Een goede cover is de visuele samenvatting van een boek. ‘Groetjes uit Vlaanderen’ van Mohamed Ouaamari is een geslaagd voorbeeld van wat sociologen en antropologen ‘hybridisering’ of vermenging noemen. Het Antwerpse standbeeld van de legende van Brabo en Antigoon krijgt een exotische aankleding: de Romeinse held heeft een rode vilten fez met een zwart katoenen kwast op het hoofd en de afgehakte hand van de reus Antigoon is vervangen door een theepot waaronder hij een glas houdt. Voilà, dat is ‘hybridisering’ met een luchtige kwinkslag, zoals de stijl van dit boek. De ernst druipt er niet vanaf, hoewel het onderwerp en de eigen, kritische stem van de auteur daartoe wel uitnodigt. Mohamed Ouaamari: onthoud die naam!
Lasagne-identiteit
Wie is die Mohamed Ouaamari toch? Vlaming? Jazeker, ook, maar méér dan dat: mens, moslim, Marokkaan, Riffijn, Europeaan, Belg en – vooral dat – Antwerpenaar. ‘Ik durf mezelf een trotse Antwerpenaar te noemen. Elke keer als ik naar een andere stad reis, kan ik het niet laten om deze te vergelijken met onze mooie koekenstad (..) Ja, dat groteske chauvinisme zit net als een grote concentratie cocaïne in ons leidingwater.’ (p. 10) Dat laatste zinnetje zegt iets over de ironiserende toon en de goede pen van een auteur met een lasagne-identiteit, zoals journalist Marc Reynebeau het meerlagig zijn van iemand omschrijft. (1) Naargelang van de maatschappelijke context worden sommige lagen meer zichtbaar dan andere. Dat ondervond ook Mohamed Ouaamari wanneer hij op vakantie is in Marokko. ‘We worden er shab el gharidj genoemd, het buitenlandse volk.’ (p. 53). Een Marokkaan uit Europa zien en horen de plaatselijke mensen van ver aankomen. Dat gaat ook op voor Suriname waar de Nederlandse Surinamers blaka bakra (zwarte blanke) worden genoemd en door hun kleding en hun manier van gaan uit het straatbeeld worden geplukt. In het Riffijnse havendorpje Al Hoceima ontdekt Mohamed Ouaamari hoe Vlaams hij eigenlijk wel niet is en – meer nog – er zich zelfs onderscheidt van Marokkaanse Nederlanders. Daar ervaart hij wat het betekent om tegelijk ‘meer’ en ‘minder’ te zijn. Hij behoort tot het ‘Eigen volk’ maar dan eentje met een vreemde geur aan.
Tussenfiguur
Mohamed Ouaamari is een ‘tussenfiguur’ geworden, zoals de Nederlandse literatuuronderzoeker Michiel van Kempen die moeilijk te classificeren categorie van mensen die de grenzen van de natiestaat overstegen zijn, noemt. Tussenfiguren zijn doorgaans boeiende mensen: ze hangen ergens tussen, ze zijn niet af, maar steeds wordend, veranderend dus. Meestal zijn het lastigaards, want zij passen in geen enkel schema. Zij horen ergens bij en toch weer niet helemaal. Daarom beschouwen zuiveren in de leer hen als nestbevuilers. Tussenfiguren zijn uitgesproken vervelend, zeker in krampachtige tijden van onzekerheid waarin het begrip ‘identiteit’ een haast fundamentalistische invulling krijgt. Niet alleen cultuur, maar ook identiteit is dynamisch en daardoor zo moeilijk grijp- en verwoordbaar. Identiteit is tegelijk stilstand en beweging.
Ook de Frans-Libanese auteur en journalist Amin Maalouf is zo’n boeiende tussenfiguur. Hij benadrukt het dynamische karakter van identiteit. ‘Zodra je je identiteit ziet als een geheel van verschillende achtergronden, waarvan er sommige van etnische aard zijn en andere niet, zodra je in jezelf, in je verleden, in je leven, diverse zijtakken, diverse bijdragen, diverse aspecten, diverse subtiele en tegenstrijdige invloeden ziet, ontstaat er een andere houding met de anderen, net als met je eigen ‘stam’. Het is dan niet langer mogelijk het domweg over ‘wij’ en ‘zij’ te hebben, als twee legers in slagorde die zich voorbereiden op de zoveelste confrontatie, de zoveelste wraakpoging.’
