Voortvluchtige rechters
Willekeurige aanhoudingen, politieke vervolging, foltering in de gevangenis en oneerlijke processen overweldigen vandaag de samenleving in Guatemala. Rechters, magistraten en allerlei functionarissen van Justitie, die opkomen tegen corruptie en machtsmisbruik door de regering gepleegd, worden opgepakt. Met terugwerkende kracht en gemotiveerd door wraak en zelfbehoud.
In 2019 werd de Internationale Commissie tegen de Straffeloosheid (CICIG) opgedoekt en het land uitgezet door de toenmalige president Jimmy Morales. In haar onderzoeken benaderde de commissie te dicht corrupte feiten van hemzelf en zijn familie. Terwijl de buitenlandse leden van die commissie naar huis gestuurd werden, worden de Guatemalteekse medewerkers nu stelselmatig berecht. De aanklachten tegen de gedupeerden komen vooral uit de hoek van de sinistere ‘Stichting tegen het Terrorisme.’ Het boegbeeld van die organisatie is Ricardo Méndez Ruiz. Hij vertegenwoordigt veteranen, onder meer zijn vader, die van oorlogsmisdaden verdacht worden, die ze begingen tijdens het intern gewapend conflict dat de samenleving jarenlang te verduren kreeg. Sommigen werden al veroordeeld. Maar met deze regering staan ze uit de wind en gaan ze over tot het nemen van wraak op integer personeel van Justitie. Maar ook advocaten en kritische journalisten worden gerechtelijk vervolgd.
Volgens internationale organisaties zijn reeds een dertigtal openbare aanklagers, voormalige rechters en twee voormalige procureurs-generaal in ballingschap gegaan als gevolg van de vervolging tegen hen door het Openbaar Ministerie. De laatste op deze lijst is Miguel Ángel Gálvez, die als rechter B voort Hoog Risico fungeerde en het land moest verlaten voor Costa Rica, waar hij op 15 november ontslag uit zijn functie nam.
Schrijnend voorbeeld onder vele corrupte gerechtszaken
Virginia Laparra is een van de talrijke slachtoffers van de heksenjacht, op touw gezet door het duo president Alejandro Giammattei en procureur-generaal van het Openbaar Ministerie Consuelo Porras, die gesteund worden door het Congres en de gerechtshoven dewelke ingepalmd zijn door hun corrupte handlangers.
Virginia Laparra functioneerde in de westelijke stad Quetzaltenango als hoofd van het Kantoor van de Speciale Aanklager tegen Straffeloosheid (FECI). Ook zij werd aangeklaagd door de ‘Stichting tegen het Terrorisme.’ Ze werd op 23 februari dit jaar gearresteerd Volgens een rapport dat naar de Wereldorganisatie tegen Foltering (OMCT) gestuurd werd, brachten het Openbaar Ministerie en de politie haar na haar arrestatie naar de hoofdstad over in de vroege ochtenduren zonder voedsel en water. Sindsdien zit ze iets meer dan negen maanden in voorarrest. Ondanks herhaalde verzoeken van de advocaten van de verdediging werd haar stelselmatig huisarrest (in plaats van de cel) geweigerd. Op 3 maart werd ze voorgeleid voor een proces. De eerste hoorzitting werd zes keer geannuleerd, volgens informatie van de Wereldorganisatie tegen Foltering (OMCT). Het telkens opnieuw uitstellen van het proces is een beproefd middel om mensen langer in voorarrest en onwettig in de cel te houden en ze op die manier te straffen nog voor het eigenlijke proces aan bod komt.
Haar misdaad? Ten tijde van de activiteiten van de Internationale Commissie tegen de Straffeloosheid (CICIG) beschuldigde ze in 2017 Lesther Castellanos, rechter voor Hoog Risico ervan informatie uit een van haar onderzoeken onder voorbehoud aan derden te hebben verstrekt en de zaak in de media bekend gemaakt te hebben, zonder daartoe bevoegd te zijn. Hij werd administratief gesanctioneerd. Virginia Laparra kreeg bij tenminste vier gelegenheden af te rekenen met deze malafide praktijk van Lesther Castellanos. Op 22 maart benoemde het Congres de toxische rechter Lesther Castellanos tot Rapporteur tegen Foltering. Begin april publiceerde Virginia Laparra een open brief vanuit de gevangenis. Op die dag stuurde ze ter gelegenheid van een bezoek van Jordán Rodas, toenmalige Ombudsman voor de Mensenrechten, een boodschap aan de bevolking. Zij raakte verschillende onregelmatigheden in de zaak tegen haar aan en de omstandigheden van haar gevangenschap.
‘Ik zie één keer per dag zonlicht,’ zei ze. Verder gaf ze aan dat de preventieve hechtenis tegen haar te wijten was aan haar toestand als vrouw, omdat ze lid was van FECI, omdat ze haar recht op verdediging uitoefende en omdat ze als enige misdaad een administratieve klacht indiende tegen een afwijkende rechter, wat volgens haar geen misdaad is.
