De Russische president Poetin organiseert in Tsjetsjenië zogenaamde verkiezingen om de indruk te wekken dat de toestand er vier jaar na het begin van "zijn" oorlog, genormaliseerd is. Maar wat betekent die schijnnormalisatie? Europarlementslid Bart Staes brengt hier het relaas van een bezoek aan de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny.
Op maandag 16 juni 2003 bezocht Bart Staes met een delegatie van het Europese parlement de kapotgeschoten Tsjetsjeense hoofdstad Grozny. "Zoiets heb ik nog nooit gezien. De stad lijkt op Dresden, maar dan na de bombardementen op het einde van de Tweede Wereldoorlog.”
Begin vorig jaar werd Europarlementslid Bart Staes (Agalev) voorzitter van de samenwerkingscommissie die de contacten onderhoudt tussen het Russische en het Europese parlement. “In het verleden hadden de leden van die commissie bitter weinig belangstelling voor het conflict in Tsjetsjenië”, zegt hij. “De nadruk lag vooral op de economische toestand in de Russische Federatie. Over de rampzalige milieuproblematiek en de mensenrechtenschendingen werd zedig gezwegen. Ik wil de vergeten Tsjetsjeense oorlog terug op de Europese agenda plaatsen, want de rapporten van organisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch zijn eensluidend: de mensenrechten van de gewone Tsjetsjenen worden dagelijks zwaar met de voeten getreden. Zelfs het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken – een club die je niet direct van linkse sympathieën kunt verdenken – heeft vernietigende verslagen geschreven over de toestand in Tsjetsjenië.”
“Toen ik als voorzitter van de samenwerkingscommissie in de Doema in Moskou voor het eerst de Tsjetsjeense kwestie op tafel gooide, werd ik door mijn Russische collega’s uitgescholden voor rotte vis. Ze dulden geen pottenkijkers. En als je het aandurft kritische vragen te stellen, beginnen ze gegarandeerd te bulderen. Op internationale toppen spreken Poetin, Prodi en het voorzitterschap van de Europese Raad alleen over Tsjetsjenië in het kader van ‘de strijd tegen het internationale terrorisme’. Maar Europa heeft sinds 1999 meer dan 110 miljoen euro geïnvesteerd in de opvang van oorlogsvluchtelingen binnen en buiten Tsjetsjenië. Wij hebben dan ook het volste recht om ons met die oorlog te bemoeien.”
Gedurende meer dan een jaar probeerde Staes de Russische overheid ervan te overtuigen om een delegatie van het Europese parlement in Grozny toe te laten. “We wilden met eigen ogen zien wat de oorlog aangericht heeft. In principe gingen de Russen akkoord. Tot we concrete afspraken wilden maken. Het afgelopen jaar hebben we meer dan eens data vastgelegd, maar telkens weer werd de reis op het allerlaatste nippertje ‘om veiligheidsredenen’ door de Russen afgeblazen. Maar de aanhouder wint, want op zaterdag 14 juni vertrok ik samen met mijn collega’s, de Fin Reino Paasilinna, de Nederlander Arie Oostlander en de Italiaan Claudio Fava, dan toch naar de Russische Federatie voor een vijfdaagse die volledig in het teken zou staan van de oorlog in Tsjetsjenië.”
Pesterijen
“De eerste dag hebben we in Moskou gesprekken gevoerd met mensen van Artsen zonder Grenzen (AzG), afgevaardigden van mensenrechtenorganisaties, Tsjetsjenen uit de diaspora en met de Italiaanse en de Griekse ambassadeurs in Rusland. De Italiaan en de Griek kwamen net terug van een bezoek aan Grozny. Toen ze de afschuwelijke situatie in de stad beschreven, klonk hun taalgebruik allesbehalve diplomatiek. Ze waren erg onder de indruk en vergeleken Grozny met het platgebombardeerde Dresden van na de Tweede Wereldoorlog.”
