Facebook is een riskant medium. De ‘vrienden’ waarmee je dialogeert zijn niet altijd even goed gekend, het taalgebruik is vaak onbehouwen, de reacties op berichten worden soms heel spontaan en ondoordacht geschreven, in veel gevallen wordt een discussie afgeleid naar één onbeduidend nevenaspect en gaat de eigenlijke boodschap verloren. Komt daarbij, maar dat zal in de ‘echte’ wereld ook wel zo zijn, dat positieve of negatieve reacties geschreven worden in functie van sympathie, en niet van de inhoud. De beste wetenschappers laten zich op die manier (ongewild?) soms verleiden tot de stomste stellingen.
Debat?
En sommige discussies liggen moeilijk, op facebook en daarbuiten. Mijn persoonlijke ervaringen met jarenlange en hopeloze pogingen om sociale bescherming bespreekbaar te maken, zijn veelzeggend.
Aan de linkerzijde krijg je ofwel afwijzende reacties – ‘contrarevolutionair’ of ‘een correctiemechanisme op het kapitalisme’ – ofwel innemende instemming en dan … niets. Ik heb inmiddels een mooie nationale en internationale inventaris van initiatieven waarin uitdrukkelijk werd gekozen om níet over sociale bescherming te spreken. Het laatste internationale voorbeeld: de ‘Solidariteitstop’ tégen de G20 in Hamburg. Ook al heeft deze club van rijke en halfrijke landen al vijf jaar lang sociale bescherming op zijn formele agenda staan, sociale bewegingen vinden het niet nodig de filosofie ervan aan te klagen en/of alternatieven voor te stellen.
Het laatste nationale voorbeeld: de ‘discussie’ over het basisinkomen. Het enige punt waar op gereageerd wordt is de betaalbaarheid. Alle andere argumenten en alternatieve voorstellen blijven onbesproken. En de tegenargumenten blijven stereopiet: je kijkt niet verder dan de financiering, je houdt krampachtig vast aan een glorieus verleden, je weigert rekening te houden met de kwetsbaren in de maatschappij, je weigert te dromen. Je kan boeken vol schrijven met bewijzen van het tegendeel, er wordt niet op ingegaan. Ook dat is deel van de alternatieve waarheid die wordt gecreëerd.
Een impasse?
Mijns inziens is er dus een groot probleem, want een echte discussie over wat soort sociale bescherming we willen of niet is er niet. Ondertussen zijn er wel drie andere discussies aan de gang die een reactie en eigenlijk een goed antwoord verdienen.
Ten eerste is er de manier waarop het beleid wereldwijd evolueert. Na de zogenaamde ‘armoedebestrijding’ van de afgelopen twintig jaar, spreken de internationale instellingen, van Wereldbank tot Europese Unie via de Internationale Arbeidsorganisatie over ‘sociale bescherming’. Dat is enerzijds positief omdat het meer mogelijkheden voor effectief beleid creëert, maar het is ook negatief. Voor de Wereldbank blijft universalisme problematisch – wie geld heeft kan zich een verzekering kopen op de markt – en de Europese Unie kijkt vooral naar ‘sociale investeringen’ – in ‘menselijk kapitaal’. Voor beiden gaat sociale bescherming niet om het bieden van bescherming tegen de wisselvalligheden van de markt, maar om het promoten van die markt, van de groei en van de economie in het algemeen. De IAO staat daar ergens midden in, vasthoudend aan de oude principes, maar ook de nieuwe filosofie omhelzend.
Universele sociale bescherming voor iedereen is een erg belangrijk strijdpunt, maar als het resultaat enkel is om samen met een minimale bescherming voor arme mensen het economisch systeem te versterken, dan is het verre van voldoende. Een reactie van progressieve bewegingen is dus meer dan welkom.
Een tweede probleem is dat er vandaag wél een belangrijk debat plaats vindt over het basisinkomen, dit is, een gelijke uitkering voor de hele bevolking van een land, regio of stad. Hoe aantrekkelijk dit voorstel op het eerste gezicht ook mag lijken, het is verre van interessant voor iedereen die gelooft en blijft geloven in de waarde van een op solidariteit gesteunde sociale bescherming. Die gaat immers uit van het principe ´van ieder volgens vermogen, naar ieder volgens behoeften’. Op die manier kan sociale bescherming ook de ongelijkheid tegen gaan.
