‘De bijzondere zwart-wit foto’s met commentaren en observaties van de auteur, gecombineerd met zijn zeer goede pen, maken ‘Godelieve van Amerika’ tot een boekje om te koesteren. Het is de tedere zoektocht van iemand die probeert te begrijpen wat niet te begrijpen is omdat broer en zus in twee toch wel heel verschillende werelden zijn terechtgekomen. In dit ultieme en mooie adieu aan zijn zus balanceert de auteur voortdurend tussen afstandelijk onbegrip en oprechte pogingen tot empathie. Het is die ambiguïteit die ‘Godelieve van Amerika’ zo rijk maakt.
‘Beste Moeke. Je denkt zeker in je zelf, wat is dat nu, een brief, maar ja Moeke, ’t moet, want jou dat zeggen gaat niet. Je kan zeker denken waarover het zal gaan, maar eerst en vooral zal ik u alles vertellen, ik vind het toch ook dat een moeder alles moet weten. Ik heb lang iets verzwegen voor u, maar nu ga ik alles vertellen, zoals u weet ben ik door Onze Lieve Heer geroepen voor het klooster, maar wat u niet weet is dat ik namelijk geroepen ben om missiezuster te worden, moest u weten, mama hoe ik ernaar verlang, het is al een jaar en half en ik bijna niet meer wachten.’ ( p. 34)
Dat is een stukje uit de brief die Godelieve de Vos in 1941 aan haar moeder schrijft. Zij is dan zeventien en de tweede van de zes kinderen uit de welgestelde en katholieke Brugse slagersfamilie De Vos. In 1942 doet Godelieve haar intrede in het klooster van de Jacht in Heverlee. Zij vertrekt als missiezuster, maar als dat fysiek te zwaar blijkt voor haar wankele gezondheid, kiest ze voor een contemplatief leven bij de arme klaren in Cleveland in de Verenigde Staten. Van 1947 tot 2003, haar sterfjaar, 56 jaar dus, leeft zij als arme klaren en werd zij, zeker voor haar jongste broer Johan, ‘zuster Godelieve van Amerika’. Na haar dood gaat Johan de Vos aan de hand van brieven en privéfoto’s op zoek naar het leven en het denken van zijn diepgelovige zus die non is geworden en die hij amper heeft gekend. ‘Een leven verloopt in scheuten. Zelfs grote beslissingen zijn vaak niet meer dan een flikkering. Hoe ontstaat de vonk van verliefdheid, of de keuze voor een opleiding? Veel is afhankelijk van toeval, een zaadje in een vruchtbare grond. Sommige mensen spreken van voorbestemming.’ (p.33) Dat schrijft Johan de Vos en hij vraagt zich ook af: ‘Was Godelieve katholieker dan de andere zussen? Ik betwijfel het. Was het een vlucht? Of noemen we het toch maar een roeping?’ (p. 33)
Johan de Vos, zelf fotograaf en journalist, duikt in oude albums en probeert met een zeer precieze beschrijving van de vele zwart-wit foto’s een beeld te reconstrueren van zijn ‘Godelieve’ maar ook van zijn eigen familie, waardoor dit boekje ook kan gelezen en bekeken worden als een tijdsbeeld van een Brugse katholieke familie in de jaren veertig en vijftig van vorige eeuw. Of van de reis van Godelieve van Brugge naar Heverlee in 1942: ‘In die tijd was dat een dagreis. Te voet naar het oud station van Brugge, met verschillende treinen achtereenvolgens naar Gent, Brussel en Leuven en daarna te voet naar het klooster van de Jacht in Heverlee, vier kilometer daarvandaan. De valiezen met de trousseau, kleren, lakens en handdoeken waren al opgestuurd, ze had alleen maar een valies bij zich.’ (p. 46)
Het blijkt dat een groot deel van de zusters van Heverlee van West-Vlaamse afkomst is. ‘De verknochtheid aan het katholicisme was er vanzelfsprekend, net als de ondernemingszin en de zucht naar avontuur.’ (p. 60) In 2013 gaat Johan de Vos daar zelf nog eens een kijkje nemen. De tijden zijn veranderd. ‘Er hangen in 2013 nog 244 zusters van dit klooster af. Meestal zijn het bejaarden, slechts 39 zusters nog werkzaam in missieposten. Zelfs de zusters die in 2013 ouder waren dan Godelieve zou zijn, hebben haar niet meegemaakt. Haar intrede is vergeten.’ (p. 47)
Op het einde van haar leven gaat Johan zijn zus enkele keren bezoeken in Cleveland en zo krijgt hij wat zicht op de dagelijkse routine van de kloosterlingen, waar hij als buitenstaander alleen maar vreemd kan van opkijken: ‘De gewone slotkloosternonnen zijn als mollen in een netwerk van gangen en gewoontes in een eigen wereld.’ (p. 137). Hij beschrijft ook hoe de hele tijdsindeling van de nonnen volledig in het teken staat van Zuster Dood. ‘Elk afsterven, alle rituelen rond de begrafenis, krijgen in het Monastery een feestelijke tint. Een kloosterleven lang hebben ze er zich op voorbereid. De dood is alom aanwezig en zijn komst wordt gezien als een feest. Als een prioritaire beloning.’ (p. 139) Dat moet ook zo geweest zijn voor zijn zuster, denkt Johan de Vos, maar toch blijven er op het einde van zijn tocht en dit boek vooral vragen over, want Godelieve is ‘Godelieve van Amerika’ (en van God) geworden.