“Humanitaire organisaties zoals AzG mogen in Tsjetsjenië alleen met lokale mensen werken. De Russische autoriteiten weigeren om hen toestemming te geven om radiocontact te onderhouden met hun hoofdkwartieren in Ingoesjetië of Dagestan. Daarenboven worden ze verplicht om belastingen te betalen op de hulpgoederen die ze Tsjetsjenië binnenbrengen. De dokters moeten nauwgezet bijhouden aan wie ze medicijnen toedienen. Want stel je voor dat een van hun patiënten een terrorist zou blijken te zijn. Ik confronteerde de Russische autoriteiten met de klachten van AzG en het cynische antwoord luidde: ‘Waarom willen die dokters een radio? Willen ze soms naar de BBC luisteren?’ De belastingen waren ‘volledig gerechtvaardigd’, want volgens de Russen ontplooit AzG commerciële activiteiten in Tsjetsjenië. Telkens wanneer ik iets op het bordje van mijn Russische gesprekspartners gooide, gleed het er weer af. Er is met hen geen enkele dialoog mogelijk. Niets blijft bij hen hangen.”
“’s Anderendaags namen we het vliegtuig naar Ingoesjetië, een buurrepubliek van Tsjetsjenië. We werden er door eerste-minister Mogoeshkov ontvangen in het protserige VIP-gebouw op de luchthaven van de hoofdstad Nazran. Ingoesjetië is één van de armste republieken van de Russische Federatie, maar de overheidsgebouwen baden er in luxe en weelde. We hebben het vluchtelingenkamp BART in Karaboelag aan de grens met Tsjetsjenië bezocht. BART wil in het Tsjetsjeens ‘vrede en voorspoed’ zeggen, daar was bitter weinig van te merken. In het kamp leven 4000 Tsjetsjenen in tenten. Vroeger waren het er 6000, volgens Artsen zonder Grenzen stuurt de overheid van Ingoesjetië zoveel mogelijk vluchtelingen terug de grens over. De eerste-minister ontkent dat in alle toonaarden, maar AzG is formeel in haar beschuldigingen. Eind december 2002 sloot de regering zelfs met geweld een vluchtelingenkamp in Aki Yoert.”
“Er verblijven vooral vrouwen en enorm veel mentaal gehandicapte kinderen in kamp BART. Een vrouw toonde ons haar kind van acht, het spastische jongetje zag er vijf uit. Volgens sommigen zijn de mentale handicaps het resultaat van chemische en nucleaire oorlogsvoering door de Russen, volgens anderen zijn ze het gevolg van inteelt. De tenten in het kamp zijn totaal uitgeleefd. Toen wij er waren was het 40 graden. In de winter daalt de temperatuur tot minstens min 20. In november van vorig jaar hebben de autoriteiten het water, het gas en de elektriciteit afgesloten. Die maatregel paste in de pesterijen om de vluchtelingen het leven zuur te maken. Maar de overgrote meerderheid van de mensen, 98% volgens AzG, wil niet terug naar Tsjetsjenië.”
Puinhoop met leven
Maandag 16 juni. Vroeg in de ochtend verlaat de delegatie van Bart Staes Ingoesjetië om in militair konvooi koers te zetten naar de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny. “De 60 kilometer lange weg naar Grozny is in betrekkelijk goede staat. Hij wordt volledig bewaakt door militairen. Ik heb 16 tanks en 9 wegversperringen geteld. Langs de weg zie je alleen maar vrouwen, kinderen en oude mannen. In Grozny is alles verwoest. De hele stad ligt in puin. Toch is het geen spookstad: in de rechtopstaande delen van wat eens flatgebouwen waren, leven mensen. Opnieuw voornamelijk vrouwen, kinderen en oude mannen. Overal zie je tot de tanden bewapende Russische militairen.”
