Er is niets nieuws onder de zon. Zo kun je in één zin “Vergeet dat onze tijd zoveel complexer is dan alles wat ooit voorafging” van de Gentse politicoloog, Rik Coolsaet, samenvatten. Het doet hem onrecht aan, want hij neemt 239 bladzijden de tijd en de moeite om terug te gaan in de geschiedenis, ver soms, tot in de 16e eeuw, en op de koop toe geen enkel thema uit de actualiteit te schuwen, van migratie over de gele hesjes, #MeToo en Black lives Matter tot het klimaat. Zelfs de bestorming van het Capitool in Washington heeft het boek gehaald, om maar te zeggen dat de auteur bij de zaak is.
“We hebben het allemaal al eens meegemaakt”, is Coolsaets basisstelling. De wereld vertoont wel stroomversnellingen en schokgolven maar anders dan de ervaringen van Justus Lipsius in de zestiende eeuw is het in wezen niet. “Welke tijd uit het verleden heeft zoveel onheil gebracht als die waarin we leven ?”, schreef de humanist in 1584. Het had zo uit de pen kunnen vloeien van een onheilsprofeet uit het begin van de eenentwintigste eeuw. Coolsaet schrijft “een geschiedenis van het heden, in het licht van gisteren, met het oog op morgen”, een openingszin die kan tellen.
Als Coolsaet op minder dan een bladzijde de beurscrash van Wall Street in 1929 beschrijft en de ontzaglijke maatschappelijke gevolgen, die daaruit in het derde decennium van de 20e eeuw voortgevloeid zijn, dan lijkt het of je de voorbije vijftien jaar, vanaf de bankencrisis in 2007, voor je ogen ziet verschijnen. Dat verleidt je om de auteur bij te treden. Je bent nog meer geneigd om dat te doen omdat hij erop wijst hoe bijzonder de wereld was na het geweld van de Tweede Wereldoorlog: “Achteraf bekeken lijkt de wereld na 1945 een toonbeeld van voorspelbaarheid en orde te zijn geweest, met haar opdeling tussen Oost en West en tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden. Zij was de uitzondering.”
Denk niet dat de auteur het puur bij het economische houdt en zich als een adept van de Kondratieffgolven ontpopt, die de op- en neergang van de economie met een interval van vijftig, zestig jaar verklaren. Neen, allerlei maatschappelijke en technologische ontwikkelingen van de laatste eeuwen passeren de revue, epidemieën en terrorisme, tijden van sociale onrust en verzet tegen de powers that be. Coolsaet bekijkt het kritisch en elke keer weer stelt hij gerust: niets aan het handje, ogenschijnlijke chaos is een tijdelijk verschijnsel, alles valt weer in de plooi.
Op zichzelf is dat een geruststelling. We zijn zo gewoon geraakt om in een hitsige wereld te leven, waar beurzen reageren op wat er nog niet gebeurd is, media inzoomen op trillingen die enkele tijd later zelfs het jaaroverzicht niet halen, hoe zeer het historische van de gebeurtenis ook beklemtoond is, en fanatiek getwitter de baggermolens zich laat verplaatsen naar de nieuwe schietschijf, dat de lectuur van “Vergeet dat onze tijd zoveel complexer is dan alles wat ooit voorafging” heilzaam werkt. Oef, er is geen vuiltje aan de lucht, vroeger ging het ook zo eraan toe, de sociale media vervangen het café du commerce maar meer is het niet. En als er toch vuiltjes aan de lucht zijn, wel, vroeger was de lucht soms ook niet in te ademen, een meteorietinslag, een vulkaanuitbarsting, zure regen, CO2-uitstoot, ’t was altijd zo, ’t was altijd zo, zelfs Louis Neefs besefte dat. Nu ja, ik overdrijf wat maar zo komt het over.
Migratie
Laten we ingaan op het migratie thema, dat Coolsaet aansnijdt. Leerrijk om dat hoofdstuk naast “Het opengrenzenmanifest” van Naima Charkaoui leggen, onlangs in Uitpers besproken. Migratie is van alle tijden en is gebonden aan ijzeren wetten, stelt de auteur, maar de aanslagen van 11 september 2001 hebben het debat een andere richting uitgestuurd : “wat ooit als een sociale kwestie werd aangezien, werd een culturele kwestie, een kwestie van identiteit”. Over “identiteit als reddingsboei” weidt hij later in het boek uit.