De zeer bijzondere zwart-wit foto’s met commentaren en observaties van de auteur, gecombineerd met zijn zeer goede pen, maken ‘Godelieve van Amerika’ tot een boekje om te koesteren. Het is de tedere zoektocht van iemand die probeert te begrijpen wat niet te begrijpen is omdat broer en zus in twee toch wel heel verschillende werelden zijn terechtgekomen. In dit ultieme en mooie adieu aan zijn zus balanceert de auteur voortdurend tussen afstandelijk onbegrip en oprechte pogingen tot empathie. Het is die ambiguïteit die ‘Godelieve van Amerika’ zo rijk maakt.
Dat is een stukje uit de brief die Godelieve de Vos in 1941 aan haar moeder schrijft. Zij is dan zeventien en de tweede van de zes kinderen uit de welgestelde en katholieke Brugse slagersfamilie De Vos. In 1942 doet Godelieve haar intrede in het klooster van de Jacht in Heverlee. Zij vertrekt als missiezuster, maar als dat fysiek te zwaar blijkt voor haar wankele gezondheid, kiest ze voor een contemplatief leven bij de arme klaren in Cleveland in de Verenigde Staten. Van 1947 tot 2003, haar sterfjaar, 56 jaar dus, leeft zij als arme klaren en werd zij, zeker voor haar jongste broer Johan, ‘zuster Godelieve van Amerika’. Na haar dood gaat Johan de Vos aan de hand van brieven en privéfoto’s op zoek naar het leven en het denken van zijn diepgelovige zus die non is geworden en die hij amper heeft gekend. ‘Een leven verloopt in scheuten. Zelfs grote beslissingen zijn vaak niet meer dan een flikkering. Hoe ontstaat de vonk van verliefdheid, of de keuze voor een opleiding? Veel is afhankelijk van toeval, een zaadje in een vruchtbare grond. Sommige mensen spreken van voorbestemming.’ (p.33) Dat schrijft Johan de Vos en hij vraagt zich ook af: ‘Was Godelieve katholieker dan de andere zussen? Ik betwijfel het. Was het een vlucht? Of noemen we het toch maar een roeping?’ (p. 33)
Johan de Vos, zelf fotograaf en journalist, duikt in oude albums en probeert met een zeer precieze beschrijving van de vele zwart-wit foto’s een beeld te reconstrueren van zijn ‘Godelieve’ maar ook van zijn eigen familie, waardoor dit boekje ook kan gelezen en bekeken worden als een tijdsbeeld van een Brugse katholieke familie in de jaren veertig en vijftig van vorige eeuw. Of van de reis van Godelieve van Brugge naar Heverlee in 1942: ‘In die tijd was dat een dagreis. Te voet naar het oud station van Brugge, met verschillende treinen achtereenvolgens naar Gent, Brussel en Leuven en daarna te voet naar het klooster van de Jacht in Heverlee, vier kilometer daarvandaan. De valiezen met de trousseau, kleren, lakens en handdoeken waren al opgestuurd, ze had alleen maar een valies bij zich.’ (p. 46)
Het blijkt dat een groot deel van de zusters van Heverlee van West-Vlaamse afkomst is. ‘De verknochtheid aan het katholicisme was er vanzelfsprekend, net als de ondernemingszin en de zucht naar avontuur.’ (p. 60) In 2013 gaat Johan de Vos daar zelf nog eens een kijkje nemen. De tijden zijn veranderd. ‘Er hangen in 2013 nog 244 zusters van dit klooster af. Meestal zijn het bejaarden, slechts 39 zusters nog werkzaam in missieposten. Zelfs de zusters die in 2013 ouder waren dan Godelieve zou zijn, hebben haar niet meegemaakt. Haar intrede is vergeten.’ (p. 47)
Op het einde van haar leven gaat Johan zijn zus enkele keren bezoeken in Cleveland en zo krijgt hij wat zicht op de dagelijkse routine van de kloosterlingen, waar hij als buitenstaander alleen maar vreemd kan van opkijken: ‘De gewone slotkloosternonnen zijn als mollen in een netwerk van gangen en gewoontes in een eigen wereld.’ (p. 137). Hij beschrijft ook hoe de hele tijdsindeling van de nonnen volledig in het teken staat van Zuster Dood. ‘Elk afsterven, alle rituelen rond de begrafenis, krijgen in het Monastery een feestelijke tint. Een kloosterleven lang hebben ze er zich op voorbereid. De dood is alom aanwezig en zijn komst wordt gezien als een feest. Als een prioritaire beloning.’ (p. 139) Dat moet ook zo geweest zijn voor zijn zuster, denkt Johan de Vos, maar toch blijven er op het einde van zijn tocht en dit boek vooral vragen over, want Godelieve is ‘Godelieve van Amerika’ (en van God) geworden.
De zeer bijzondere zwart-wit foto’s met commentaren en observaties van de auteur, gecombineerd met zijn zeer goede pen, maken ‘Godelieve van Amerika’ tot een boekje om te koesteren. Het is de tedere zoektocht van iemand die probeert te begrijpen wat niet te begrijpen is omdat broer en zus in twee toch wel heel verschillende werelden zijn terechtgekomen. In dit ultieme en mooie adieu aan zijn zus balanceert de auteur voortdurend tussen afstandelijk onbegrip en oprechte pogingen tot empathie. Het is die ambiguïteit die ‘Godelieve van Amerika’ zo rijk maakt.