In een beroemd geworden roman van 1933 schreef H.G. Wells over de ‘dingen die nog moeten komen’. Hij schetste een apocalyptisch beeld van de toekomst, met een Nieuwe Oorlog waarin geen verschil meer werd gemaakt tussen soldaten en gewone burgers.
Je zou kunnen denken dat hij met een vooruitziende blik al aan de oorlog in Gaza dacht, maar nee, zo lang hoefde hij niet te wachten.
‘Je moet terreur zaaien, je moet de indruk wekken dat we de situatie in handen hebben, je moet zonder scrupules iedereen elimineren die niet denkt zoals wij’.
Opnieuw kan je denken: gaat dit over de oorlog in Gaza?
Neen, het zijn woorden van één van de coupplegers in Spanje, generaal Mola, 1936.
Op 26 april 1937 gebeurde het. Een nauwkeurig voorbereid bombardement van een stadje in Baskenland, Guernica. Zeven duizend inwoners, symbool van de onafhankelijkheid en de identiteit van Baskenland.
Veel risico was er niet. De Spaanse militairen konden rekenen op de steun van Mussolini en de technologisch nog veel beter voorbereide Duitsers.
Het bombardement begon om 16.40 uur en duurde drie uur. Eerst een zwaar bommentapijt, dan handgranaten en met de mitraillette schieten vanuit de lucht. Het was marktdag in Guernica. Er vielen 1654 doden en 900 gewonden, allemaal burgers. Dit heet: een totale oorlog.
Franco, die al eerder had gezegd dat één miljoen arbeiders moesten vermoord worden, probeerde er tussen uit te komen met een verklaring dat het de schuld van de ‘roden’ was. Het was propaganda, volgens hem.
Gelukkig waren er wel journalisten in de buurt. Iemand van de Times ging meteen kijken en zag er de Duitse bommen.
Pablo Picasso was in Parijs en las er L’Humanité. Hij begon meteen te werken aan zijn meesterwerk, in zwart en grijs. Dit is een oorlogsinstrument, zei hij, tegen de vijand. Dat is het lang gebleven. Wie tijdens de dictatuur van Generaal Franco met een afbeelding van het schilderij werd betrapt, vloog de gevangenis in.
Veel is er niet veranderd in de wereld.