Het is een bladzijde of acht om bij stil te staan. Coolsaet ontleedt tot en met de cancel culture, die vooral in de Verenigde Staten maar ook in onze contreien opgeld maakt, de denkwijze die zich zodanig richt op uitwassen als racisme en discriminatie dat maar één afgelijnde mening mogelijk is, en die elke nuance bant. Een nuttige aanvulling op Charkaoui’s manifest, omdat ze duidelijk maakt hoeveel moeilijker het geworden is om een draagvlak tot stand te brengen voor een migratiebeleid dat op open grenzen stoelt.
De middenklasse
Hier en daar geeft Coolsaet ruimte aan andersdenkenden. Op blz. 94 lezen we : “De wereld van vandaag is in heel veel opzichten niet zo uniek. Maar onze huidige samenleving is dat wel. Nooit eerder in de geschiedenis behoorden zoveel mensen in zoveel landen tot de lucky many, niet straatarm, ook niet superrijk, maar ergens tussen beide.” China, waar ze honderden miljoenen uit de armoede gehaald hebben, is het bekendste voorbeeld. Ook in India is er een middenklasse ontstaan. De auteur aarzelt niet om de omvang van de middenklasse als nieuw te beschouwen en gaat in op aspecten die haar kenmerken, als onzekerheid, onderlinge ongelijkheid en de soms overlappende, soms tegengestelde belangen van die groep.
Coolsaet belicht dat verschijnsel uitvoerig. In die bevolkingsgroep vind je immers de kiemen van de weerstand tegen schokken van welke aard ook. Online werk en contact met de overheid en financiële instellingen, toenemende migratie, dure huizen en hypotheken, gebrekkig openbaar vervoer en mank lopende gezondheidszorg, de achterstelling van het platteland en sommige stedelijke woonbuurten, oplopende druk op ambachtelijke bedrijven en middenstand, op het sociale weefsel tout court, individualisme alom. Stuk voor stuk harde noten om te kraken voor de middenklasse. Altijd zijn er mensen niet mee en dreigen ze uit de boot te vallen.
De remedie volgt vaak dezelfde krachtlijnen: terugplooien op het bekende en het verleden, en groeiende afkeer van de elite die de lakens uitdeelt, de politiek, het establishment, de media. De gele hesjes, een beweging die van onderuit ontstaan is zonder dat er vooraf iemand de signalen opving, met als vonk hogere brandstofprijzen die in geïsoleerde gebieden in het rurale Frankrijk slecht vielen, een moderne versie van de boerenkrijg, vormen een perfecte illustratie.
Er hoeft niet veel te gebeuren of je valt zo weg uit de middenklasse. De armoede “blijft nu hangen op 15% van de bevolking, dat is één Belg op de zeven”, lezen we op blz. 129. Dat is precies hetzelfde percentage als wat de Leuvense Werkgroep Alternatieve Economie begin van de jaren zeventig berekend heeft. We schreven het in de aanvangszin, “er is niets nieuws onder de zon”. Negen bladzijden eerder staat er dat iets meer dan 18% van de Belgen arm is. Bij gebrek aan bronvermelding is het niet na te gaan waar het verschil in percentage vandaan komt. Een schoonheidsfoutje.
China en de digitale revolutie
Zonder afbreuk te doen aan de argumentatie van een gerenommeerd wetenschapper als Coolsaet eindig ik de lectuur van zijn boek toch met het gevoel dat hij per se zijn thesis wil bewijzen. Laat me twee bedenkingen maken. In de eerste plaats doet hij behoorlijk vaak een beroep op peilingen om zijn pleidooi te onderschrijven. Ook de media hebben de laatste jaren die neiging ontwikkeld. Ze hebben daarvoor de wind van voren gekregen van academici als Jacques Billiet en Marc Swyngedouw, om het bij die twee Leuvenaren te houden. Is hier geen sprake van een zwaktebod, vraag ik me af.