Meer nog dan alle filosofische en politieke bezwaren tegen het basisinkomen, is er ook het simpele feit dat het bijzonder duur is en niet kan ingevoerd worden zonder de sociale bescherming minstens deels af te bouwen. In die zin passen de voorstellen ook precies in het liberale en geïndividualiseerde denkkader van vandaag. Voorstanders van het basisinkomen beweren dat het in een linkse en een rechtse versie bestaat en dat links aan een alternatieve maatschappijvisie denkt. Rechts doet dat echter ook. Dromen van meer solidariteit moet, maar wachten om armoede op te lossen tot er een grootschalige taks shift komt, lijkt mij, gelet op de huidige krachtsverhoudingen, niet OK. De armen worden geofferd op het altaar van een verafgelegen socialistisch ideaal.
Wat de tegenstanders van het basiskomen makkelijk vergeten is dat de voorstanders ook een aantal goede argumenten hebben, met name het feit dat de sociale bescherming hopeloos ingewikkeld is geworden, dat de bijstand te voorwaardelijk is geworden en dat het geheel gebureaucratiseerd is. Veel behoeften worden vandaag niet naar behoren ingevuld. Het betekent dat de sociale bescherming aan vernieuwing toe is, op een progressieve manier, om mensen beter te beschermen. De kritiek op het basisinkomen kan dus maar vat hebben op mensen als ze gepaard gaat met voorstellen voor een betere sociale bescherming.
De arbeidsmarkt
Deze discussie over het basisinkomen brengt ons bij een derde punt. Eén van de argumenten die voorstanders gebruiken heeft te maken met de sterk veranderende arbeidsmarkt. De vergaande automatisering en informatisering, enerzijds, en de invoering van nieuwe productiewijzen doet sommigen besluiten dat de sociale bescherming hoe dan ook niet houdbaar is.
Hierop kan in eerste instantie met twee tegenargumenten gereageerd worden. Ten eerste is het lang niet zeker dat er veel arbeid zal verdwijnen. De arbeidsmarkt zal grondig veranderen maar lang niet alle economen zijn het erover eens dat dit tot massale werkloosheid zal leiden. Oude banen kunnen vervangen worden door nieuwe banen, oude vragen door een nieuw aanbod. Het blijft voorlopig koffiedikkijken, de toekomst is niet precies voorspelbaar. Bovendien kan de arbeidstijd sterk verminderen.
En die nieuwe productiewijzen, ja, die zijn nu net het probleem. Er zijn grosso modo twee evoluties bezig. Eén is de snelle groei van de ‘deeleconomie’, zowel die van het platformkapitalisme (Über, airbnb…) als de kleinschalige initiatieven die volgens sommigen automatisch tot ´commons´ leiden.
Beiden zijn problematisch vanuit het oogpunt van sociale bescherming.
In het platformkapitalisme is de meeste arbeid precair, slecht betaald en valt grotendeels buiten de gebruikelijke regels van fiscaliteit en sociale bescherming. Het gaat vaak om jonge mensen die het niet zo erg vinden slechts een tijdelijke baan te hebben, wat langer te moeten werken (tot 60 uur per week…!), of zonder ziekteverzekering (jong en gezond…) en… zonder arbeidscontract. Dat leidt niet enkel tot problemen op lange termijn, want op die manier bouw je geen pensioenrechten op, de kater kan ook groot zijn bij een arbeidsongeval. En uiteraard is er geen moederschapsverlof, geen gezinstoelage, geen kans op tijdkrediet, en zo voort en zo verder. Het gaat ook om cultuurwerkers die per definitie van opdracht naar opdracht werken, met tussenin ‘werkloze’ perioden en geen enkele zekerheid.
De eerste schuchtere pogingen worden nu ondernomen om dit te verhelpen, er zijn nieuwe (winstgevende) bedrijven die deze precaire werkers verenigen, maar daarom nog niet altijd aan een arbeidscontract helpen. Of met andere woorden, dit punt moet dringend en voluit op de politieke agenda. Het gaat niet op dat sommigen een deel of een hele loopbaan in een hachelijke situatie blijven zitten, terwijl er grove winst wordt gemaakt.
