Ondanks enkele voor de Verenigde Staten belangrijke dossiers zoals de oorlog tegen drugs, vrije-handelsakkoorden en immigratie, werd Latijns-Amerika maar weinig vernoemd in de electorale campagnes van de Amerikaanse verkiezingskandidaten. Naar het concrete Latijns-Amerika-beleid van Obama is het dan ook een beetje zoeken. Voorlopig valt vooral de verandering in stijl en toon op.
FTAA
De verschillende soorten bemoeienissen van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika om te beletten dat linksere partijen er de macht zouden verwerven even buiten beschouwing gelaten, bestond het Latijns-Amerika-beleid van Washington de afgelopen 15 jaar hoofdzakelijk uit het proberen bewerkstelligen van vrije handel over het gehele continent, dit door middel van een verdrag. Toen Bush aantrad was het zijn betrachting om tegen 2003, 34 landen te overtuigen deel te nemen aan de Vrije Handelszone van de Amerika’s of FTAA. Clinton, die het idee voor het eerst lanceerde in 1994, had dezelfde doelstelling tegen 2005. Tegen 2003 was het FTAA in de praktijk echter uit elkaar gevallen in multilaterale akkoorden met Centraal-Amerika en de Dominicaanse Republiek (DR-CAFTA) en bilaterale verdragen met Chili en andere potentiële kandidaten.
Het streven van de VS naar een economisch blok van de Amerika’s paste in een beleid dat de opkomende entiteiten Azië en Europa kon tegengaan. De angst om voorbij gestoken te worden door concurrerende handelsblokken dook sinds de jaren 1980 al regelmatig op in verklaringen van neoconservatieve denktanks. Het meest invloedrijk was waarschijnlijk het Santa Fé-document (Nieuw Inter-Amerikaans Beleid), dat de basis vormde voor het Latijns-Amerika beleid van president Ronald Reagan. Het document stelde dat de VS “zich de rol moest aanmeten van onbetwistbare bindende kracht in het opbouwen van een Westerse gemeenschap in haar hemisfeer” en moedigde Reagan zelfs aan om unilateraal militair in te grijpen als de Centraal Amerikaanse politieke elites hun macht dreigden te verliezen. Het Santa Fé-document was vrij onomwonden wat de militaire component van het vrije-handelsidee betreft en in alle opzichten een pak eerlijker dan de handelsvertegenwoordigers van de VS, die met hun clichés van gemeenschappelijke doelstellingen, -waarden en -lotsbestemmingen, Canada en Mexico probeerden te overtuigen zich aan te sluiten bij het ‘Noord-Amerikaanse Vrijhandelsakkoord’ (NAFTA). Dit akkoord werd gesloten in 1994 en bleek in de praktijk veel minder te maken te hebben met het elimineren van toltarieven dan met het veilig stellen van de vrije stroom van transnationaal kapitaal en intellectuele eigendomsrechten. De ‘gemeenschappelijke markt’ was eigenlijk een manier voor de VS om de vrije toegang te bemachtigen tot de Mexicaanse markten en -grondstoffen.
Iets wat Washington eigenlijk nog altijd nastreeft, maar dan voor heel het Latijns-Amerikaanse continent. Maar met de grote Latijns-Amerikaanse economieën (zoals Argentinië, Brazilië en Venezuela) die momenteel tegen dit VS-beleid gekant zijn, ziet het er voorlopig niet naar uit dat er in de praktijk een door de VS gedomineerde economische hemisfeer komt.
Op de 4de top van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) in 2005 (Mar del Plata, Argentinië), kregen Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay en Venezuela de volgende minderheidsvisie in de eindverklaring: “verschillende lidstaten blijven erbij dat nog niet aan de nodige voorwaarden voldaan wordt om tot een uitgebalanceerd en rechtvaardig algemeen vrijhandelsakkoord te komen met doeltreffende toegang tot markten, vrij van subsidies en praktijken die de handel vervormen, en die de noden en gevoeligheden van alle partners in rekenschap neemt, evenals de verschillen in ontwikkeling en grootte van de economieën”. Er kwam een symbolisch einde aan de idee van de FTAA toen er in december 2008 een conferentie doorging in Brazilië waarop de Verenigde Staten zelfs niet was uitgenodigd.