“Anatoly Popov, de eerste-minister van de door de Russen aangestelde Tsjetsjeense regering, ontving ons in zijn residentie. Grozny is een grote puinhoop, maar de overheid huist in prachtige, fonkelnieuwe gebouwen. Samen met de openbare aanklager, de militaire aanklager en de militaire opperbevelhebber gaf Popov ons een goednieuwsshow. ‘Sinds het referendum van maart waarin 95% van de Tsjetsjeense burgers hun goedkeuring gegeven hebben aan een nieuwe grond- en kieswet, is de toestand onder controle. Werklozen krijgen een uitkering, ouderen een pensioen, gezinnen met kinderen ontvangen kindergeld en de bussen rijden op tijd. Er verdwijnen geen mensen meer. De weg van de normalisering is ingezet. De presidents- en parlementsverkiezingen zullen in het najaar de kroon op het werk vormen. Met de terroristen die door Al-Qaeda gefinancierd worden, rekenen we nu af.’ Het verhaal van de mensenrechtenorganisaties klinkt enigszins anders. De grote ‘schoonmaakoperaties’ van het Russische leger zijn weliswaar in intensiteit afgenomen, maar ze zijn vervangen door gerichte nachtelijke acties tegen individuele burgers. Tussen 1 januari en 31 mei hebben de Russen 300 Tsjetsjenen ontvoerd. Dat zijn twee burgers per dag, in een gebied met een oppervlakte van 17000 vierkante meter. De dag dat wij in Grozny waren, zijn er 16 militairen vermoord. Een dag later hebben verzetslui vier politiemensen doodgeschoten. De vrijdag na ons bezoek heeft het verzet een poging ondernomen om het gloednieuwe parlementsgebouw op te blazen. Het is een perfecte kopie van het gebouw waar op 27 december van vorig jaar een vrachtwagen gevuld met explosieven dood en vernieling zaaide. Het heropgebouwde parlement in Grozny oogt surrealistisch: temidden van de woestenij staat een weelderig, protserig pand. Vers gepleisterd, met wollen tapijten, eiken deuren, sanitair van de beste kwaliteit, perfect aangelegde gazons, boompjes, keurig gesnoeide struikjes… De actie van die vrijdag is mislukt: de vrachtwagen vol explosieven is te vroeg de lucht ingegaan en heeft een stuk van het ministerie van Justitie vernield. ‘Sinds het referendum hebben we de toestand onder controle’, snoefde Popov. En sinds het referendum sneuvelen er dagelijks gemiddeld tien Russische soldaten en drie rebellen en dagelijks ‘verdwijnen’ er twee burgers. In een land met de omvang van Wallonië. Weet u, ik ben erg blij dat vluchtelingencommissaris Pascal Smet besloten heeft om de Tsjetsjeense oorlogsvluchtelingen politiek asiel te verlenen. Want Tsjetsjenen terugsturen naar de Russische Federatie of naar Tsjetsjenië staat gelijk met een enkeltje richting hel en is een daad die lijnrecht ingaat tegen de rechten van de mens.”
“Het fameuze referendum over de nieuwe grondwet was een farce. De Russische soldaten in Tsjetsjenië mochten ook meestemmen. Zelfs de Russische journalisten die er verslag moesten over uitbrengen, hebben meegestemd. Een stemgetuige verklaarde onlangs in Le Monde Diplomatique dat hij niets mocht doen in zijn stembureau en gewoon aan de kant moest gaan zitten. ‘Ik ben dan maar beginnen tellen hoeveel mensen er kwamen stemmen’, vertelde hij. ‘Een paar dagen later las ik de officiële cijfers: de autoriteiten hadden zeven keer zoveel mensen geteld als ik.'”
