Bernardo Arévalo schopte het half januari dit jaar met de hakken over de sloot tot president van Guatemala. Zijn electorale tocht naar de politieke macht werd langs alle kanten geboycot om toch maar te vermijden dat hij de volgende president van Guatemala zou worden. Gevreesd werd voor zijn sociaaldemocratische visie. Voor het eerst sinds de genocide van begin de jaren ‘80, die de Mayabevolking met collectieve trauma’s opzadelde, ging deze massaal de straat op. Ze nam deel aan de autoblokkades op tientallen toegangswegen. Honderden inheemsen kampeerden gedurende 105 dagen onafgebroken voor het gebouw van het Openbaar Ministerie. Ze verdroegen kou, angst, regen, ongemak, onzekerheid en langdurige uithuizigheid. Ze organiseerden collectieve gaarkeukens langsheen de stoepen. Ze bleven dag en nacht op post, leefden en sliepen op straat.
Gevraagd naar de reden van hun acties verklaarden ze dat ze de rechtsstaat en de democratie willen beschermen, de grondwet verdedigen en koste wat kost vermijden dat de wil van het volk in de stembussen niet nagekomen wordt. Was hun steun ook bedoeld voor Bernardo Arévalo? Alleen in die mate dat zijn overwinning bij de verkiezingen hoe dan ook moest gerespecteerd worden en hij garant zou staan voor de democratie en de rechtsstaat. Anderzijds verzekerden ze:’Wij geloven dat er een mogelijkheid is om de democratie te versterken en de bevolking in het algemeen erbij te betrekken, zonder onderscheid van volkeren, zonder onderscheid van wie we zijn. Voor ons zijn er echter een aantal dingen die niet veranderen: het is altijd een mesties, een blanke regering. En helaas wordt in Guatemala de complexiteit van hoe wij, het volk, leven niet begrepen.’
Die massale en langdurige inheemse protestacties overlaadden president Bernardo Arévalo met e en heuse schuldenlast tegenover de inheemse bevolking. ’Als hij ons laat vallen, zullen wij hem niet langer steunen.’ Een van de eerste kritische opmerkingen, die hem aangewreven werd, was dat zijn kabinet maar een Mayaminister telt. Tegelijkertijd sleuren hij en zijn regering een giftige erfenis met zich mee. Het justitieapparaat van het land is immers nog altijd grotendeels in handen van corrupte en machtige functionarissen. Het waren ook zij die verwoed gepoogd hebben om hem, een hond in het kegelspel, af te houden van het presidentschap. Inmiddels heeft hij alles behalve stilgezeten. Twee van zijn ministers stuurde hij de laan uit, ze werden betrapt op activiteiten die neigden naar corruptie. Daarnaast drukte hij zijn stempel op de benoeming van nieuwe gouverneurs in de provincies. Tevoren waren die praktisch allemaal in handen van conservatieve en corrupte individuen, die linken hadden met bepaalde niet integere politici, volksvertegenwoordigers in het Congres en eigenaars van bedrijven. Grote hoeveelheden staatssubsidies voor uitvoer van werken in de provincies (bij voorbeeld voor de aanleg van toegangswegen die er tenslotte niet kwamen) verdwenen ‘ergens’.
Door toedoen van president Arévalo werden nu in de meeste provincies voor de eerste keer bekende en bevoegde inheemse leiders tot gouverneur en vicegouverneur benoemd. Hij sloot ook al akkoorden af met een vijftal belangrijke boerenorganisaties. De overeengekomen akkoorden die daar gemaakt werden omvatten: aandacht voor het heersende agrarische conflict (de sinds vroeger aanslepende en die van vandaag) ; toegang tot landbouwgrond, versterking en herstructurering van het Fonds voor Landbouwgrond van de staat; agrarische en familiale economie in haar verschillende uitingen; plattelandsontwikkeling gericht op de prioritaire gebieden die door de overheid worden aangewezen; het creëren van een politieke ruimte voor permanente communicatie tussen de overheid en boerenorganisaties.
