INTERNATIONALE POLITIEK

Groeiende repressie van Koerden in Syrië

Eind november 2009 publiceerde Human Rights Watch (HRW) het rapport ‘Repression of Kurdish Political and Cultural Rights in Syria’. De grootschalige demonstraties van Syrische Koerden in maart 2004 vormden een keerpunt in de relaties tussen de Koerden en de Syrische autoriteiten en betekenden het begin van een groeiende repressie tegen de Koerdische minderheid, die ongeveer tien procent uitmaakt van de Syrische bevolking. In het rapport roept HRW de Syrische autoriteiten op te luisteren naar de legitieme grieven van de Koerdische bevolking.

Naar aanleiding van een schietpartij van de Syrische veiligheidsdiensten op Koerdische voetbalfans, waren er in maart 2004 grote demonstraties in een aantal dorpen en steden in Syrisch Koerdistan (Jazira in het Noordoosten, de ‘Ain ‘Arab in het Noorden en de hooglanden in het noordwesten rond ‘Afrin). De oorzaak van dit protest lag in de Koerdische grieven over de discriminatie tegen hun gemeenschap en de onderdrukking van hun politieke en culturele rechten. Geen enkele politiek afwijkende mening wordt door de Syrische autoriteiten geduld. Zeker sinds de ontwikkelingen in Iraaks Koerdistan, wordt de Koerdische minderheid door Damascus geviseerd en beschouwd als een bedreiging. Zo worden zuivere culturele bijeenkomsten, zoals Newroz-vieringen, verboden en onderdrukt en zijn er talloze arrestaties van Koerden. Ook kwam er in september 2008 een presidentieel decreet (Decreet 49) waardoor het kopen en verkopen van eigendommen in de grensregio’s strikt gereguleerd werd en elke eigendomstransactie onderworpen wordt aan de goedkeuring van de staat. Vele Koerden vrezen dat dit nogmaals een poging van de overheid is om hen te verdrijven. Zo maken ze het voor groeiende families bijna onmogelijk om eigendom te verwerven en ondermijnen ze immers de lokale economie.

Sinds 2005 hebben de Syrische veiligheidsdiensten maar liefst 14 politieke en culturele bijeenkomsten onderdrukt die door Koerdische groeperingen waren georganiseerd en in maar liefst twee gevallen hebben de veiligheidsdiensten het vuur geopend op de menigte en vielen er doden. Nooit werd er echter een onderzoek ingesteld naar deze incidenten. Zo veroorzaakten de veiligheidsdiensten de dood van de Syrische Koerd Issa Khalil Malla Hussein toen Koerden in november 2007 in de steden Qamishli en ‘Ain ‘Arab protesteerden tegen de Turkse aanval in Noord-Irak. Talrijke Koerden werden toen gearresteerd waarvan er 15 werden vervolgd voor een militaire rechtbank. Een tweede dodelijk incident gebeurde naar aanleiding van de viering van het Koerdische nieuwjaar, Newroz, op 20 maart 2008. Toen openden de veiligheidsdiensten het vuur op de Koerdische deelnemers waarbij drie mannen om het leven kwamen.

Koerdische politieke partijen

De Koerdische politiek in Syrië wordt gekenmerkt door haar enorme verdeeldheid. Er zouden momenteel maar liefst 14 verboden Koerdische partijen actief zijn in Syrië. Nochtans hebben de partijen allen een gelijkaardig eisenpakket: ze roepen Syrië op om te democratiseren en om hun rechten als Koerdische etnische groep te erkennen.

In de jaren zeventig en tachtig steunde Syrië Koerdische groeperingen in Turkije en Irak. Alhoewel de Koerdische partijen technisch allemaal illegaal zijn, werden zij in de jaren tachtig en negentig wel geduld op voorwaarde dat zij zich rustig zouden houden, geen vorm van zelfbestuur zouden eisen en geen gezamenlijke bedreiging zouden vormen.

Eind jaren negentig begonnen de Syrische Koerden zich echter te roeren. Dit had verschillende redenen. Zo had Syrië in 1998 onder sterke Turkse druk haar steun aan de Koerdische guerrillabeweging PKK (Arbeiderspartij van Koerdistan) beëindigd en waren de relaties met de Irakese Koerdische leiders eind jaren negentig verslechterd toen Hafez al-Assad zich verzoende met Saddam Hussein. Daarnaast dachten de Koerdische activisten met de dood van president Hafez al-Assad in juni 2000 en door de daaropvolgende ‘Damasceense Lente’ dat er nu spoedig verandering zou komen in hun situatie. Alhoewel Bashar al-Assad zich aanvankelijk veel milder opstelde, zouden de Syrische veiligheidsdiensten al snel de Koerdische leiders beginnen lastig vallen.