Mohamed Ouaamari is in zijn opgroeien meer en meer een ‘tussenfiguur’ geworden met een eigen lasagne-identiteit.
Een leven tussen twee zwarte zondagen
Hoe is die identiteit tot stand gekomen? Dat is de vraag die Ouaamari probeert te beantwoorden in zijn ‘Groetjes uit Vlaanderen’. Je kan het het coming of age verhaal noemen van een millennial – 1991 is zijn geboortejaar -, van een Borgerhouts straatjochie met Berberroots die wéét wat armoede is, maar die met vallen en opstaan en vaak tegen de stroom in – in de buitenbaan dus – een eigen weg heeft gevonden die hem met zijn eigengereide groetjes uit Vlaanderen tot bij een van de belangrijkste uitgevers in het Nederlandstalig gebied heeft gebracht.
‘Groetjes uit Vlaanderen’ heeft een sterke structuur meegekregen. De nu 29-jarige Mohamed Ouaamari heeft zijn boek opgedeeld in vier levensfasen, telkens van zeven jaar, die afgesloten worden met een brief gericht aan zijn overleden grootouders langs vaderskant, die hij door de scheiding van zijn ouders nooit heeft gekend. Dit levensverhaal zit ingeklemd tussen twee politieke gebeurtenissen die het opgroeien van de kleine Mohamed er zeker niet makkelijker op gemaakt hebben. Hij schrijft: ‘Terwijl een tiende van de Vlamingen minder Marokkanen in Vlaanderen wilde, kwam ik er bij om de gelederen te versterken. Ik werd geboren in een tijd waar een groot deel van de bevolking mij niet graag zag komen.’ (p. 32) Inderdaad, Mohamed werd geboren in Borgerhout – ‘Borgerokko’ pejoratief genoemd – drie maanden voor ‘Zwarte Zondag’ van november 1991 waarin het Vlaams Blok een fameuze verkiezingsoverwinning behaalde en eindigt zijn boek op de laatste Zwarte Zondag van 2019 waarin extreemrechts weer sterk is komen opzetten.
Niet alleen maatschappelijk lagen de kaarten niet gunstig voor de kleine Mohamed, maar ook in het gezin waarin hij opgroeide was het vaak geen rozengeur en maneschijn. Aan zijn grootouders schrijft hij daarover echter op een genuanceerde manier: ‘Ondanks dat we volgens de statistieken in armoede leefden, heb ik mij nooit arm gevoeld. Er lag altijd eten op tafel, ik genoot van goed onderwijs en had toegang tot al mijn basisbehoeften. Het gebrek aan ambitie, netwerk en rolmodellen om naar op te kijken, ervaarde ik als echte armoede.’ (p. 123) Dat is een rake typering. Op een andere plaats zegt hij het zo: ‘Niet de huidskleur, religie of etnische achtergrond bepaalt wie het goede pad verlaat, wel het netwerk en het sociale kapitaal dat een persoon bezit.’ (p. 120) En om dat te illustreren verwijst hij naar de doorsnee media die bij voorkeur de bubbel waarin de ‘hardwerkende Vlaamse gezinnen’ zich bewegen in beeld brengen. Op hen wordt scherp gesteld, niet op de jonge Mohamed die met moeder en zus voortdurend in overlevingsmodus verkeren.
Wereldschool
Zij verhuizen van Borgerhout naar de volkse buurt van ’t Zuid waar Mohamed Turks leert op straat – nog een laag erbij ! – en naar een stadsschool gaat in de Brederodestraat. Toch was zijn passage op ‘De wereldschool’, toen nog een concentratieschool met 99 procent allochtonen, een gelukkige tijd voor hem. ‘Dat er geen Vlaamse kindjes waren, daar stoorde niemand zich aan. Nooit heb ik het gevoel gehad dat ik minderwaardig onderwijs kreeg.’ (p. 66). Daarna belandde het gezinnetje- Ouaamari op het Kiel in een appartement van de sociale woontorens, omringd door een groene zone waar gevoetbald en geravot werd. Daarmee geeft Mohamed Ouaamari onrechtstreeks een dikke pluim aan het stedelijk onderwijs en in het algemeen illustreert hij hiermee ook het belang van toegankelijke voorzieningen voor iedereen die door de overheid verzorgd worden.