Het niet aflatend streven van de Verenigde Staten naar een voor hen voordelig algemeen vrijhandelsakkoord voor de beide Amerikas droeg bij tot een regionale integratiebeweging binnen Latijns-Amerika. Het ‘Bolivariaans Alternatief voor de Amerikas’ (ALBA) werd in 2004 opgericht door de Cubaanse president Fidel Castro en de Venezolaanse Hugo Chavez als een directe reactie op de FTAA plannen. Ondertussen telt het ALBA 7 leden (waaronder Bolivia en Nicaragua) en verwezenlijkte het regionale samenwerkingsverbanden wat handel, investeringen, communicatie, het bankwezen, energie, enzovoort betreft. Bush moest zijn ambt dus verlaten met het mogelijke vooruitzicht dat Latijns-Amerika een derde onafhankelijk en concurrerend handels- en investeringsblok zou worden.
Tanende invloed
De inkrimping van het hele vrije-handelsconcept valt samen met de algemene vermindering van de macht en de invloed van de Verenigde Staten in de regio. Pogingen om de oorlog tegen het terrorisme een militaire prioriteit te maken in Latijns-Amerika mislukten. Er is natuurlijk wel Plan Colombia(1) en ook Mexico zit momenteel vast aan de VS via het Merida Initiatief: een soort plan tegen het terrorisme, de georganiseerde misdaad en drugs, dat Mexico naast economische assistentie een heel arsenaal aan wapens, technologie en training voor Mexicaanse militairen en politie oplevert. Het is eigenlijk de militaire arm van de NAFTA en is dus een perfect voorbeeld van de manier waarop militaire en veiligheidskwesties samensmelten met vrije handelsbelangen.
Over het algemeen zijn de Latijns-Amerikaanse evenknieën van Obama sinds het begin van de Bush periode veel onafhankelijker en linkser geworden. Ook dit jaar waren er weer verschillende verkiezingsoverwinningen voor de linkse of centrum-linkse kandidaten in landen van de regio. Chavez won begin februari 2009 nog zijn referendum voor een grondwetswijziging die onder meer de beperking opheft op het aantal presidentiële mandaten die een persoon in de wacht kan slepen. Dit is toch een herbevestiging van de volkssteun aan het linkse maatschappelijke project van de Venezolaanse president. In maart dit jaar won de ex-guerrilla van de FMLN de verkiezingen in El-Salvador en Rafael Correa werd afgelopen april herverkozen in Ecuador. Het hele Latijns-Amerikaanse continent bruist van de politieke en sociale bewegingen op zoek naar maatschappelijke alternatieven voor de door de VS gepromote neoliberale programma’s die de laatste decennia van de vorige eeuw zo zwaar tekenden.
Het is in deze context van tanende VS-invloed dat kersvers president Obama van 17 tot 19 april naar Trinidad en Tobago trok voor de vijfde top van de Amerika’s, een samenkomst van de Organisatie van Amerikaanse Staten, ’s werelds oudste regionale organisatie. 35 onafhankelijke Amerikaanse staten zijn lid van de OAS, maar Cuba is al sinds 1962 uitgesloten. Het Caraïbische eiland was wel welkom op 14 en 15 april in Venezuela op een samenkomst van de ALBA. Daar werden een aantal gezamenlijke standpunten voorbereid om mee te nemen naar Trinidad en Tobago. Eén van de behandelde onderwerpen op de ALBA-top was de blokkade tegen het Cuba. Chavez kondigde eerder al aan dat de VS maar beter niet met hetzelfde uitsluitende discours over de blokkade kon komen aanzetten op de 5de top van de Amerika’ s: “Cuba is een punt van eer voor de volkeren van Latijns-Amerika. We kunnen niet accepteren dat de Verenigde Staten de naties van ons Amerika blijft vertrappelen”.
Obama van zijn kant noemde Chavez ooit een demagoog die in het politiek vacuum van het falend Latijns-Amerika-beleid van Bush was gesprongen. Men vreesde dat beide leiders die elkaar voor het eerst in Trinidad en Tobago zouden ontmoeten, elkaar dus niet bepaald met wederzijdse lofzangen zouden staan opwachten. Maar Obama is uiteraard Bush niet -die vergeleek Chavez met de duivel, een belediging die de Venezolaanse president frequent en even graag naar het hoofd slingerde van George W. De nieuwe VS-president valt tot nu toe overal ter wereld op met zijn schijnbaar amicale stijl en de ontmoeting met ambtsgenoot Chavez brak alvast het ijs tussen de beide landen. Dat vond ook Chavez, die enigszins laconiek opmerkte dat de nieuwe Amerikaanse president tenminste luisterde en zelfs notities nam.