Met de demonstraties en rellen naar aanleiding van de voetbalmatch tussen een Koerdische ploeg van Qamishli en een Arabische van Deir al-Zor op 12 maart 2004, zat het spel op de wagen. Veiligheidsdiensten schoten met vuur op de Koerdische supporters waarbij naar schatting zeven doden vielen. Hierop volgden twee dagen van gewelddadige protesten en rellen in Qamishli en andere Koerdische steden in het noorden en noordoosten van Syrië. Uiteindelijk zouden deze rellen 36 doden eisen en meer dan 160 gewonden. De Veiligheidsdiensten arresteerden meer dan 2000 mensen.

De moord op de zeer gerespecteerde Koerdische religieuze leider Sheikh Ma’shuq al-Khaznawi in mei 2005 wakkerde de onrust opnieuw op. De religieuze leider verdween in Damascus en werd later dood teruggevonden. Vele Koerden verdachten de autoriteiten aangezien hij verschillende malen stelling had ingenomen over de onderdrukte Koerden en hij vertegenwoordigers van het Moslimbroederschap had ontmoet. Sindsdien worden Koerdische politieke en culturele bijeenkomsten geviseerd door de Syrische veiligheidsdiensten die al vaak gewelddadig uiteen werden gedreven. Hierdoor werd de vrijheid van vereniging en vergadering al meermaals ernstig geschonden.

In april 2008 vaardigde het Bureau van de Nationale Veiligheid een decreet uit dat elke vergadering, protest of viering of het hijsen van Koerdische vlaggen zonder de goedkeuring van het Ministerie van Binnenlandse Zaken verbood. Voor het hijsen van de Koerdische vlag kon men voor het Hof van Staatsveiligheid worden gedaagd en beschuldigd worden van verraad en een poging tot afscheiding van Syrië.

In 1999 sloten Syrië en Turkije een bilateraal samenwerkingsakkoord in Adana. Hierin erkende Syrië de PKK als een terroristische organisatie en zette zij alle hulp aan de PKK stop. Sindsdien staat Syrië geen steun meer toe van Koerdische groeperingen aan de PKK. Activiteiten die de PYD (Koerdische Democratische Partij van Syrië), een Koerdische partij die nauwe banden heeft met de PKK, organiseerde naar aanleiding van de Turkse inval in Noord-Irak, werden telkens gewelddadig onderdrukt door de Syrische veiligheidsdiensten.

De Veiligheidsdiensten focussen op de arrestatie van de leden van vijf ‘Koerdische’ politieke partijen, zijnde Yekiti, de Koerdische Toekomstbeweging, Azadi, KDP-S en PYD. Yekiti, Azadi en de Koerdische Toekomstbeweging worden vooral geviseerd omdat zij vaak demonstraties organiseren en meer expliciet zijn in hun vraag naar de erkenning van de Koerdische rechten. De PYD-leden worden dan weer vooral lastiggevallen omwille van het Syrische akkoord met Ankara en omdat de PYD in staat is om grote massa’s te mobiliseren.

Na de gebeurtenissen van maart 2004 werd de onderdrukking verhoogd aangezien de autoriteiten dachten dat de PYD achter een aantal demonstraties in de Koerdische gebieden in Syrië zat. Zelfs toen de Syrische president amnestie gaf aan een hele reeks gedetineerden ten gevolge van de rellen van maart 2004 in Qamishli, werden een groot aantal leden van de PYD uitgesloten van deze amnestie. Volgens Human Rights Watch worden de partijleden van de PYD het meest geviseerd en het ergst gefolterd omwille van de Syrisch-Turkse betrekkingen en omdat zij de ideologie van Öcalan volgen.

Terwijl de meeste politieke activisten worden berecht voor militaire rechtbanken moeten de PYD-leden meestal voor het Hooggerechtshof van de Staatsveiligheid verschijnen. Zo werden op 14 april 2009 zeven leden van de Koerdische partij PYD (Zaynab Huru, Latifa Muhammad Manan, Saleh Mesto, Rashad Ibrahim, Nuri Mustapha Hussein, Muhammad Habash Resho en Ibrahim Sheikho Allush) op beschuldiging van behoren tot een geheime organisatie (art. 288 van de Syrische strafwet) en artikel 267 (zie boven) veroordeeld door het Syrische Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid. De straffen variëren van 5 tot 7 jaar gevangenisstraf.