In de kleinschalige ‘deeleconomie’ of ‘P2P’ arbeid is de situatie zo mogelijk nog schrijnender. Het gaat hier om mensen die vaak met de allerbeste bedoelingen en met veel enthousiasme ergens aan de slag gaan, achter een computer, in een repairshop, een fablab of een stadslandbouwproject, dat werk op zich wel leuk vinden en dus het achterblijven van een degelijk loon, van sociale rechten en goede arbeidsvoorwaarden minder urgent achten. Tot ook hier het noodlot toeslaat natuurlijk, ongeval of ziekte, een zwangerschap en uiteindelijk pensioen.
Niet zelden hoor je deze mensen zeggen dat sociale rechten helemaal niet belangrijk zijn, dat ze tevreden zijn met wat ze hebben, dat sociale bescherming achterhaald is en dat mensen toch niet zo materialistisch moeten zijn. Tja. Sommigen denken duidelijk dat conflictvrije en harmonieuze gemeenschappen’ een spontaan en natuurlijk gegeven zijn.
Toch gaat het hier niet altijd om naïviteit. Sommigen denken op deze manier het kapitalisme een zware slag toe te brengen, niet enkel met hun productiewijze, waar ze nota bene vaak niet eens voor betaald worden, maar door het weigeren van een arbeidscontract. Loonarbeid is slavernij, zo heet het dan.
Loonarbeid = slavernij?
Theoretisch gezien klopt het wel dat zolang mensen verplicht zijn hun arbeid te verkopen om in leven te blijven, het kapitalisme ook zijn gang kan gaan. En zelfs in de beginseltekst van het ABVV staat dat men een klassenloze maatschappij beoogt en het verdwijnen van het salariaat.
Toch wil ik hier een paar ernstige kanttekeningen bij maken.
Ten eerste leven we niet meer in de 19de eeuw en mogen we rustig zeggen dat de arbeidsvoorwaarden in West-Europa nog weinig vandoen hebben met die van anderhalve eeuw geleden, behalve dan in de al vermelde nieuwe sectoren. Werknemers zijn georganiseerd in vakbonden, er is een uitgebreid arbeidsrecht ontstaan, er is een sociale dialoog en er zijn collectieve onderhandelingen. Terecht stelde de ILO daarom in 1944: ‘arbeid is geen koopwaar’, en het is niet langer de individuele arbeider die over zijn contract moet onderhandelen.
Ten tweede is het mij niet duidelijk hoe mensen dan willen werken. Er wordt vaak geschermd met ‘socialistisch zelfbeheer’ en dat klinkt goed, maar wat betekent het? Dat mensen als zelfstandige werken, mét een door de overheid gegarandeerde bescherming? Dat mensen in coöperaties werken, als loontrekkende? Met sociale rechten en alles wat erbij hoort? Of allemaal gratis en de overheid betaalt een basisinkomen? Het lijkt me duidelijk dat er heel wat nieuwe formules kunnen uitgeprobeerd worden, maar oneindig zijn ze niet. Het komt er telkens op neer dat mensen hoe dan ook wel zekerheid, bescherming en rechten nodig hebben. Ze kunnen zich daarvoor zelf organiseren en hun fondsen zelf beheren, maar moeten dan ook beseffen dat kleinschalige solidariteit kleinschalige uitkeringen zullen opleveren. Denk aan de gezondheidszorg.
Ten derde wist Marx al dat arbeid weliswaar vervreemdend maar ook emanciperend kan zijn. Ze staan in een dialectische spanning tot elkaar. Het lijkt me ontegensprekelijk te zijn dat de evolutie tot voor kort in de richting van die emancipatie ging, en ik deel de opvattingen van Robert Castel die de maatschappelijke erkenning, het nut en het sociaal burgerschap van werknemers beklemtoont. Het is lang niet zeker dat die zonder loonarbeid en collectieve reguleringen kunnen bestendigd worden.
Tenslotte vind ik het zeer roekeloos om op een ogenblik dat de neoliberale machthebbers en het bedrijfsleven druk bezig zijn met het afbouwen van het arbeidsrecht en het privatiseren van sociale diensten, het juist progressieven zijn die hen gelijk geven en hen zouden laten doen. Dit geldt voor loonarbeid én voor het basisinkomen. Ik vind het onwaarschijnlijk riskant om zo’n pleidooi te houden.
