In de jaren 1960 begon onder impuls van Albert De Smaele(1921-2009) een diepgaande vernieuwing van de krant De Standaard. Voor die vernieuwing werden vele nieuwe journalisten aangeworven. Eén van hen was Hans Muys (officieel Muijs, wat zijn Nederlandse afkomst aantoont). Hij werd op 21 april 1941 geboren in Den Haag en overleed op 7 maart jl. in zijn woonplaats Berchem.
De Smaele was een visionair die zowel op technisch als inhoudelijk vlak het wat oubollige katholieke conservatieve blad wilde vernieuwen. Hij kocht de nieuwste machines en drukpersen, die DS een frisser uitzicht gaven. Hij gunde de lezer ook een open, nuchtere e n kritische blik op de wereld. Tot groot ongenoegen van vele bekrompen Vlaamse katholieken, die vooral de lezer wilden indoctrineren – zeg maar hersenspoelen – met conservatieve, zelfs reactionaire opinies.
Zo kon het dat Luc Vandeweghe (1921-1985), beter bekend onder zijn pseudoniem E. Troch, chef buitenland en directeur van de redactie werd. En dat kon blijven ondanks ware haatcampagnes tegen zijn toen als onaanvaardbaar en links beschouwde meningen over de apartheid in Zuid-Afrika, de koude oorlog, het Midden-Oosten enz. De Smaele weigerde te buigen voor de druk en bleef hem de hand boven het hoofd houden.
Het was Luc Vandeweghe die Hans Muys begin de jaren 1970 tot chef buitenland benoemde. Hans Muys volgde de koers van Vandeweghe. Dit wil zeggen dat de journalist ongebonden en vrij was te schrijven wat hij wilde als de feiten in zijn uiteenzetting correct waren en die in een logisch en coherent geheel werden samengebracht. Kortom journalistiek moest open, eerlijk en vooral degelijk zijn.
Mislukte zuivering
In juni 1976 ging De Standaard-groep echter failliet. De Smaele overleefde de economische recessie niet, die volgde op de oliecrisis van 1974. Achteraf bekeken was dat faillissement onterecht uitgesproken, want de curatoren konden alle schulden afbetalen met de verkoop van de activa. Het was gewoon een kastekort geweest dat had kunnen overbrugd worden. Ruzie in de familie leidde ertoe dat de banken weigerden geld te lenen. Een belangrijke speler hierin was André Vlerick (1919-1990), een schoonbroer van De Smaele, die niet alleen een academicus was, een invloedrijk christen-democratisch politicus én topman van de Kredietbank. Wellicht waren niet alleen zakelijke en familiale, maar ook ideologische meningsverschillen er de oorzaak van dat de geldkraan dicht bleef.
Hoe het ook was, na het faillissement en nadat de krant werd overgenomen door de Vlaamse ondernemer André Leysen ( 1927-2015) kwam er een poging tot conservatieve zuivering op gang. Zo probeerde Manu Ruys Vandeweghe weg te krijgen. Wat uiteindelijk niet lukte. Vandeweghe, die toen al ernstige gezondheidsproblemen had, werd opnieuw in dienst genomen en kon zijn wekelijkse rubriek “Diplomatiek bestek” blijven schrijven.
Achterbaksheid
Ook Hans Muys kon zijn werk blijven voortzetten. De oppositie tegen zijn lijn was verzwakt omdat Vandeweghe na het faillissement was beginnen te praten en vele collega’s het schaamrood op de wangen kregen wegens hun in het daglicht getreden achterbaksheid. Zo bleek dat Vandeweghe, en ook De Smaele, geregeld waren benaderd met klachten over, op één na, alle leden van de redactie buitenland. Klachten die vooral betrekking hadden op de berichtgeving over Latijns-Amerika, zuidelijk Afrika, de Palestijnse kwestie… Maar daar was nooit op ingegaan. Integendeel. Zo vertelde Vandeweghe me dat hij me daar vroeger nooit iets over had verteld omdat ik dan misschien anders zou zijn gaan schrijven.