Veiligheidsdiensten

Onlangs werden de volgende Koerdische activisten berecht: Mesh al Temmo, de officiële woordvoerder van de Koerdische Toekomstbeweging in Syrië, Fuad Aliko en Hasan Saleh, leiders van de Yekiti partij, Muhammad Musa, de secretaris-generaal van de Koerdische Linkse Partij, Mustafa Bakra Jum’a van de Azadi Partij en Muhammad Sa’id al-Sa’id en Adnan Buzan van de Koerdische Democratische Partij van Syrië (PYD), die nauwe banden heeft met de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) in Turkije.

De gerechtelijke autoriteiten beschikken over een breed spectrum van strafvoorzieningen waarop ze beroep kunnen doen om een reeks vreedzame activiteiten te bestraffen:

  • Voorzieningen die elke oproep die gekarakteriseerd kan worden als ‘aanzetten tot sectaire, raciale en religieuze strijd’ criminaliseert (art. 307 van de Syrische strafwet);
  • Voorzieningen die ‘elke daad, toespraak of geschrift’ die beschouwd kan worden als het bepleiten dat ‘delen van het Syrische land afscheiden en het bij een ander land aansluiten’ criminaliseert (art. 267)
  • Voorzieningen die ‘elke bijeenkomst van meer dan zeven mensen met het doel om te protesteren tegen een beslissing of maatregelen genomen door de openbare autoriteiten’ behandelt als een ordeverstoring dat strafbaar is van één maand tot twaalf maanden gevangenisstraf (art. 336)

De Syrische strafwet criminaliseert ook het lid worden van ‘een politieke of sociale organisatie zonder internationaal karakter indien men hiervoor geen toestemming heeft van de regering’ (art. 288 van de strafwet). Bovendien is eigenlijk elke politieke partij verboden aangezien Syrië geen partijwet heeft. Hierdoor mogen alle leden van Koerdische politieke partijen in Syrië ten allen tijden gearresteerd en veroordeeld worden.

Alhoewel Damascus haar optreden tegen de Koerdische activisten rechtvaardigt door te stellen dat zij ‘Syrië proberen te verdelen’, bepleit geen enkele partij de afscheiding van Syrië. Zij streven enkel naar de erkenning van hun status als tweede grootste etnische groep van Syrië en sporen de Syrische regering aan tot het initiëren van democratische hervormingen die Koerden zouden toestaan om effectief deel te nemen aan de regering van het land.

Deze politieke activisten kunnen zonder aanhoudingsbevel worden gedetineerd op basis van de wet op de noodtoestand uit 1963. Vaak worden de Koerdische activisten overgebracht naar militaire rechtbanken voor vervolging. Dit is mogelijk door de Wet op de Noodtoestand die stelt dat degene die de bevelen van de gouverneur van de staat van beleg schendt, berecht zal worden voor militaire rechtbanken. Uit de verhalen van de Koerdische activisten blijkt dat trouwens niet zozeer de procedure problematisch is maar veeleer de inhoud van het proces. Niet de politie maar wel de vier belangrijkste veiligheidsdiensten behandelen meestal individuen die ‘politieke’ activiteiten uitvoeren. Zo ook de Koerdische politieke activisten. Deze diensten moeten enkel aan de president verantwoording afleggen en hebben onbeperkte autoriteit over arrestaties, huiszoekingen, ondervragingen en detentie. Niet alleen worden de militaire rechtbanken duidelijk gestuurd door de veiligheidsdiensten. Ook de aanklachten zijn duidelijk ingefluisterd door het veiligheidsapparaat. Uit de verhalen van de Koerdische activisten blijkt dat zij aanvankelijk incommunicado worden vastgehouden en pas later door de veiligheidsdiensten worden overgebracht naar gewone gevangenissen. Deze initiële periode van incommunicado detentie leggen de veiligheidsdiensten trouwens op aan alle politieke en mensenrechtenactivisten. Gedurende die periode, die soms maanden kan duren, hebben de gedetineerden geen contact met de buitenwereld en worden zij volledig geïsoleerd.