Want er is toch één ding wat niet mag vergeten worden: de machtsverhoudingen spelen niet in het voordeel van de arbeiderswereld. Tot nog toe hebben de vakbonden het ergste weten te vermijden, maar als nu ook zogenaamde ‘progressieven’ gaan zeggen dat loonarbeid én sociale bescherming mogen verdwijnen, dan is het hek wel van de dam. We zijn dan niet op weg naar een zelfbeheerd socialisme maar naar het wilde kapitalisme, terug naar de 19de eeuw. Ik sta verbijsterd van die ‘linkse’ kreten.
Overigens, de productiewijze mag dan aan het veranderen zijn in de lokale productie en de digitale sector, de grote industriële mno’s zie ik niet meteen in coöperaties veranderen. Hallo Monsanto? Zij zullen blijven werken met een kleine vaste kern van goedbetaalde werknemers, met daaronder een legertje echte en onderbetaalde slaven zonder arbeidscontract.
Goeroe in deze is Michel Bauwens, zogenaamd radikaal links en bepleiter van meer zelfstandige arbeid, want, zo stelt hij in een werkdocument voor het Europese Vakverbond, mensen werken dan ‘met passie’ en worden volstrekt autonoom. Hij maakt er een soepje van. Want alles wordt opgehangen aan zijn concept van P2P (peer to peer) dat vanzelf leidt naar de productie van ‘commons’ (waarom?) en waaraan alleen dolenthousiaste autonome mensen werken. Toch zijn deze mensen vaak onbetaald, maar kunnen ze ook in loondienst werken zonder hun autonomie te verliezen… Begrijpe wie kan.
Zelfbeheerde ondernemingen kunnen inderdaad een hoopvolle weg naar een betere toekomst betekenen, maar dat heeft totaal niets met P2P te maken. Ik begrijp trouwens niet wat er P2P kan gebeuren buiten de digitale sector. Arbeid kan inderdaad anders en beter gedefinieerd en georganiseerd worden om rekening te houden met alle verschillende vormen van werk, arbeid kan ingeschakeld worden in een een welomschreven commons benadering, maar voor dit alles moeten de sociale rechten zeker niet worden afgebouwd, integendeel.
Wat ik wel weet is dat ondanks alle beginselverklaringen de vakbonden vandaag geen actie voeren om de loonarbeid af te schaffen, en terecht. Hoe ‘onwerkbaar’ het werk tegenwoordig ook mag zijn, mensen halen nog steeds trots uit hun activiteit, dat was zo destijds met de mijnwerkers, dat blijft zo vandaag met de schoonmaaksters. Loonarbeid én sociale bescherming zijn momenteel de beste bescherming die mensen kunnen hebben. Ze zouden wel gek zijn dat te willen opgeven.
Besluit
Mijns inziens heerst er momenteel de grootste verwarring bij enkele progressieven. Vaak is er geen enkele kennis van de geschiedenis en van hoe moeilijk en zwaar het is geweest een aantal basisrechten af te dwingen. Verder overschat men de machtsverhoudingen en denkt men met een basisinkomen en een coöperatie een eind te kunnen maken aan het kapitalisme. Zij dwalen.
Eens te meer zien we wel dat zogenaamde progressieve ideeën die op theoretisch vlak misschien de weg naar een betere toekomst kunnen wijzen, in de praktijk van vandaag alleen de neoliberale tendenzen, de afbouw van het arbeidsrecht en de privatisering van sociale diensten, kunnen versterken. Dat gebeurde al eerder met het vrijwilligerswerk en met sociale innovatie. Men bepleit ‘immateriële menselijke waarden’, gratis en vrijwillige arbeid en de kapitalisten lachen in hun vuistje.
Het post-kapitalisme daagt niet aan den einder omdat we meer gaan samenwerken. Het zal eerder omgekeerd zijn: we zullen meer en beter kunnen samenwerken als we dat oppermachtig economisch systeem kunnen aanpakken. Een sociale en solidaire economie, zowel als sociale bescherming kunnen een bijdrage leveren: als een universeel en transformatief sociaal systeem consequent wordt doorgevoerd, dan kán men niet meer op dezelfde manier produceren, dan moet de economie rekening houden met de behoeften van mens én natuur, dan kán het systeem veranderen. En wie weet, dan komen we misschien in een andere wereld terecht waarin het leven duurzaam is. Ja, we moeten dromen, maar wel met onze twee voeten op de grond blijven staan.
Zouden we dit echt niet kunnen bespreken?
(Wie meer wil lezen over Bi en social commons: zie www.socialcommons.eu)