Cuba
Onder meer om zijn bereidheid tot dialoog met zowel Chavez als Cuba kracht bij te zetten, kondigde Obama vlak voor de top van de OAS aan dat de reisrestricties richting Cuba voor Cubaanse Amerikanen opgeheven zouden worden, alsook de beperkingen op het opsturen van geld naar het eiland. In de Westerse media werd er soms gereageerd alsof een jarenlang onrecht dat de Cubanen was aangedaan nu definitief opgegeven werd. Maar de restricties afgeschaft door Obama, waren opgelegd door Bush bovenop het reeds 47 jaar lang bestaande volledige economische handelsembargo. Dit werd ooit ingevoerd met als enige reden het regime in Cuba te doen bezwijken. Het anti-Cuba-beleid van de Verenigde Staten werd sinds 1959 overgenomen door elke administratie en Obama is geenszins van plan om daar verandering in te brengen. Het misdadige economische handelsembargo zal hij niet opheffen en het opstarten van diplomatieke relaties met Cuba zit er ook niet in. Zolang Cuba geen stappen zet in de richting van een democratie blijft dit uitgesloten, bevestigt woordvoerder van het Witte Huis Robert Gibbs. Obama zou net als al zijn voorgangers liefst een regimeverandering zien in Cuba, alleen stelt hij nu vast dat het beleid van jarenlange isolatie niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Het is dan ook niet verbazend dat het terugschroeven van Bush’ restricties vooral tot doel hebben “de democratie en de mensenrechten te promoten op het Caraibische eiland”, aldus Gibbs. Een andere maatregel van Obama, het opheffen van de restricties op Amerikaanse telecombedrijven die licenties willen aanvragen om te kunnen opereren in Cuba, past in een strategie om de informatiestroom richting Cuba via het internet te vergroten. De doelstelling van Obama is dus identiek aan die van zijn voorgangers: een regimewissel en de volledige politieke en economische liberalisering van Cuba, alleen is de aanpak noodgedwongen anders.
Op langere termijn zijn er natuurlijk wel een aantal factoren die de al dan niet gedeeltelijke opheffing van het embargo in de hand zouden kunnen werken. Eerst en vooral is er de recente ontdekking van aanzienlijke Cubaanse oliereserves, die de Amerikaanse bedrijven uiteraard graag zouden exploiteren. Het aantal Amerikaanse bedrijven dat landbouwproducten wil verhandelen met het Caraïbische land is ook aan het stijgen en de anti-Castro attitude van de tweede en vooral derde generatie Cubaanse Amerikanen is veel minder streng. Toch pompte de Cubaans-Amerikaanse anti-Castro lobby heel wat geld in de afgelopen Amerikaanse verkiezingen.
De Cubaanse president Raul Castro reageerde voorzichtig positief op de aankondiging van Obama’s versoepeling van bepaalde restricties. Hij stelde op de zevende ALBA-samenkomst in Venezuela dat hij bereid is om met de Verenigde Staten te praten, ook over politieke gevangenen, mensenrechten en persvrijheid, zolang er maar geen voorwaarden aan de onderhandelingen worden opgelegd. Maar de kern van het Amerikaanse beleid is net zeer gebonden aan condities: “wij zullen het embargo opheffen, als jullie je volgens onze regels gedragen in jullie land”.
Broer Fidel Castro reageerde in een brief gericht aan de pers ook op de toenaderingspogingen van Obama en was iets scherper dan Raul. Hij verwelkomt de nieuwe Amerikaanse president en staat open voor dialoog, maar alleen als de soevereiniteit van Cuba in al zijn aspecten strikt gerespecteerd wordt. Hij merkt op dat er tot nu toe met geen woord gerept is over de onmenselijke blokkade en verzekert Obama dat Cuba geen aalmoezen wenst te ontvangen.
Besluit:
De onderliggende doelstellingen van het Latijns-Amerika-beleid van Obama zijn niet zo verschillend als die van zijn voorganger, maar er is wel een enorm verschil in aanpak en toon die gehanteerd worden om die doelstellingen te bereiken.
(Uitpers, nr. 110, 10de jg., juni 2009)
(1) Plan waarbij de Verenigde Staten militaire steun en middelen geeft aan Colombia in de strijd tegen drugs.