Bretton Woods, het Marshall Plan en de NAVO vormden het fundament voor de ordening van de kapitalistische wereld na de Tweede Wereldoorlog, opgelegd door de Verenigde Staten. Die nieuwe orde diende niet alleen om tot economisch herstel en stabiliteit te komen, maar vooral om door introductie van nieuwe technologieën en bedrijfsorganisatie hogere winsten en kapitaalaccumulatie te verkrijgen. Met andere woorden, nieuwe technologie en een rationelere organisatie van de productie moesten de meerwaarde die door de werkende bevolking wordt geproduceerd, d.w.z. dat deel van hun arbeid dat zij meer produceren dan de vergoeding die zij in de vorm van loon krijgen, worden opgevoerd. Voorwaarde voor die toepassing was wel dat de productie van nationaal niveau naar internationaal niveau moest worden gebracht. In de Verenigde Staten konden de nieuwe productiemethoden, d.w.z. massaproductie via de lopende band, al in de jaren twintig worden toegepast, dankzij het gegeven dat het Amerikaanse kapitalisme een groot deel van het Noord-Amerikaanse continent beheerste. In Europa daarentegen verhinderde de verdeling van het continent tussen rivaliserende blokken de toepassing daarvan. De mislukte poging van Hitler-Duitsland om op militaire wijze één Europese markt onder Duitse leiding te vormen, betekende een verzwakking van alle oude Europese kapitalistische landen, waardoor de Verenigde Staten als sterkste kapitalistische macht naar voren kon komen. De NAVO werd gevormd om de Europese landen in een militaire structuur onder Amerikaans gezag te houden en tot voorpost te maken in de confrontatie met de andere supermacht na de Tweede Wereldoorlog, de Sovjet-Unie. Het afwerpen van de atoombom op Hiroshima was het visitekaartje waarmee de Verenigde Staten duidelijk maakten, zowel aan Europa als aan de Sovjet-Unie, dat zij vanaf nu de leidende macht waren in de nieuwe naoorlogse orde. Het Marshall Plan moest de stoot geven tot de vorming van een Europese markt, waarin het Amerikaanse bedrijfsleven ongekende mogelijkheden kreeg om te opereren en expanderen.
De eerste stap die werd genomen was de reorganisatie van de kolen- en staalindustrie. Wanneer er geen verbeteringen in de staalindustrie werden aangebracht, gebaseerd op goedkopere productiemethoden, dan kon het proces van massaproductie zich niet ontwikkelen. Eén van de sleutelfiguren achter het Marshall Plan, de voormalige president van de autofabriek Studebaker Paul Hoffmann, zei tegenover het Amerikaanse Congres over het zogenoemde Plan Schumann dat de vorming van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de voorloper van de EEG en de EU, behelsde: “Tot nu toe is in Europa de prijs te hoog en zijn de lonen te laag om de producten van de staalindustrie te kopen, waardoor ze de producten van onze staalindustrie kopen. We stoppen een ton staal in een auto, maar er zijn maar weinig mensen in Europa die zich een auto kunnen veroorloven. Wanneer we dus het proces starten van verhoging van lonen en daling van prijzen, dan creëren we een enorme expanderende markt in Europa. Henry Ford introduceerde dit nieuwe principe bij ons en het bracht een revolutie teweeg waar wij nu nog van profiteren. Ik denk dat het Schumann-plan een zelfde resultaat in Europa teweeg kan brengen.”
De naoorlogse economische ontwikkeling in Europa laat inderdaad een spectaculaire groei zien, als gevolg van nieuwe technologie en bedrijfsorganisatie. De gemiddelde jaarlijkse groeicijfers van de zestien voornaamste landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) bedroeg 2,9 procent tussen 1900 en 1913, 2 procent tussen 1913 en 1950 en 4,9 procent tussen 1950 en 1973. De groei van de productiviteit per uur arbeid als gevolg van de toepassing van de productievere methoden uit de Verenigde Staten in Europa na de oorlog laten zich zien in de volgende cijfers. In de Verenigde Staten was de tussen 1913-1950 en 1950-1973 voor beide perioden 2,4 procent. In Duitsland daarentegen respectievelijk 1,0 procent en 6,0 procent, in Engeland 1,6 en 3,2 procent, Japan 1,7 en 7,6 procent en Italië 1,7 en 5,5 procent [*].
