Het grondgebied van de Maya Q’eqchi, aan de Atlantische Oceaan, wordt verwoest door mijnbouwbedrijven die nikkel en andere mineralen winnen, ondanks de resoluties van het Grondwettelijke Hof, dat de opschorting van de mijnbouwactiviteiten beval. Maar de bedrijven CGN-PRONICO en MAYANIQUEL gingen gewoon door met de werkzaamheden. De opschorting van de vergunning dateert al van 2019, omdat er geen voorafgaande volksraadpleging plaats vond. De bedrijven verkregen op illegale wijze vergunningen, zonder te beschikken over alle rapporten in zake milieueffecten die bij wet zijn voorgeschreven. Begin oktober dit jaar legden talrijke inwoners van de streek blokkades aan om het transport van en naar de mijn te beletten. Na twintig dagen onverdroten actie riep de regering de staat van beleg uit over de streek. Op de eerste dag van de staat van beleg werden zo’n 500 soldaten en 350 politiemensen ingezet. Ze baanden zich een weg, in vrachtwagens, patrouillewagens en zelfs pantservoertuigen, door de straten van El Estor. Zij zegden dat de inzet voor de veiligheid bedoeld is om vrachtwagens van de bedrijven vrij te laten passeren, ook al is de vergunning geschorst.
Edgar Stuardo Batres Vides van de Winaq-partij fulmineerde in het Congres tegen ‘el estado de excepción, el estado de calamidad y el estado de sitio’ (de ‘uitzonderingstoestand, de staat van calamiteit, de staat van beleg.) Hij vroeg zich af of al die ‘staten’ iets opgeleverd hebben. ‘Wél gaat er iets mis in de manier van regeren, in het openbaar bestuur. De staat van beleg is de geschiedenis van dit land.’ Smalend had hij het verder over de militaire woordvoerder die verwees naar ‘het glorieuze leger van de natie’ dat 500 militairen stuurde om de bevolking te beschermen.
Een lange geschiedenis
De uitbating van de nikkelmijn in El Estor, departement Izabal, begon al in de jaren 1950 toen een plaatselijke veehouder veelbelovende bodemmonsters naar de Amerikaanse Hanna Mining Company stuurde. EXMIBAL werd in 1960 opgericht. Het bedrijf was voor 80 procent in handen van de International Nickel Company of Canada Limited (INCO) en voor 20 procent van de Hanna Mining Company. In 1965 stond de Guatemalteekse regering toe dat managers uit de mijnbouwsector de bestaande Guatemalteekse Code voor Mijnbouw praktisch herschreven. In 1970 verleende de toenmalige president Carlos Arana Osorio een 40-jarige concessie voor nikkelwinning aan de ‘Exploradora y Explotadora Minera de Izabal S.A.’ (Exmibal) een dochteronderneming van de Canadese International Nickel Company (INCO Limited of Canada).
Maar veel sociale sectoren verzetten zich ertegen, onder meer met het argument dat het te duur zou zijn voor het land. Een van de belangrijkste tegenstanders was de commissie die de staatsuniversiteit San Carlos oprichtte om de zaak te analyseren. Twee leden van de commissie werden vermoord. Een van hen, Oscar Adolfo Mijangos López, op dat moment volksvertegenwoordiger in het Congres, verplaatste zich in een rolstoel en werd in de rug aangevallen. Een derde, Alfonso Bauer Paiz, voormalig lid van de democratische regeringen van Juan José Arévalo en Jacobo Árbenz Guzmán (in de jaren 1945 – 1954) vluchtte naar het buitenland.
De tragedie van Panzós
Tijdens de jaren van het verhevigd intern gewapend conflict werd het bedrijf tijdelijk opgeschort. Ook vanwege het onstabiele politieke klimaat en de corruptie. Niet in het minst omdat de regering in 1982 poogde om de winsten voor de staat op te trekken van 1% naar 5%, trok het bedrijf zich terug. In de daaropvolgende jaren waren er talrijke volksprotesten tegen EXMIBAL en het landbouwbeleid van de militaire regeringen van Guatemala. In 1978 was de organisatiekracht van de boeren gegroeid, via comités die titels van grondeigendom opeisten. Dit maakte de grondbezitters en transnationale ondernemingen, zoals EXMIBAL, zenuwachtig.
Rond 24 of 25 mei 1978 trok een militaire eenheid van ongeveer dertig soldaten van Quinich naar Panzós, een gemeente in Alta Verapaz die grenst aan El Estor. Toen een journalist bij burgemeester Walter Overdick García polste naar de reden van de aanwezigheid van het leger in het centrum van de gemeente, antwoordde de ambtenaar: ‘Het is omdat veel mensen het leger persoonlijk verzocht hebben om de rust te komen verzekeren, omdat ze beseffen dat hier drie tot vierhonderd boeren rellen aan het uitlokken waren.’
