In bepaalde media wordt president Ahmadinejad van Iran afgeschilderd als een onverantwoorde fundamentalist die, in zijn ijver een theocratisch beleid te realiseren, tot alles in staat is. Het Westen daarentegen is een al sereniteit, rationaliteit en redelijkheid.
Ahmadinejad werd juni vorig jaar verrassend genoeg tot president gekozen ten nadele van Rafsanjani. De meeste waarnemers hadden het omgekeerde scenario voorzien dat zich beriep op de traditionele coalitie tussen handelaars en geestelijken. Verkiezingen zijn maar wat ze maar zijn, en bovendien werd een heel aantal kandidaten van de lijsten geschrapt door de alles controlerende hoogste leider Khamenei en zijn ‘Raad van Hoeders’. Een aantal uitspraken en stellingen van de huidige Iraanse president moeten we zeker kaderen in de evoluties van de interne krachtsverhoudingen in het land.
Zijn uitspraken dat “Israël van de kaart moet worden geveegd” wordt door bepaalde waarnemers uitgelegd als een aanval op het zionistisch karakter van de staat Israël en niet als een anti-joodse stelling. Hiertegenover staat dan toch dat hij – op het randje af ? – revisionistische uitspraken doet over de holocaust. Onaanvaardbaar. Voor een lokale burgemeester is dit absoluut niet goed te praten, laat staan voor een president van een land, al dan niet op zoek naar meer populariteit.
Iran verdedigt zijn zoektocht naar nucleaire energie met twee argumenten. Enerzijds zegt het dat dit een onbetwistbaar recht is van de staat Iran als ondertekenaar van het Non Proliferatie Verdrag. Daar is niets tegen in te brengen. Anderzijds wijst Iran er al langer op dat ze de nucleaire energie nodig heeft om het land te ontwikkelen. De buitenwereld hecht aan dit laatste geen geloof omdat Iran over een tiende van de wereldoliereserves beschikt. Maar heeft de buitenwereld te beslissen over de energiepolitiek van een land? Het is toch niet onzinnig om er vanuit te gaan dat de petroleum binnen enkele decennia wel ’s op zal geraken? Of dat het superduur zal worden om de olie nog te exploiteren een keer de oliebronnen voor meer dan de helft zijn opgebruikt? Bovendien vragen de Iraanse petroleuminstallaties nu al superieur hoge investeringen.
Iran wil ook absoluut zelf de hele cyclus van verrijking kunnen realiseren omdat in het verleden het beloofde Franse verrijkte uranium niet werd geleverd. Perzië werd namelijk in 1974 mede-eigenaar van het Franse nucleaire complex van Pierrelatte.
Controles
Hier speelt natuurlijk ook de fundamentele dubbelzinnigheid van het Non Proliferatie Verdrag: met name promotie voor civiele kernenergie en tegelijkertijd verbod op militaire ontwikkelingen. Deze twee zijn nauw verbonden enerzijds door het proces van uraniumverrijking (voor civiele energie is een verrijking van 3 à 5 % voldoende, voor een bom moet de uranium 80 tot 90% worden verrijkt) maar anderzijds ook door de productie van plutonium via civiele programma’s die dan kan dienen als basis voor militaire toepassingen. Het is precies omwille van deze dubbelzinnigheid dat er een omvattend controlesysteem is moeten opgezet worden – het Internationaal Atoomenergie Agentschap, IAEA – bij alle ondertekenaars van het Non Proliferatie Verdrag.
Iran werd en wordt dus al jaren geïnspecteerd door het IAEA. Precies omwille van het feit dat Iran in het verleden niet geheel transparant heeft meegewerkt zijn er nu veel twijfels over de bedoelingen van Teheran. Iran meldt officieel dat het volledig wil samenwerken. Er is echter discussie ontstaan of bepaalde informatie over het verrijkingsprogramma wel onder de “Safeguard Agreements”vallen. Het Agentschap zegt geloof te willen hechten aan de uitleg van Iran over de aanwezigheid van laagverrijkte en enkele hoogverrijkte uraniumpartikels op bepaalde plaatsen, maar wil beter zicht krijgen op het verrijkingsproces in de praktijk. Er is discussie over de toegang tot documenten in verband met de aanschaf van centrifuges. Het antwoord op bepaalde vragen in verband met zeer kleine hoeveelheden (milligram) plutonium is niet duidelijk omdat het Agentschap andere origines meent te vinden in dit plutonium dan wat Teheran meldde.
Diplomatie
Bij de besprekingen over een nieuwe VN resolutie tussen de grote spelers – dit zijn de vijf permanente leden van de VN Veiligheidsraad plus Duitsland – is gebleken dat niet iedereen op dezelfde lijn zit. Rusland en China blijven hameren op het feit dat sancties het probleem niet zullen oplossen, en willen naar verluidt dus geen verwijzingen in de tekst naar hoofdstuk VII van het Charter. De Europese Unie heeft het voorstel herhaald om Iran verrijkt uranium te leveren, maar in het licht van de vroegere niet nagekomen afspraken (zie Pierrelatte hierboven in de tekst), maakt dit geen schijn van kans. Iran heeft via Zwitserland een brief geschreven aan president Bush, maar het is niet duidelijk of hier potentieel een wending kan uitkomen.
De volgende vergadering van de 5+1 is dezer dagen in Londen voorzien, echter niet op niveau van de ministers van buitenlandse zaken, maar van de politieke directeurs. Naar verluidt zullen ze het niet hebben over een kladversie van een VN resolutie, maar over “de volgende stap inzake Iran”.
Teheran laat anderzijds geregeld ballonnetjes op met bedreigingen naar voornamelijk Israël. Waarmee Iran de eigen represaillemogelijkheden wil tonen mocht het huidige conflict escaleren naar een militair optreden. Daarnaast bouwt Ahmadinejad aan een politiek front: na Syrië heeft hij nu volop de steun van Indonesië. Hij krijgt ook politieke steun uit Venezuela, waar Chavez zich verenigd voelt met de Iraanse president in de gezamenlijk strijd tegen de dominantie van de Verenigde Staten.
Het pleidooi van de vredesbeweging om de richting uit te gaan van onderhandelingen over een kernwapenvrije zone heeft in elk geval bij bepaalde Belgische parlementairen enig gehoor gevonden.
Wordt vervolgd.
23 mei 2006
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)