Erwin Mortier, Gestameld liedboek, moedergetijden, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, 191 blz., ISBN 9789023464099
‘Het begint – maar wanneer begint zoiets, welke tekenen zijn de eerste? Het begint met het woord ‘boek’, het woord dat haar maar niet te binnen wil schieten wanneer ze op een middag voor mijn bibliotheek staat en vraagt wanneer ik nog ‘s, je weet wel, zo’n ding, of ik binnenkort weer ‘s – en ze brengt haar handen met de vingers gestrekt naast elkaar en klapt ze open en dicht’. (p. 10)
Zo wordt het duidelijk voor de schrijver Erwin Mortier dat zijn nog relatief jonge moeder lijdt aan alzheimer. De woorden lopen van haar weg, zelfs ‘boek’ is op de vlucht. Een weg terug is niet mogelijk. De ziekte gaat snel, zeer snel. ‘Het is alsof ze vanaf de rand van een klip naar een enorme draaikolk kijkt, alsof ik een zandloper van bot en huid omhels. De erosie is onstuitbaar en ontstellend.’ (p. 53)
Mortiers enige verweer zijn woorden. Woorden die hij ergens in een schriftje optekent wanneer hij op bezoek is bij zijn moeder. ‘Gestameld liedboek’ is een verzameling van al die korte stukjes die hij schreef, terwijl hij in haar buurt is. ‘Ik kijk haar aan, ze kijkt terug, met een hulpeloosheid die door merg en been gaat. Ik hoor het geritsel van de ratten achter de lambrizering, die aan haar draden knagen.’ (p. 53)
En hoe reageert zijn vader? In een van de meest onroerende stukjes schrijft hij:
Hij bakt roerei voor haar, met een groot hart zet hij de pan op tafel. Misnoegd blikt ze hem aan en schudt sakkerend het hoofd.
Je weet toch dat ik geen roerei blief, zegt ze. Ik eet alleen spiegelei.
Spiegeleieren deden haar kokhalzen vroeger. Ze lustte alleen omelet.
Hij zet de pan opzij, bakt twee spiegeleieren en eet zelf de omelet op.
Ze verandert, zegt hij.
Mortier brengt ook stamelend onder woorden hoe vreselijk hij de sfeer vindt in een rust- en verzorgingshuis (‘Hier rusten ze dus, de tot larven gekrompen werkbijen van de verzorgingsstaat die uit zijn voegen barst onder hun gewicht…’). Dat alles doet hij in een uitgezuiverde, bloedmooie taal. Wat te denken van een beeld als ‘De eenzaamheid is bijna hoorbaar, het eeuwige suizen van een ketel net onder het kookpunt’) of ‘Het gaat om beelden die meer vleermuis zijn dan herinnering. Ze maken zich los van de balken waaraan ze ondersteboven te slapen hingen en fladderen door de nacht’?
Dit boekje is poëtisch gestameld proza met veel witruimte om wat niet gezegd kan worden toch plaats te geven. Sommige tekstjes lijken op de parlandogedichten à la Hans Lodeizen of een Remco Campert. Echte emotie verdraagt geen grote woorden. Een nuchtere zegging maakt het alleen maar schrijnender. Zo heb ik het althans ervaren. Tijdens lectuur van dit ontroerend boekje zag ik voortdurend beelden van mijn verwarde oude moeder voor me die enkele maanden geleden in haar uitdovend leven verdwaald geraakte. Dank je, Erwin, voor deze ‘moedergetijden’.
(Uitpers nr. 136, 13de jg., november 2011)