Op 22 juni dienden mensenrechtenorganisaties een ‘Amicus Curiae’ in. Met dit juridisch instrument hadden de organisaties tot doel elementen en informatie te verstrekken over internationale normen inzake persoonlijke vrijheid, voorlopige hechtenis en het vermoeden van onschuld, nadat de advocaten van de Virginia Laparra beroep hadden aangetekend tegen de beslissing van de rechter en verzochten om de vertegenwoordigers van de ‘Stichting tegen het Terrorisme’ en hun advocaat buiten het proces te houden.
Inmiddels zag Virginia Laparra ervan af nog langer met de pers te spreken. Zij vond dat haar woorden door haar aanklagers worden verdraaid en tijdens de hoorzittingen worden gebruikt om haar vervangende maatregelen te ontkennen, zoals gebeurde met een publicatie van el Periódico met de titel ‘Virginia Laparra’s “ballingschap” wordt verlengd door vertragende acties.’ Na de zitting waarin Laparra voor het gerecht werd gedaagd, werden de dwangmaatregelen tegen haar opnieuw bekeken en werd om haar vrijlating onder een vervangende maatregel verzocht. De rechter weigerde.
Wendy López, een van de advocaten van Virginia Laparra, wees erop dat de vervolging tegen haar cliënt niet strafrechtelijk, maar politiek van aard is. Het is duidelijk dat de ‘Stichting tegen het Terrorisme’ (de eiser in de zaak) uit is op wraak omwille van het werk dat zij verrichtte in het kader van de Internationale Commissie tegen de Straffeloosheid (CICIG) of naderhand als Hoofd van het Kantoor van de Speciale Aanklager tegen Straffeloosheid (FECI) in Quetzaltenango. De regering is erin geslaagd een politiek systeem te creëren, waarin deze actoren, zoals de ‘Stichting tegen het Terrorisme,’ naar believen opereren en zelfs het Openbaar Ministerie kunnen manipuleren, zei zij.
‘Wij vinden het bijvoorbeeld wel heel toevallig dat al deze zaken naar de rechtbank van derde, van vierde, zesde en zevende aanleg zijn gegaan en dat binnen al die zaken de praktijk dezelfde is,’ aldus nog de advocaat. Het Derde Hof behandelde de zaak van Leily Santizo en Eva Xiomara Sosa en andere voormalige magistraten van het Kantoor van de Speciale Aanklager tegen Straffeloosheid (FECI). In de zevende rechtbank behandelde een rechter de zaak van journalist Jose Rubén Zamora en zijn voormalige administratief directeur van de krant elPeriódico en ook nog de zaak van een magistraat van FECI.
Met betrekking tot de beperkingen die sommige rechtbanken opleggen om de pers uit de tribunalen te weren, zei advocaat Ramón Cadena, directeur van de Internationale Commissie van Juristen: ‘Wat ze zoeken is een terugkeer naar het inquisitoire systeem, toen mensen in het geheim werden berecht. Dit maakt meer straffeloosheid mogelijk en daarom staan ze geen publiciteit toe. Wat ze willen is Virginia Laparra opgesloten houden als een vorm van straf en marteling.’
Volgens Claudia Samayoa van de Unie voor de Bescherming van de Verdedigers van de Mensenrechten (UDEFEGUA) is de aanhouding van de voormalige openbare aanklager willekeurig, omdat de aanklacht die zij tegen de malafide rechter Castellanos indiende geen misdrijf is. Ook, volgens Samayoa, omdat Virginia Laparra geen toegang kreeg tot haar verdediging. Wat er gebeurt, kan geen normaal proces zijn, aangezien geen enkele instantie de gegrondheid van haar willekeurige aanhouding behandelt, en de rechters in hun uitspraken niet eens uitleggen waarom het een misdaad is om een klacht in te dienen zoals Virginia Laparra deed.
Rechter Sergio Mena stond de pers en waarnemers van mensenrechtenorganisaties geen toegang toe tot alle hoorzittingen. De advocaten van de verdediging wezen erop dat de rechter de eisers (de vertegenwoordigers van de ‘Stichting tegen het Terrorisme’ en hun advocaat) bevoordeelde. Herhaaldelijk verzochten de advocaten om de opsluiting van Virginia Laparra te vervangen door huisarrest. De verzoeken werden stelselmatig geweigerd. De laatste keer met het argument dat, aangezien de datum van het mondelinge en openbare debat dichtbij was, er een risico van ontsnapping bestond. Advocaat Ramón Cadena, directeur van de Internationale Commissie van Juristen, zei kordaat: ‘Ze heeft geen enkele misdaad begaan, ze wordt ten onrechte vastgehouden.’
Op 28 november startte het proces tegen haar.