Het leger beschouwde de boerenorganisatie als een actief onderdeel van de guerrillabeweging, die op dat ogenblik vooruitgang boekte aan invloed en manschappen. Op 29 mei 1978 besloten boeren uit de dorpen Cahaboncito, Semococh, Rubetzul, Canguachá, Sepacay, de plantage Moyagua en de wijk La Soledad een openbare demonstratie te houden op het Plein van Panzós, om aan te dringen op hun eisen voor grondbezit en om blijk te geven van hun ontevredenheid over het willekeurige optreden van de grootgrondbezitters en de civiele en militaire autoriteiten. Inwoners van het naburige El Estor waren ook uitgenodigd voor dit protest. Honderden inheemse mannen, vrouwen, jongens en meisjes baanden zich een weg naar het plein van het centrum van de gemeente Panzós, voorzien van hun werkgereedschap, machetes en stokken. Een van de deelnemers aan de demonstratie verklaarde achteraf: ‘Het was niet de bedoeling met wie dan ook te vechten, wat zij vroegen was opheldering over de grondsituatie.’
De burgemeester en gemeenteambtenaren waren in het gemeentehuis, achter gesloten deuren aan het vergaderen. Verschillende gewapende leden van het leger, sommigen met machinegeweren, stonden aan de deur en er waren ook sluipschutters op het dak van de kerk (het hoogste punt in het dorp). Om een uur of negen ’s morgens vroegen de boeren om met de burgemeester te mogen spreken over hun grondproblemen. De burgemeester stemde in met een gesprek, maar alleen met vier vertegenwoordigers van de groep. Maar ten gevolge van het tumult kon de bijeenkomst niet doorgaan.
Er zijn verschillende versies van hoe de schietpartij begon. De schoten, die ongeveer vijf minuten aanhielden, werden afgevuurd met de reglementaire wapens die de soldaten droegen, en ook met de drie machinegeweren die zich aan de rand van het plein bevonden. Verscheidene soldaten raakten gewond door boeren met machetes. Officiële cijfers hebben het over een vijftigtal boeren die dood bleven liggen naast talrijke gewonden. Niet officiële cijfers geven meer dan 200 dodelijke slachtoffers aan. Het leger sloot onmiddellijk de belangrijkste toegangswegen af en verbood vervolgens de toegang tot het plein. In de namiddag brachten leden van het leger de lijken naar een plaats in de buurt van de openbaar kerkhof en groeven met behulp van een tractor een gat in de grond, waar zij de lichamen dumpten. Panzós werd door het leger bezet, en het aantal in de stad gelegerde soldaten nam aanzienlijk toe. Gedurende verscheidene weken keerden de dorpelingen niet terug naar hun huizen en verborgen zich voor de militairen.
De boeren van het naburige El Estor konden Panzós niet bereiken: gewapende individuen schoten op hen vanuit vrachtwagens van EXMIBAL, terwijl zij te voet onderweg waren. Na het bloedbad begon het leger in de Polochic vallei een selectieve repressie tegen gemeenschapsleiders die grond opeisten en tegen Maya-priesters. Als gevolg van deze gebeurtenissen zag men dagelijks lijken van inheemse mensen in de Polochic-rivier drijven. Wijdverspreide repressie terroriseerde en immobiliseerde de bevolking. Het aantal aanvragen voor grond daalde drastisch. Van 1978 tot 1996 zou er geen openbare demonstratie meer plaatsvinden.
Een wirwar van bedrijven
Tussen 1977 en 1980 haalde Exmibal naar schatting 1,08 miljoen ton aarde op en produceerde ongeveer 39,2 miljoen pond zuiver nikkel. Dit staat in detail genoteerd in het technisch rapport over het Phoenix Mining Project van Golder Associates. Het werd in maart 2010 gepubliceerd op verzoek van de Canadezen die op dat moment eigenaar van de mijn waren.
Exmibal verdween en Skye Resources uit Canada verwierf 70% van het mijnbouwproject. Het bedrijf richtte de ‘Compañía Guatemalteca de Níquel’ (CGN) op. Deze dochteronderneming werd tussen 2005 en 2009 belast met het boren van 2479 putten in een gebied van 62.000 vierkante meter volgens de jaarlijkse werkrapporten die aan het Guatemalteekse Ministerie voor Energie en Mijnbouw werden voorgelegd.