Hij was te gast bij de Ixil-bevolking in de provincie Quiché. En onlangs ook bij de Xinca bevolking in het oosten van het land. Telkens nam hij de situatie op en maakte met de lokale leiders afspraken om specifieke acties te ondernemen ten behoeve van de lokale bevolking, naast het versterken van de politieke band die voorheen ontbrak tussen de staat en de inheemse bevolking. Hij beloofde zich in te zetten om het probleem van de ontruimingen van hele families door grootgrondbezitters aan te pakken. Een van de thema’s in de overeenkomsten met de boerenorganisaties luidde: ‘’Aandacht voor het heersende agrarische conflict.’ Een goede verstaander weet onmiddellijk wat dit concreet inhoudt: de voortdurende verdrijving van arme families uit hun huizen en van de grond waarop ze wonen door al dan niet wettelijke eigenaars van die terreinen.
Maar daar wringt het schoentje. In hoever zal de nieuwe regering erin slagen die conflicten te lijf te gaan? Tegen de haren instrijken van machtige grootgrondbezitters, die het privébezit als onaantastbaar en heilig verklaard hebben, maar zich in de loop van vele jaren schuldig gemaakt hebben aan landroof van weerloze boerenfamilies? Boerenfamilies worden alweer met massaal politievertoon weggejaagd De eerste 100 dagen van de nieuwe regering zijn verlopen. Op 22 mei werden achtenveertig Q’eqchi families van het grondgebied Tz’inté in de gemeente El Estor verdreven. De vermeende eigenaar Luis Fernando Arriaza Migoya had de leiding over de operatie. De boerenfamilies zijn daar sinds 2015 gevestigd, nadat ze hun grond waren kwijtgeraakt door een vernietigende aardverschuiving in de Sierra Santa Cruz, twee uur verderop.
Arriaza Migoya was niet aan zijn proefstuk toe. Boerenleider en Maya q’eqchi Abelino Chub Caal pleegde verzet toen de plantagehouder zich eigen maakte van het gebied, genaamd El Murciélago. De plantagehouder spande een proces in tegen de boerenleider. Maar als het erop aankwam, kon hij het eigendomsrecht van de grond niet bewijzen. Integendeel, in 2019 werd aangetoond dat de familie het landgoed op onregelmatige of abnormale wijze in haar voordeel had geregistreerd. Daarop werd boerenleider Chub Caal onschuldig verklaard aan het zogezegde misdrijf van ‘usurpatie van die grond.’
Op 22 mei werden ongeveer 500 politieagenten gemobiliseerd om de achtenveertig families van het Tz’;inté domein te verdrijven. De boerenorganisatie (CUC), die dit soort conflicten op de voet volgt, schakelde haar advocaat in. Advocaat José Luis Puac verklaarde dat de functionarissen geen enkel wettelijk document overhandigden om over te gaan tot de uitzetting en dat ze niet wilden dat de juridische bescherming ten gunste van de gemeenschappen werd voorgelezen. ‘Ze presenteerden geen kennisgeving als zodanig, ze presenteerden ons een resolutie van een gebrekkige procedurele activiteit, waaruit het partijdig optreden van de functionarissen ten gunste van de vermeende eigenaar heel duidelijk bleek. Naast de veiligheidstroepen van de staat werden ook ploegen van grootgrondbezitter Arriaza Migoya en veiligheidsagenten van een privébedrijf ingezet. Advocaat José Luis Puac probeerde een dialoog tot stand te brengen om de uitzetting op te schorten, omdat er documenten waren waarin ze een beschermingsbevel ten gunste van de gemeenschap aangevraagd hadden dat elke uitzetting zou voorkomen. Maar de vrederechter van de betrokken gemeente had er geen oren naar. Ze wees erop dat zij de leiding had over het geven van bevelen en het beslissen wie gehoord zou worden en wie niet. Hier blijkt nog maar eens hoe jarenlang functionarissen van de staat, in dit geval van het justitieapparaat, zowel op nationaal vlak als tot in de kleinste uithoeken van het territorium, stelselmatig opgetreden hebben in het voordeel van de machtige heersers in de maatschappij. Onder druk? Uit angst voor represailles? Uit eigenbelang? Om daar tegenin te gaan zal President Arévalo goede papieren moeten voorleggen. Grond en grondbezit zijn de zenuw van de Guatemalteekse samenleving.