In de tweede plaats veroorloof ik me om weerwerk te bieden tegen Coolsaets basisstelling en te poneren dat we de laatste decennia wel degelijk een evolutie beleven, die ongezien is in de wereldgeschiedenis. Natuurlijk waren de stoommachine, de verbrandingsmotor, de elektriciteit, de aardolie en misschien ook de aanmaak van de atoombom en de kernenergie revolutionaire omwentelingen, die maatschappelijk onmetelijke gevolgen gehad hebben. Maar is de impact die de cybernetica op werkelijk alle sectoren van het menselijke leven heeft – en we staan waarschijnlijk maar aan het begin – niet van die aard dat je het als uitzonderlijk kunt bestempelen? Werkelijk niets kan er nog of ergens is computersoftware ermee gemoeid, nooit heeft een nieuwe technologie zulke indringende veranderingen teweeg gebracht.
Bovendien gaat dat proces gepaard met een verschuiving van de wereldmacht. Langzaam maar zeker neemt de Chinese Volksrepubliek de plaats in van de Verenigde Staten. Economisch is China de nummer twee maar op het baanbrekende terrein van de digitale technologie heeft het de touwtjes in handen. Het financiert een flink deel van de Amerikaanse bedrijfswereld, heeft overal zijn weg gevonden in Europa – zelfs een provinciale voetbalclub als Sint-Truiden heeft een Chinese eigenaar – en bindt landen in Afrika en elders in het Zuiden aan zich met samenwerkingsovereenkomsten, waartoe het voormalige Westen niet meer in staat is. Militair laat het zich gelden, om te beginnen in zijn regio, Zuidoost-Azië, denk maar aan de conflicthaarden met India, Indonesië, Japan, Myanmar, Noord-Korea, Taiwan en Vietnam. Op wereldschaal krijgt de Chinese invulling van begrippen als mensenrechten, volksgezondheid, persoonlijke levenssfeer en zeerecht almaar meer bijval.
Die verschuiving van de hegemonie over de wereld, van de Verenigde Staten naar China, laat me denken aan wat na de Tweede Wereldoorlog voor goed vast stond, dat de Amerikanen het overgenomen hadden van het Verenigd Koninkrijk. Dankzij hun militaire overwicht hadden de geallieerden de nazi’s verslagen, dankzij hun atoombom was Japan zijn status van Rijk van de Rijzende Zon kwijt, dankzij het Marshallplan en Amerikaanse investeringen kwam Europa er economisch weer bovenop, het financiële hart van de wereld verschoof van de City naar Wall Street. We staan m.a.w. aan het begin van een soortgelijke aardverschuiving. Ja zeker, we hebben dat al meegemaakt, maar de ingreep en de draagwijdte ervan zijn ongekend en misschien toch wel complexer dan alles wat ooit voorafging. Het is hooguit een persoonlijke bedenking maar ik wil ze toch als werkhypothese op tafel leggen.
Op de keper beschouwd komt het erop neer dat Coolsaet in mijn ogen iets te weinig naar patronen zoekt in het verleden, naar ingrijpende breuklijnen in de samenleving, die dermate bepalend zijn dat ze een breekpunt vormen met het verleden en het aanschijn van de wereld veranderen. De auteur spiegelt zich niet aan de aanpak van de Franse historicus, Fernand Braudel, met zijn “longue durée”, of de wereldsysteemanalyse, die zijn Amerikaanse discipel, de politieke wetenschapper, Immanuel Wallerstein, uitgewerkt heeft. Op die manier blijft “Vergeet dat onze tijd zoveel complexer is dan alles wat ooit voorafging”, hoe veelzijdig ook, toch te beschrijvend en te weinig analyserend.
Sociaal contract
Rik Coolsaet eindigt “Vergeet dat onze tijd zoveel complexer is dan alles wat ooit voorafging” met een pleidooi voor een nieuw sociaal contract, waarbij hij inspiratie vindt in de oprichting van de sociale zekerheid na de Tweede Wereldoorlog, maar we zouden even goed aan Franklin Roosevelts New Deal in de VS kunnen denken. Hoe dan ook is er opnieuw een taak weggelegd voor de uitgeklede staat – dat hebben we overigens bij de bestrijding van de pandemie overduidelijk gemerkt – en moeten we bijgevolg een punt zetten achter de decennialange ophemeling van neoliberale beginselen om op die manier een halte toe te roepen aan het oprukkende populisme. De auteur mikt niet hoog, getuige daarvan zijn slotzin: “Een goede samenleving is een samenleving die iedereen toelaat zijn en haar leven te verbeteren. Ik zie de cynische tweets al voor me. Het zij zo”. Twitter, nog nooit is de invloed van caféklap zo groot geweest, is dat anders dan wat ooit voorafging of niet ?