Abou Jahjah en Bismillah
In zijn levensloop sluipen ook de grote gebeurtenissen binnen die Mohameds leventje beïnvloed hebben: de opkomst van het Vlaams Blok (Belang), 9/11, de rellen op de Borgerhoutse Turnhoutsebaan, de gentrificatie, de opkomst van Abou Jahjah en de AEL, Sharia4Belgium, de Lange Wapperbrug en de contestatie ervan, de opkomst van de NVA en zijn nieuwe burgemeester Bart De Wever en natuurlijk ook de aanslagen van 2016 in Brussel. De insidersstem- en commentaar van Mohamed Ouaamari geeft een zeer eigen kleur aan deze gebeurtenissen. Zo heeft hij het uitvoerig over internetcafé Bismillah op de Turnhoutsebaan in Borgerhout waar de Europese Arabische Liga van Dyab Abou Jahjah is ontstaan. Ouaamari benadrukt hoe belangrijk die ontmoetingen zijn geweest. ‘Ik behoor tot de post-AEL-generatie, die in de zoektocht naar de eigen identiteit de vruchten plukt van de generatie voor ons. Abou Jahjah en co gaven de verloren generatie een stem en een plaats in het maatschappelijk debat.’ (p. 95)
Gentrificatie
Ouaamari is vanuit zijn optiek niet zo vriendelijk voor de gentrificatiebeweging noch in Borgerhout, noch op het Zuid. Hij vertolkt die andere kijk zeer goed: ‘De migranten waren verwonderd over de terugkeer van ‘de Belg’ in hun straten. Wie wilde nu hier komen wonen tussen de verworpenen der aarde?’ (p. 64) Jawel, het waren volgens hem yuppies die kunstgalerijen openden, buurtcomités oprichtten, hippe koffie- en wijnbars begonnen en daardoor de woningprijzen omhoog joegen. Over de ‘bakfietsers’ en de burgerbewegingen Straten-Generaal, Ademloos en Ringland is Ouaamari behoorlijk cynisch, maar toch schopt hij ook tegen de schenen van de ‘zijnen’: ‘Dankzij de inzet van de Antwerpse bakfietsers zullen onze kinderen en kleinkinderen hopelijk opgroeien in een stad met meer groen, ruimte en schone lucht. Hopelijk hebben zij tegen die tijd ook de luxe en het karakter om zich af te zetten tegen onze desastreuze levensstijl.’ (p. 150)
Eerlijk
Ouaamari is eerlijk in zijn benadering, want ook Marokkaanse jongeren die betogen tegen Israël zijn volgens hem vaak bozer op het systeem waarin zijn opgroeiden dan dat zij goed geïnformeerd zijn over geopolitiek. Die kritische observaties worden ingegeven door zijn positie als tussenpersoon. Het is echter die positie die hem voorbij het steriele wij-zij discours brengt – hij reageert als individu ( ik-Mohamed Ouaamari) – die hem toelaat om te nuanceren of zijn benadering te omkleden met een dubbele bodem-humor. Dat zal hem nochtans ook zuur opbreken, zoals die keer dat hij op een netwerkavond voor ondernemende studenten in het luxueuze ING-bankgebouw hardhandig werd aangepakt door de politie die in hem een gevaarlijke terrorist zag omdat hij uit verveling op Twitter wat grapjes rond terrorisme rondstuurde. Dat vond de overheid niet zo leuk, want hij werd afgevoerd, naakt in een cel gestopt en pas veel later – sorry, het was een misverstand! – vrijgelaten.
