveneens zijn hun reeds aanwezige banktegoeden bij dezen bevroren, hetgeen het verlies van de hen ter beschikking staande huidige financiële middelen
impliceert.
Ik acht een dergelijk verbod ten enenmale onacceptabel. In de eerste plaats is er sprake van rechtsongelijkheid tav andere veroordeelden in Nederland. In de tweede plaats is een en ander in strijd met artikel 1, Ned Grondwet, dat discriminatie van welke categorie ook verbiedt.
Ten derde is mi de referentie van de minister aan VN Veiligheidsraadsresolutie 1373, die oproept tot bevriezing van banktegoeden van met name terroristische organisaties en personen, hier niet van toepassing, aangezien de resolutie met name verwijst naar reeds gepleegde of aantoonbaar te plegen aanslagen, waarvan in hun veroordeling geen sprake is.
Het belangrijkste acht ik echter het feit, dat deze zeer drastische maatregel in strijd is met het recht van iedere Nederlandse burger op de opbouw van een behoorlijke levensstandaard, hetgeen hiermee onmogelijk gemaakt wordt en indruist tegen de internationale mensenrechtenregels.
Met name het bovenstaande bank en verzekeringsverbod toont aan, hoe ver een Overheid kan gaan in haar heksenjacht tegen echte of vermeende terroristen. Wanneer hieraan geen paal en perk wordt gesteld door kritische protesten vanuit de samenleving, zullen de fundamenten van de Nederlandse rechtsstaat steeds meer worden ondergraven
Waartoe dat kan leiden, wordt aanstaande week op 4 mei, Dodenherdenking, herdacht.
(Uitpers, nr. 75, 7de jg., mei 2006)
Bronnen:
Britta Bohler: Crisis in de rechtsstaat
Rechtbankuitspraken inzake Hofstadproces:
Zie
http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Actualiteiten/Rechtbank+heeft+uitspraak+gedaan+in+zaken+verdachten+Hofstadgroep.htm
Sanctieregeling terrorisme 2006 [tav bank en verzekeringsverbod minister
Bot]
Zie
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/continuation=23440-002/session=315342230955064/action=javascript-result/javascript=yes
VN-Veiligheidsresolutie nr 1373 tav bevriezing tegoeden terroristische
organisaties en personen
Zie
http://www.un.org/Docs/scres/2001/sc2001.htm
Rapport Human Rights Watch tav uitzetting terreurverdachten naar landen met
een slechte mensenrechtenreputatie
Zie
Still at risk:
http://hrw.org/reports/2005/eca0405/
Tav heksenjachten en heksenprocessen:
http://www.salemweb.com/memorial/
http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenjacht
http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenvervolging