Ze glunderden maar met mate, de leiders van CDU, CSU en SPD, toen ze na lange en taaie onderhandelingen uiteindelijk eind november toch met een regeerakkoord naar buiten kwamen. Niet zomaar omdat deze ‘grote’ coalitie geen liefdes- maar slechts een verstandshuwelijk is. Want dat kan je allicht van zowat elke coalitie zeggen. Maar omdat het moeizaam bereikte akkoord alsnog kan gekelderd worden nog vóór het parlement zich erover kan uitspreken.
Na de bondsdagverkiezingen van 22 september jl. lagen de kaarten wel moeilijk: de liberale FDP had niet eens de kiesdrempel gehaald, en de christendemocraten grepen op een haar na naast de volstrekte meerderheid. Louter mathematisch waren nu drie coalitieformules mogelijk: een ‘grote’ coalitie van christen- en sociaaldemocraten, een regering van christendemocraten en groenen, of een formule waarin sociaaldemocraten en groenen zouden regeren met (of tenminste gedoogd worden door) de ‘post-communistische’ Linke. Maar voor de groenen méér nog dan voor de meeste sociaaldemocraten blijft ‘die Linke’ de wat bijgeschminkte erfgenaam van de SED, de eenheidspartij die veertig jaar lang niet bepaald democratisch de DDR bestuurde. Geen optie dus. Tot grote opluchting overigens van de SPD-partijleiding. Een ‘zwart-groene’ coalitie (zwart is nu eenmaal de ‘kleur’ waarmee in de BRD de christendemocraten worden aangeduid) werd – althans op nationaal niveau – tot voor enkele jaren volstrekt ondenkbaar geacht, en zou trouwens in beide partijen tot slaande ruzies (indien al niet afscheuringen) hebben geleid. Maar ze werd in de voorbije weken voor het eerst in de geschiedenis van de bondsrepubliek wel serieus besproken. Natuurlijk was dat vooral een spelletje poker vanwege kanselier Merkel die daarmee vooral wou laten uitschijnen dat de SPD waarachtig niet de enige mogelijke regeringspartner was. Tegelijk werden de gesprekken door iedereen bekeken als een eerste, voorzichtig elkaar-besnuffelen van twee partijen die eerder vroeg dan laat wel degelijk koalitionsfähig zullen zijn (zeker nu het in de deelstaat Hesssen bijna zover is).
Vette vis
SPD-voorzitter Sigmar Gabriel liet zich door het maneuver echter niet zenuwachtig maken, gunde Merkel de tijd om op de voorspelbare klippen te lopen, en begon toen aan wekenlange ernstige gesprekken. Zonder SPD geen regering, en dus moest er een ‘vette vis’ op tafel komen. Om duidelijk te maken dat hij het meende, liet Gabriel halfweg november een SPD-partijcongres besluiten dat “in de toekomst” ook een coalitie met de Linke niet meer mocht uitgesloten worden. Tegelijk bezwoer hij de partijbasis – die een viscerale afkeer heeft van een ‘grote’ coalitie – dat de SPD zeker niét in zo’n coalitie zou stappen indien enkele essentiële eisen niet werden ingewilligd. En om Merkel nog wat méér onder druk te zetten (aangezien de onderhandelingen immers nog bezig waren) beloofde hij … tromgeroffel … dat de ongeveer 475.000 SPD-leden hun zeg zouden krijgen over het ontwerp-regeerakkoord. Geen meerderheid pro, geen grote coalitie. Een in Duitsland nooit eerder vertoonde oefening in interne democratie; en een immens risico voor de partijleiding. En voor alle onderhandelaars reden genoeg om de Sekt nog even in de koelkast te laten. Dus dweilen nu zowat alle SPD-prominenten het land af om het akkoord te verdedigen. Met een akkoord dat er behoorlijk uitziet; tegen een buikgevoel dat uitermate skeptisch blijft.
De vette vis, de conditio sine qua non voor een regeerakkoord, werd inderdaad binnengehaald: het minimumloon van 8,5 Euro per uur, overal in Duitsland, en voor iedereen die er werkt (zodat ook de loondumping via hongerlonen voor Oosteuropeanen tenminste in de BRD wordt uitgesloten). Of de al dan niet legale werkelijkheid zich naar dat regeringspapier zal schikken is een andere vraag. Maar Duitse werknemers krijgen nu alvast dié bescherming; en de andere hebben in de BRD toch geen stemrecht, nietwaar…
Daarnaast liggen ook voor ouderen twee niet-onaardige brokken op tafel. Wie 45 jaar heeft gewerkt mag al vanaf 63 met pensioen; dat klinkt in elk geval beter dan de starre 67 – en is in feite een toepassing van de alhier bekende – maar helaas niet gebruikte – Stevaertse formule dat “niet het bouwjaar telt, maar de kilometerteller”. De uitbreiding van de pensioenuitkeringen voor vrouwen die niet buitenshuis hebben gewerkt om voor de kinderen te zorgen, komt veeleer de christendemocratische achterban ten goede. En om de Beierse CSU aan boord te houden heeft Merkel een belofte ingeslikt die ze tijdens de verkiezingscampagne telkens weer uitdrukkelijk herhaalde: in principe zouden binnen enkele jaren buitenlanders die de Duitse autosnelwegen gebruiken daarvoor een jaarlijks tolgeld moeten betalen. Dat principe is evenwel aan zoveel voorwaarden gebonden (onder meer een zeer twijfelachtige toelating door de EU) dat de toepassing nog jààren op zich zal laten wachten. Op Europees vlak verandert zo goed als niets in de Duitse houding, wat niet meer dan logisch is aangezien de SPD het Merkel op dit vlak nooit moeilijk heeft gemaakt.
Weimar
Alle grote en kleine voornemens zouden samen zo’n slordige 23 miljard Euro kosten; maar – beweerden de onderhandelaars bij de voorstelling van het akkoord – dat zal de belastingbetaler niet voelen. Een toverformule die ook in andere EU-lidstaten graag wordt gebruikt, maar die nog moet bewijzen dat ze ook werkt. Voor alle zekerheid is al gesuggeerd dat “de toestand natuurlijk moet herbekeken worden als de inkomsten zouden tegenvallen”. Ontroerend eerlijk is dat.
In het algemeen wordt, luidens peilingen, het akkoord goed onthaald; zowel bij CDU-CSU als bij SPD zijn ruim twee derden van de kiezers er voor te vinden. Maar de SPD-leden denken daar blijkbaar anders over: slechts 1 op 5 vindt dat het regeerakkoord een SPD-stempel draagt. Daarenboven zijn – waarachtig niét alleen aan de basis – vele sociaaldemocraten erg huiverig om opnieuw met de CDU-CSU in zee te gaan. Zij hebben veel te slechte herinneringen aan de vorige grote coalitie (2005-2009) toen dat inmiddels legendarisch geworden beeld opdook dat “Merkel zit te zonnen op het dek, terwijl de SPD-ers zich afbeulen in de machinekamer”. En voor dat afbeulen erg slecht werden beloond door de kiezer.
Daar staat een andere, al even legendarische uitspraak tegenover van wijlen SPD-secretaris-generaal Müntefering die in vrijwel alle omstandigheden regeringsdeelname bepleitte met de simpele maar forse redenering “oppositie is kak !”.
Onder SPD-kanselier Schröder (die wel de arbeidsmarkt drastisch hervormde maar grote bedrijven en banken ongemoeid liet) verloor de partij bijna een kwart van haar leden. “Dus zal, wie nu nog lid is, de partij een zoveelste verscheurende crisis willen besparen en braafjes voor het regeerakkoord stemmen” meent een gezaghebbend politoloog als reactie op de niet eens versluierde dreiging van de partijleiding om collectief af te treden in geval van een negatieve stemming. De brave partijleden hebben nog tot 12 december tijd om hun zegen te geven of te weigeren. En als het echt een dubbeltje op zijn kant wordt zal de partijleiding niet aarzelen om een spookbeeld op te roepen dat ook Merkel al eventjes heeft bovengehaald: indien de regeringsvorming alsnog zou mislukken moeten er maar nieuwe verkiezingen komen. Dat is niet alleen het schrikbeeld van ‘Weimar’, de onstabiele Duitse republiek die plaats moest maken voor de nazi’s. Het is ook – en wellicht vooral – de reële kans dat de christendemocraten dan wél een absolute meerderheid in de wacht zouden slepen.