Bretton Woods legde de basis voor een nieuwe financiële ordening en evenwicht, met de dollar als de voornaamste munt. Maar de nieuwe ordening betekende geenszins de terugkeer naar het systeem van voor de Eerste Wereldoorlog, dat gebaseerd was op volledige vrije handel en onbelemmerde mondiale beweging van kapitaal. De Amerikaanse econoom Keynes, die met Harry Dexter White de belangrijkste grondlegger was van Bretton Woods, zei hierover: “Er kunnen wellicht bepaalde financiële berekeningen zijn die laten zien dat het voordelig is om kapitaal te investeren op wat voor plek dan ook op de wereld om maximaal rendement te behalen, maar de ervaring leert dat afstand tussen eigendom en operaties slecht zijn voor de relaties tussen mensen en op de lange duur voor spanning en vijandschap zorgen, die het financiële voordeel wegnemen. Ik sympathiseer daarom met hen die liever de economische verstrengeling tussen landen zo minimaal mogelijk willen houden. Ideeën, kennis, wetenschap, al deze zaken zijn van nature internationaal. Maar laten goederen wanneer het uitkomt zoveel mogelijk nationaal gebonden zijn, en bovenal laat kapitaal in de eerste plaats nationaal zijn.”
Voor Keynes moest een permanent onderdeel van de Bretton Woods-overeenkomst bestaan uit het expliciete recht van regeringen om controle uit te oefenen over de kapitaalstromen. Het afwijzen van de vrije stroom van financieringskapitaal kwam niet vanuit een nieuwe economische theorie, maar had vooral een politieke achtergrond. De heersende elite in de kapitalistische wereld was zich terdege bewust van het feit dat wanneer er geen belangrijke maatregelen in het belang van de bevolking werden genomen, zoals werkgelegenheid en de invoering van sociale voorzieningen, grote sociale onrust – tot aan revolutionaire ontwikkelingen – het gevolg zouden zijn. Wanneer het bedrijven mogelijk zou worden gemaakt om van het ene naar het andere land te verhuizen om minder belasting te hoeven betalen, zou zo’n politiek onuitvoerbaar zijn. De huidige tijd waarin de ondernemers wel die vrijheid hebben, laat ook een dramatische achteruitgang van de voorzieningen voor de bevolking zien.
Bretton Woods en het Marshall Plan waren een poging om een situatie te vermijden die aan het einde van de globaliseringsgolf rond het begin van de twintigste eeuw was ontstaan: de Eerste Wereldoorlog met als gevolg de Russische Revolutie van 1917. In die zin lagen achter de plannen duidelijke politieke motieven. Controle van de staten over de economische processen en de invoering van de verzorgingsstaat moesten het wilde en meedogenloze karakter van het kapitalisme verzachten, om te voorkomen dat de bevolking in opstand zou komen. Er lag echter nog een ander motief achter de invoering van het systeem. De producten van Bretton Woods, het IMF en de Wereldbank, dienden als Amerikaanse instrumenten om in de markten van de concurrerende kapitalistische landen binnen te dringen. Het lijkt in tegenspraak dat enerzijds de Amerikaanse strategie van toen gericht was op een sterke staatscontrole op de kapitaalsstromen, terwijl tegelijkertijd gestreefd werd naar Europese integratie, waarin de rol van de staten juist minder wordt. De Europese eenwording past echter in de Amerikaanse strategie om allerlei nationale invoerbeperkingen op te ruimen, om zo het Amerikaanse bedrijfsleven maximale kansen te geven op de Europese markt hun producten te slijten. In de visie van de Amerikanen is de Europese politieke verdeling in landen een achterhaald overblijfsel uit de Middeleeuwen en een obstakel voor het Amerikaanse expansionisme. Eén Europese markt, onder Amerikaanse militaire controle, zien zij als de beste springplank naar controle over een gebied dat loopt van Zuid-Europa, langs de Kaukasus, via Noord-India naar China en Japan. Dat gebied bevat de grootste reserves aan olie en gas, wat voor Amerika van fundamenteel belang is om als supermogendheid te overleven.
De kern van Bretton Woods is de dollar als internationaal betaalmiddel en voor het handhaven van de positie van de dollar moesten de Verenigde Staten een exportoverschot hebben om de vraag naar dollars constant te houden. In die zin past het binnen hun politiek om het proces in Europa van ontmanteling van de staten te steunen ten behoeve van de vorming van een Europese gemeenschappelijke markt. Die markt moest alle ruimte geven aan het Amerikaanse bedrijfsleven om te investeren. Alleen was de gedachte in Bretton Woods dat niet Wall Street maar Washington de controle moest hebben over het internationale financiële systeem. Het systeem is uiteindelijk in de jaren zeventig stukgelopen, onder meer omdat door de enorme investeringen van Amerikaanse bedrijven in Europa de greep van Washington op de kapitaalsstromen werd ondermijnd. Bretton Woods heeft een opmerkelijk herstel van het kapitalisme op de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog te zien gegeven. Het succes heeft echter de interne tegenstellingen in het kapitalisme niet kunnen opheffen, waardoor deze naoorlogse financiële ordening in de jaren zeventig op de klippen is gelopen.
(Uitpers, mei 2001)
[*] De cijfers komen uit: The Significance and Implications of Globalisation. Nick Beams 1998.
(Bron: Targets, maart 2001)