Vaak is er ook sprake van foltering. Vele gevangenen werden geslagen op alle delen van hun lichaam, zeker op de voetzolen (falqa). Andere foltermethodes zijn het langdurig onthouden van slaap en het gedwongen rechtop staan gedurende een geruime tijd. Totnogtoe heeft de Syrische regering geen enkel onderzoek uitgevoerd naar deze beweringen.

Vaak worden de activisten bovendien ook nog na hun vrijlating door de veiligheidsdiensten getreiterd. Op elk moment kunnen zij worden opgeroepen voor ondervraging. Vaak worden ze dan bedreigd met een nieuwe arrestatie als zij hun politieke activiteiten niet stopzetten. Verschillende ex-gedetineerden mogen het land ook niet meer verlaten. Vaak zien we ook dat activisten in overheidsdienst werden ontslagen of overgeplaatst naar minder aantrekkelijke functies. Bovendien werden niet alleen zijzelf maar ook hun familieleden het slachtoffer van dergelijke maatregelen.

Hongerstaking

Op 30 oktober 2009 gingen verschillende Koerdische politieke gevangenen – leden van de Democratische Eenheidspartij, de PYD, de PKK en de vrouwenorganisatie Sittar – in hongerstaking in de Adra-gevangenis, zo’n 20 km ten noordoosten van Damascus, uit protest tegen het gevangenisregime, de oneerlijke processen en de rassendiscriminatie. Begin november waren er in totaal al meer dan 300 politieke gevangenen in Damascus in hongerstaking. Na 29 dagen was hun gezondheidstoestand erg verslechterd: verschillende gevangenen hadden zware migraine-aanvallen, gewichtsverlies en uitdrogingsverschijnselen.

Na uitvoerige onderhandelingen met de Syrische autoriteiten besloten zij op 8 december hun hongerstaking te beëindigen. Dit was een overwinning voor de gevangenen wiens eisen, zoals recht op familiebezoek en bijstand van advocaten, einde van hun isolatie en het recht op het consulteren van de media, werden ingewilligd.

Schending internationaal recht

De Syrische onderdrukking van Koerdisch politiek activisme schendt een reeks basisrechten van het internationaal recht zoals het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging. Syrië heeft de verplichting volgens verschillende internationale verdragen die zij geratificeerd heeft, zoals het Internationaal Verdrag op Burgerlijke en Politieke Rechten (ICCPR) en het Internationaal Verdrag op Economische, Sociale en Culturele Rechten, om deze rechten te respecteren.

Het ICCPR garandeert ook het recht om deel te nemen aan het publieke leven, op een directe manier of door het vrij verkiezen van vertegenwoordigers, het recht om te stemmen en het recht om verkozen te worden. Deze rechten impliceren deelname aan en stemmen voor politieke partijen. Een meerpartijensysteem en de mogelijkheid om nieuwe en gevarieerde politieke partijen op te richten maakt deel uit van dit recht.

Ook het feit dat de wet op de noodtoestand nog steeds van kracht is, is een schending van het ICCPR. De VN-Commissie Mensenrechten heeft al gesteld dat dergelijke noodtoestand reguleringen enkel van uitzonderlijke en tijdelijke aard mogen zijn.

Daarnaast wordt de identiteit van minderheden door het internationaal recht beschermd en verbiedt het discriminatie. Het garandeert ook het recht van minderheden om actief deel te nemen aan het openbare en culturele leven van de samenleving. Art. 27 van het ICCPR stelt dat ‘in deze staten waarin etnische, religieuze en linguïstische minderheden leven, mag men personen die deel uitmaken van dergelijke minderheden het recht niet ontzeggen, samen met de andere leden van hun groep, om hun eigen cultuur te beleven, om hun eigen religie te praktiseren of om hun eigen taal te gebruiken’. De VN-Verklaring over de Rechten van Personen die deel uitmaken van nationale of etnische, religieuze en linguïstische minderheden, aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN in 1993, gaat zelfs nog verder. Volgens art. 2 hebben personen die behoren tot minderheden het recht om effectief deel te nemen aan de besluitvorming op het nationaal en regionaal vlak. Voorts hebben personen die behoren tot minderheden volgens deze Verklaring het recht om hun eigen verenigingen op te richten en te behouden. Hierdoor is elke staat verplicht om te garanderen dat een minderheid haar eigen verenigingen kan oprichten, kan deelnemen aan de besluitvorming en zonder discriminatie kan publiceren in haar eigen taal.