In 2006 vernieuwde de toenmalige president Oscar Berger (een telg van een Belgische familie die vroeger uitweek en in Guatemala terechtkwam) de vergunning.
De Zwitserse onderneming Solway kocht het Phoenix-project in 2011 van HudBay Minerals uit Canada op. Solway’s Guatemalan Nickel Company (CGN) betaalde royalty’s aan de Guatemalaanse regering voor nikkel gewonnen uit Phoenix. Het product werd zijdelings verkocht aan het verwerkingsbedrijf Pronico, dat ook eigendom is van Solway.
Het verwerkingsbedrijf is sinds 2014 belast met de omzetting van het gewonnen nikkel en ijzer in ferro nikkel, een metaallegering die in Europa per metrieke ton wordt verkocht voor de vervaardiging van derivaten van roestvrij staal. In 2020 produceerde Pronico bijna 23 duizend ton nikkel. Het Zwitserse bedrijf bepaalde zelf hoeveel van de inkomsten het aan Guatemala moest geven in de vorm van belastingen en wat het in eigen zak stak. Het is duidelijk dat voor een dergelijke deal een besluit van bovenaf nodig was, wat meestal gepaard gaat met een goede beloning.
Swiss Solway wordt geleid door Alexander Bronstein, een Ests staatsburger, voorzitter van het Euraziatisch Joods Congres en houder van de Estse Orde van de Witte Ster en zijn zoon Daniel “Dan” Bronstein, een Duitse staatsburger. Daarom wordt de in Zwitserland geregistreerde onderneming vaak als ‘Russisch’ beschouwd, vooral omdat een groot aantal Russische en Oekraïense burgers voor Solway in Guatemala werkt. De Bronsteins houden echter vol dat het bedrijf Europees is, aangezien het hoofdkantoor gevestigd is in de Zwitserse stad Zug. Solway’s netwerk van activa wordt gemaskeerd door offshorebedrijven in het Middellandse Zeegebied en het Caribisch gebied. Solway bezit 98,2% van de rechten op het project en de overige 1,8% behoort toe aan de staat Guatemala.
De dochterondernemingen van CGN en Pronico samen leveren 2.000 directe banen op, waarvan ten minste 200 voor metallurgietechnici die uit Oekraïne en Rusland worden aangevoerd. Solway werd in februari 2021 gedwongen de werkzaamheden stop te zetten wegens het verlies van haar vergunning. Omdat de mijnbouw in Phoenix bevroren is, zijn momenteel 300 banen geschrapt, totdat de volksraadpleging met de lokale gemeenschap (volgens het Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie) afgerond is.
In een verklaring zegden de nieuwe eigenaars van CGN dat het Phoenix-project past in de strategie van Solway om zich te versterken en ‘een belangrijke speler op het wereldtoneel voor nikkel’ te worden. De nieuwe president van CGN, Dimitry Kudryakov, verklaarde dat het bedrijf van plan is ‘binnenkort’ te beginnen met de gedetailleerde engineeringfase van Phoenix, en ‘zo snel mogelijk’ te beginnen met de nikkelproductie. Hij voegde eraan toe dat zij van plan zijn het project in drie fasen uit te voeren. In de eerste fase, die onmiddellijk van start gaat en ongeveer 18 maanden zal duren, verwachten zij een jaarlijkse productie van 35.000 ton ferro nikkel te bereiken; in de tweede fase, van 30 maanden, verwachten zij een productie van 75.000 ton en in de derde fase, tussen het vierde en het vijfde jaar van exploitatie, zal dit cijfer verdubbelen tot 150.000 ton.
De lokale bevolking misleiden
El Estor telt 151 gemeenschappen, verdeeld over vier microregio’s. Solway beweert een relatie te hebben met 53 daarvan, die geacht worden binnen de invloedssfeer van het Phoenix-project te vallen. Mensenrechtenactivisten zijn het niet eens met de versie van de mijnbazen. Zij beweren dat Solway alleen ontwikkelingsprogramma’s aanbiedt aan de Gemeenschappelijke Raden voor Urbane en Rurale Ontwikkeling (Cocodes), die de kant van de mijnbouw kiezen en dat de oppositie buitengesloten wordt. Het ronselen van arbeiders wordt gemanipuleerd om het bestaan van de mijn te verdedigen. In El Estor is er inderdaad een groep die opkomt voor de mijn tegen een talrijke bevolking die zich ertegen verzet.
Het klopt geenszins wanneer het bedrijf zegt dat het de grootste bron van werk in de gemeente is. Want 70% van de arbeiders dienen voor het maaien van terreinen, het kappen van bomen, het herstellen van wegen, enzovoorts. De gespecialiseerde arbeiders komen niet uit de regio. Buitenlanders worden tussen de 3.000 en 5.000 dollar per maand betaald en de best gekwalificeerde Guatemalteken verdienen niet meer dan 5.000 Quetzales (= 650 dollar).