Insider
‘Groetjes uit Vlaanderen’ is om verschillende redenen een belangrijk boek. Zeker omdat het zo zelden gebeurt dat een insider met een lasagne-identiteit aan het woord komt en zich als dusdanig profileert. Mijn invalshoek als auteur was tien jaar geleden helemaal anders toen ik ‘Groeten uit Borgerhout’ schreef. Ik behoorde zelf tot de generatie gentrifiers (zonder bakfiets) die in Oud-Borgerhout waren komen wonen na Zwarte Zondag van 1991 en beschreef als buurtbewoner van het Krugerpark de veranderingen ten goede die daar voor mijn ogen plaatsgrepen. Dat was een heel andere insteek en zeker vanuit een meer geprivilegieerde positie dan die van Mohamed Ouaamari. Ik werd insider in de buurt, maar bleef door mijn andere achtergrond toch ook outsider. Misschien hing Mohamed Ouaamari daar als kleuter ergens aan de speeltuigen, misschien, maar hij is er met zijn boek alleszins in geslaagd om dat andere verhaal te vertellen waartoe ik per definitie niet in staat was.
Sterke positie
Intussen zijn we bijna dertig jaar verder en is er inderdaad een generatie opgestaan van zelfbewuste volwassenen van hybride origine die ook intellectueel meer dan hun mannetje of hun vrouwtje weten te staan. Zij zijn mee de nieuwe stadsmakers van de toekomst. Dat bleek onder meer tijdens de uitzending van De Afspraak op Canvas waar Mohamed Ouaamari zijn boek kwam voorstellen in aanwezigheid van Bart De Wever. Het was opvallend dat de Antwerpse burgemeester aandachtig luisterde naar de jonge auteur en deze keer geen snel politiek weerwoord klaar had op Ouaamari’s kritische bedenkingen rond Vlaams-nationalisme. De laatste zin van zijn boek luidt immers ‘De Vlaamse Leeuw heeft zich al lang genoeg laten temmen door extreemrechtse dompteurs’.
Nieuwe Vlaamse canon
Mohamed Ouaamari’s credo luidt: ‘Ik wil leren trots te zijn op de Vlaamse laag binnen die lasagne-identiteit. Ik wil meeschrijven aan het einde van het negatieve verhaal waarmee ik opgegroeid ben.’ (p. 222) Mohamed Ouaamari is maar een van die aankomende generatie getalenteerde ‘tussenfiguren’ die als kunstenaar, journalist, schrijver en/of stand up comedian bezig zijn om de nieuwe Vlaamse canon op een eigenzinnige manier mee in te vullen. Kamal Kharmach, Sihame El Kaouakibi’s , Let’s Go Urban, Ben Hamidou, Sidi Larbi Cherkaoui, Youssef El Mousaoui en nog zoveel ander aanstormend talent staan klaar om, tot ergernis van wie het anders zou willen, om mee hun ‘Groetjes uit Vlaanderen’ te versturen vanuit hun eigen lasagne-identiteit.
En dat die ‘Groetjes uit Vlaanderen’, zoals met dit boek van Mohamed Ouaamari, nu ook door uitgeverij Prometheus uit Amsterdam wordt uitgegeven, kan de verspreiding ervan alleen maar ten goede komen. Ik hoop dat dit boek veel gelezen zal worden, niet alleen in Vlaanderen maar ook in Nederland, want achter die toch ook wel grappige ‘groetjes’ gaat een belangrijke inhoud schuil.
(1) In een gesprek met Ludo Abicht voor mijn boek ‘Het vacuüm van de kosmopoliet’ dat over vermenging gaat, wees de filosoof mij erop dat de het beeld van het identiteitsbladerdeeg dat nogal eens gebruikt wordt, niet echt aangeeft dat het over vermenging gaat. Hij plaatste daartegenover een ander, meer culinair beeld: ‘Men neemt een os, steekt daarin een schaap, in dat schaap steekt men een kalkoen, daarin een haasje, vervolgens een duif en een kwartel en in de ingewanden van die kwartel uiteindelijk een olijfje. Dan draait men gedurende drie dagen het geheel aan het spit totdat alle sappen met elkaar vermengd zijn en dan pas eet je ervan.’ In dit beeld gaat het over lagen die niet ondoordringbaar zijn. Het geheel dat men proeft is iets nieuws en misschien geeft dat beter aan wat Mohamed Ouaamari bedoelt.
(2) Amin Maalouf, Moorddadige identiteiten. Een betoog tegen zinloos geweld, Amsterdam, 1999, p. 43