Syrië beperkt elke inspanning van Koerden om zich te organiseren of te strijden voor hun politieke en culturele rechten. Het gebruik van het Koerdisch in scholen, op de werkvloer en in het openbaar wordt door de autoriteiten beperkt. Publicaties in het Koerdisch zijn verboden en ook vieringen van Koerdische feesten, zoals Newroz, worden verhinderd.

Het verbod op foltering en andere mishandeling van personen in gevangenschap is ingeschreven in het internationaal recht onder andere in het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende Behandeling of Bestraffing dat Syrië ratificeerde in 2004. Internationale mensenrechtenverdragen verwerpen ook zeer duidelijk het berechten van burgers voor militaire rechtbanken.

Rol internationale gemeenschap

De internationale gemeenschap zou een constructieve rol kunnen spelen in het bevorderen van de rechten van de Koerden in Syrië. Tot dusver is de strafcampagne van Damascus ten aanzien van de Koerdische activisten vrijwel onopgemerkt voorbijgegaan op internationaal vlak. Het gebrek aan interesse van de internationale beleidsmakers heeft vele oorzaken, inclusief het feit dat de gebieden die door de Syrische Koerden bewoond worden zo afgelegen zijn. Daarnaast laten de Syrische autoriteiten niet graag pottenkijkers toe en is de internationale gemeenschap vooral gefocust op de rol van Syrië in de regionale politiek.

Toch zou de internationale gemeenschap, en in het bijzonder de Verenigde Staten en de Europese Unie die momenteel allebei belangrijke onderhandelingen met de Syrische regering voeren, ervoor moeten zorgen dat de mensenrechten, inclusief de behandeling van de Koerden, opgenomen wordt in hun gesprekken met Syrië.

Conclusie

De Koerden in Syrië hebben te lijden onder een systematische onderdrukking die gekenmerkt wordt door zware schendingen van hun economische, sociale, culturele, burgerlijke en politieke rechten, alsook dood in voorhechtenis, detentie zonder enige vorm van proces, verdwijningen, willekeurige arrestaties, folteringen en andere wrede, onmenselijke behandelingen of straffen.

De Syrische regering gebruikt de wet op de noodtoestand van 1963 om iedereen die beschuldigd wordt van betrokkenheid bij een Koerdische Politieke partij gevangen te nemen.

Vijf jaar na de rellen van 2004, zou Syrië gehoor moeten geven aan de grieven van haar Koerdische minderheid. Democratische en mensenrechtenhervormingen in Syrië die de situatie voor Koerden en niet-Koerden zou verbeteren, zouden de spanningen tussen de Koerden en de Syrische staat al zeer sterk kunnen doen verminderen.

Human Rights Watch vraagt de Syrische autoriteiten in haar rapport om de praktijk van willekeurige arrestaties te stoppen, om al degenen die worden vastgehouden voor het uitoefenen van hun recht op vrije meningsuiting en vereniging vrij te laten, om voorzieningen in de strafwet die vreedzame politieke meningsuitingen criminaliseren te herroepen, een politieke partijwet te bepalen en om de wet op de noodtoestand af te schaffen. Daarnaast zou de Syrische regering de rechten van de Koerden als een minderheid moeten erkennen.

(Uitpers nr. 117, 11de jg., februari 2010)

Deze tekst verscheen eerder in De Koerden. Tweemaandelijks tijdschrift van het Koerdisch Instituut, jg. 10, nr. 52, januari-februari 2010, blz. 22-25.

Relevant

Rechtvaardigheid en ‘Westerse waarden’

Het bloedvergieten in Israël en in Gaza is zinloos. Daarnaast zijn er twee tragische vaststellingen: de Palestijnse bevolking zinkt verder weg in etnische zuiveringen en genocide en wat gemeenzaam…

Waarom we niets van de Oriënt begrijpen –

en waarom we dat wel zouden moeten doen. De auteur (°1940) is een voormalig VRT-journalist, gespecialiseerd in het Midden-Oosten, een regio die hij ruim een halve eeuw op de…

De Amerikaanse oorlogen hebben sinds 9/11 minstens 38 miljoen mensen op de vlucht gejaagd

Volgens het “War Costs”-project van het Watson Institute bij de Brown University in de VS hebben de “Wars on Terror” voor zeker 38 miljoen vluchtelingen gezorgd. Verleden jaar, in…

Laatste bijdrages

Bayrou, dan toch

Het zou geen verrassing mogen zijn, en toch: François Bayrou heeft eindelijk een van zijn twee dromen gerealiseerd, hij is premier van Frankrijk. De andere droom: president. Maar voorlopig…

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×