Zo wordt duidelijk dat de aanwezigheid van het bedrijf in El Estor geenszins bijgedragen heeft tot een vermindering van het armoedecijfer. Integendeel, de armoede blijft toenemen, en daarmee onder meer drankmisbuik, drugs, prostitutie en verkrachtingen.
Een van de middelen die de Guatemalteekse staat gebruikt om de eisen van de bewoners af te leiden is de dialoog. Daarmee proberen ze de eisen van de inheemse bevolking en de boeren te vertragen. In veel gevallen dienen afspraken zelfs alleen maar om de leiders te leren kennen en hen daarna te criminaliseren of om te kopen. En nadien volgt een heel proces van vervolging, tot en met opsluiting.
De machtsgroepen malen er niet om de nationale en internationale normen te schenden op gebied van mensenrechten en rechten van de inheemse bevolking. Zij trekken zich weinig aan van de aanbevelingen van deskundigen en Speciale Rapporteurs van de Verenigde Naties, van de Organisatie van Amerikaanse Staten en andere internationale organen over de situatie van de verarming van de bevolking. Zij schamen zich zelfs niet om deel uit te maken van diezelfde internationale instanties. Zo zijn vervuiling, klimaatverandering en het onteigenen van grond en grondgebied door bedrijven ook van weinig of geen belang voor de staat, omdat de inheemse en autochtone bevolkingsgroepen nog steeds niet als echte burgers worden erkend.
Zij weten dat de Phoenix-mijn op dit vlak illegaal werkt. Zij weten dat zij Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (dat de staat Guatemala wel degelijk ondertekend heeft) en andere internationale normen op het gebied van mensenrechten, inheemse volkeren en milieu schenden. Maar het geld van omkoping en corruptie is meer waard dan de levens van de mensen. El Estor wordt gemilitariseerd door het inroepen van de staat van beleg. De regering gaat tot die stap over omdat ze er niet in slaagt haar burgers te beschermen. Aangezien de regio een van de armste van Guatemala is, hebben de sommige autoriteiten (burgemeesters, gouverneurs, volksvertegenwoordigers, presidenten, rechters), waaronder sommige Gemeenschappelijke Raden voor Urbane en Rurale Ontwikkeling (Cocodes), hun waardigheid afgestaan aan het grootkapitaal, zonder zich te bekommeren om de mate van kwetsbaarheid waarin de gemeenschappen leven.
Wie zijn de indringers?
Het verzet in El Estor en in andere regio’s is eropuit alleen terug te nemen wat van hen is. De volkeren zijn geen indringers, zij zijn de eigenaars van de grondgebieden. De autochtone volkeren bewijzen de wereld alleen maar een dienst, want door niet toe te staan dat hun hulpbronnen worden geplunderd, dragen zij bij tot het opvangen van de gevolgen van de klimaatverandering en de opwarming van de aarde in het land en in de wereld. Als de nationale en internationale kapitaalkrachtigen en de eigenaars van roofzuchtige ondernemingen, maar zouden begrijpen dat het nagestreefde model van het volk er een van leven en niet van dood is, zouden er akkoorden kunnen worden gesloten. Maar de ambitie van de bezitters van kapitaal heeft tot gevolg dat de voorstellen van het volk worden gecriminaliseerd. Hun ambitie brengt dood en ellende in de gemeenschappen. Het klopt niet dat de uitbating van de mijnen, de productie van Afrikaanse palm, waterkrachtcentrales en andere vormen van exploitatie van hulpbronnen de bevolking voordelen opleveren. Als dat het geval zou zijn, zouden ze niet langer arm zijn, zouden er geen kinderen en vrouwen meer sterven van honger en armoede.
Bronnen:
- “El Estor, historia de criminalización, resistencia y rebeldía” por Kajkoj Máximo Ba Tiul, Maya Poqomchi, antropoloog, filosoof, theoloog en universiteitsprofessor.
- https://es.wikipedia.org/wiki/EXMIBAL#CITAREFComisi%C3%B3n_de_Derechos_Humanos_del_Arzobispado1999
- https://solwaygroup.com/our-business/Phoenix-project-guatemala/
· La resistencia que casi detiene el corazón de un gigante ruso por David Toro
· https://www.elsiglodedurango.com.mx/2021/09/1340358.oro-drogas-y-sobornos-que-hay-detras-del-escandalos-de-corrupcion-en-guatemala.html