Toen Vandeweghe met pensioen ging zette Hans Muys diens traditie van een wekelijks stuk over buitenlandse politiek voort. Hij nam ook andere initiatieven zoals het schrijven van portretten van buitenlandse politici, reeksen, dossiers over bepaalde landen en problemen e.d.
Eerlijke journalistiek onder druk
In de jaren 1980 begon het tij echter te keren. De Standaard werd in plaats van een degelijke krant met standing meer en meer een “product” dat moest verkopen. Daarvoor werden allerlei lieden op de krant losgelaten om vast te stellen hoe dat product er moest uitzien, hoeveel er over welk onderwerp moest worden geschreven enz. terwijl het hier om mensen ging die tot de dag voordien, bij manier van spreken, nog nooit een krant hadden gelezen. De scheiding tussen de redactie en de administratie, die na het faillissement in 1976 in een document werd vastgelegd, werd opgeblazen met de hulp van opportunisten allerhande.
De vrije, ongebonden en eerlijke journalistiek kwam onder druk. De journalisten moesten “mainstream” worden, dit wil zeggen dat ze niet meer kritisch moesten zijn, maar gewoonweg schrijven wat “iedereen” schreef, na-apen wat ministers en andere “belangrijke personen” vertelden. Als drukkingsmiddel werden ook zgn. “evaluaties” van de journalisten ingevoerd, die alles behalve eerlijk en objectief waren. Het was iets waaraan Hans Muys niet wilde meewerken, hetgeen hem niet in dank werd afgenomen.
Zo werd Hans Muys geleidelijk gemarginaliseerd. Hij verliet de redactie buitenland om correspondent in Nederland te worden. Nadien verliet hij de krant om tot zijn pensioen te werken voor o.m. De Morgen en het persbureau Belga. Daarna bleef hij nog geregeld bijdragen leveren aan allerlei publicaties.
Buitenlandse politiek was niet de enige interesse van Hans Muys. Hij was ook een groot muziekliefhebber. Voor het weekblad Humo schreef hij vele jaren recensies van rockmuziek onder het pseudoniem “De Knagger”. Een pseudoniem omdat hij vreesde dat die bijverdienste misschien niet zou worden geapprecieerd bij de directie van De Standaard. Eigenlijk wilde hij “De Knager”, een verwijzing naar zijn naam, onder zijn stukken zetten, maar iemand bij Humo maakte een schrijffout, en zo werd en bleef het “knagger”. Ook presenteerde hij een aantal jaren een muziekprogramma op de radio.
Parodie van berichtgeving
Toen Hans Muys “opgeruimd” was, kwam de redactie buitenland onder leiding van onbekwamen en onbenullen die als voornaamste doel hadden “carrière” te maken en daarvoor bereid waren alle journalistieke normen met de voeten te treden. Dat werd voor het eerst op grote schaal zichtbaar bij de oorlogen op de Balkan in de jaren 1990, toen Joegoslavië uiteenviel. Er werd schaamteloos partij getrokken voor Kroaten, Slovenen, Bosniakken… en even schaamteloos werd de Servische leider Slobodan Milosevic (1941-2006) gedemoniseerd. Door anderen objectief geschreven stukken werden gecensureerd en tersluiks “herschreven”.
“Demonisering” is ook daarna, en tot de dag van vandaag, een hoofdkenmerk geworden van de leiding van de redactie buitenland. Denk maar aan de berichtgeving over Irak (Saddam Hoessein), Libië (kolonel Muammar Kadhafi), Syrië (Bashar Assad), Iran (het islamitische regime), Noord-Korea, Venezuela (eerst Hugo Chávez, nu zijn opvolger Nicolas Maduro) enz.
Het is uit onvrede met die parodie van buitenlandse politieke berichtgeving, dat Uitpers nu al ruim twintig jaar geleden van start is gegaan. In de geest van E. Troch en van Hans Muys. En in de hoop een alternatief te bieden voor de “mainstream”.