“Ooit zag het hoofdplein van Grozny eruit zoals de belangrijkste plaats in elke grote, levendige sovjetstad: statige gebouwen met op het hart van het plein een levensgroot standbeeld van Lenin. Nu is het hoofdplein van Grozny verworden tot een bouwval, waar tussen het puin en de brokstukken het onkruid welig tiert. De enige levende wezens zijn grazende geiten. Aan een van de zeldzame gebouwen dat nog min of meer overeind staat, wordt hard gewerkt om het te verbouwen tot het nieuwe stadhuis van Grozny. Het is het enige gebouw op het hele plein dat opgeknapt wordt. We hebben het, samen met generaal Makretsky – de opperbevelhebber van het Russische leger – bezocht. De meestergast die daar aan het werk was, stapte regelrecht op de driesterrengeneraal af. Hij was woedend: ‘U moet ervoor zorgen dat mijn mensen beter behandeld worden. Stop met ons te pesten. Mijn werklui worden aangehouden door uw militairen. Drie weken geleden hebben uw soldaten twee van mijn mensen ineengeslagen. Een van hen heeft het niet overleefd.’ Ik vraag me af wat er ondertussen met die man gebeurd is. Leeft hij nog, of hebben de Russen hem ook afgemaakt?”
"Tsjetsjeniseren"
Bart Staes vreest dat de Russische overheid bewust aanstuurt op een burgeroorlog in Tsjetsjenië. “Toen Poetin aan de macht kwam, beloofde hij dat tegen de volgende presidentsverkiezingen het Tsjetsjeense vraagstuk opgelost zou zijn. Hij heeft nog minder dan een jaar te gaan en de oorlog in Tsjetsjenië woedt onverminderd voort. De Russen beseffen dat ze het militair niet kunnen halen. Dus brengen ze een laagje vernis aan, met als enige bedoeling om de oorlog te ‘Tsjetsjeniseren’. Ze trekken het federale leger weg, en vervangen het door het leger van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In de toekomst zal er niet langer sprake zijn van een militaire opperbevelhebber, maar van een opperbevelhebber die onder rechtstreeks gezag staat van de minister van Binnenlandse Zaken. In het najaar komen er presidentsverkiezingen en de enige ‘valabele’ kandidaat zal de huidige, door de Russen aangestelde president Kadyrov zijn. De Tsjetsjenen noemen Kadyrov een collaborateur en de leider van een bandietenbende. Bovendien zal hij het nieuwe leger kunnen inzetten als zijn privé-militie. Tsjetsjenië is een clanmaatschappij. Je kunt er alleen maar vrede bewerkstelligen als je alle geledingen van de samenleving in het vredesproces betrekt. Dus ook de leiders die het gewapende verzet aanvoeren.”
“Het klopt dat de Tsjetsjenen onderling verdeeld zijn. Maskhadov wordt door de meesten nog altijd beschouwd als de wettelijk verkozen president, maar hij heeft er inderdaad niet veel van gebakken tijdens de korte periode van onafhankelijkheid. De voortdurende oorlog heeft de jongeren geradicaliseerd. Figuren zoals Sjamil Basajev vinden met hun radicaal-islamitisch discours meer en meer gehoor bij een deel van de bevolking. De Russen spelen daar zeer cynisch op in. ‘We laten de Tsjetsjenen onze stroman tot president verkiezen, en daarna mogen ze het zelf oplossen. Er zal een burgeroorlog uitbreken, de internationale gemeenschap zal tussenbeide moeten komen en zo zullen we toch nog onze slag thuishalen.'”
Maandag 16 juni, 14.00u. Drie gevechtshelikopters verlaten Grozny. Ze vertrekken richting Ingoesjetië en vliegen vijftien meter boven de grond terwijl ze voortdurend raketten afvuren. Aan boord bevinden zich de leden van de delegatie van het Europese parlement en Dimitri Rogozin, voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken van de doema en vertrouweling van Poetin. “Kruip in Tsjetsjenië nooit in een helikopter zonder Rogozin”, zegt Bart Staes. “Hij is een door de Russische militairen uitstekend beschermd doelwit en vormt daardoor de beste levensverzekering. Vanuit de lucht is Tsjetsjenië een prachtig land. Het is heuvelachtig en groen. Toen wij er overvlogen, stond alles in bloei. Het leek wel het paradijs. Maar de mensen die we er achterlieten, moeten overleven in een hel.”
Jan Stevens
(Uitpers, nr. 46, 5de jg., oktober 2003)