Het is wonderlijk hoe selectief ons historisch besef is. Terwijl de jodenvervolging een prominente plaats in de westerse geschiedenisboeken inneemt, zijn andere genociden gladweg vergeten. En hoe langer geleden en verder weg de genocide werd gepleegd, hoe zwakker de emotionele echo wordt. Dit geldt ook voor de Turkse genocide op de Armeense bevolking die in 1915 aan naar schatting anderhalf miljoen burgers het leven heeft gekost en die op 24 april – 90 jaar geleden – overal ter wereld werd herdacht.
Met de verzwakking van het Ottomaanse Rijk vanaf de negentiende eeuw, begint een steeds grotere interventie van de westerse mogendheden in de interne zaken van ‘de zieke man van Europa’. Het is Rusland dat de zogenaamde ‘bescherming van de Armeniërs’ op zich zal nemen. In die periode kon men onder de Armeniërs pro-Russische gevoelens constateren, wat later door de Ottomaanse autoriteiten als voorwendsel voor de genocide zal gebruikt worden.
Tijdens de negentiende eeuw ontstaat er onder de Armeniërs een nationaal gevoel. Zo waren er meerdere revoltes waaronder die van Zeitoun in 1863. In diezelfde periode kwamen trouwens ook de Koerden in opstand (1856 en 1862). Vanaf toen begon de Ottomaanse regering te overwegen om zich te ontdoen van de Armeniërs. Onder sultan Abdulhamid II doet de onderdrukking van de niet-moslims binnen het Ottomaans Rijk zich stilaan op alle vlakken voelen. De christelijke volkeren worden als lastposten beschouwd en alles wat fout loopt wordt aan hen toegeschreven.
De autoriteiten proberen het ene volk tegen het andere op te zetten en sommige, voornamelijk Koerdische, stammen trappen in deze val. Men belooft hen allerhande rechten indien zij het centraal leger helpen de andere volkeren het zwijgen op te leggen. Deze ‘collaborerende stammen’ keren zich vervolgens tegen de Armeense, Assyrische, Syrisch-orthodoxe en de opstandige Koerden. Deze collaborateurs worden dik beloond met onder andere wapens voor alle stamleden en overheidsfuncties.
Tezelfdertijd groeide het Turks nationalisme dat het verpletterende militaire en wetenschappelijke overwicht van het Westen van antwoord wilde dienen. Een van de belangrijkste Turkse theoretici was Ziya Gökalp (1876-1924). Hij wilde ‘westerse hervormingen’ doorvoeren maar met een nationalistische (pan-Turkse) kleur. Hij vond dat de Turken “zichzelf niet kenden”; zij waren zich “niet bewust van hun nationale verantwoordelijkheden”. Gökalp keerde zich af van het multi-etnische en multireligieuze karakter van de Ottomaanse staat en pleitte voor een ‘verturksing’.
Meerdere malen kwam de Armeense kwestie in Europa ter sprake, onder andere tijdens het Congres van Berlijn in 1878. Volgens de statistieken van de Armeniërs waren er in 1878 drie miljoen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk waarvan 1 333 000 in Groot Armenië.
De eerste massamoord waarbij vooral de Armeniërs werden geviseerd, vond plaats onder sultan Abdulhamid II tussen 1892 en 1896. Men spreekt van ongeveer tweehonderdduizend doden waarbij men nog zo’n honderdduizend gedwongen bekeringen moet tellen en honderdduizend christenen die naar Europa vluchtten.
De onrust op alle vlakken en in heel het rijk blijft duren. De macht van de sultan wordt kleiner. Organisaties zoals “Genç Turkler – de Jonge Turken”, krijgen steeds meer macht binnen de samenleving. Zij wilden hun droom van een Groot Turks Rijk verwezenlijken, dat zich van Anatolië tot China zou uitstrekken. De “Gunes ve Dil Teorisi – de Zon en Taal Theorie” is afkomstig van deze organisatie.(1)
In 1908 grepen een groepje nationalistische Turkse officieren de macht. In 1913 neemt Ittihad, de partij van de Jong-Turken, de macht over onder leiding van het triumviraat Talaat, Enver en Djemal Pasha. De partij is een radicaal nationalistische partij geworden. Talaat is de aanhanger van wat men de ‘etnische zuivering’ zal noemen. Tussen 1909 en 1913 verergert de situatie nog; het rijk verliest bijna al zijn land in Europa. De Jong-Turken zien maar één oplossing: de absolutie verturksing…
Voor de Jong-Turken is Rusland, dat zijn druk naar het zuiden opdrijft, de hoofdvijand. Rusland wordt bovendien enkel door Armenië – een gebied dat door Armeniërs en Koerden wordt bevolkt – van Turkije gescheiden. Voor de Jong-Turken zijn er maar twee oplossingen mogelijk voor de minderhedenkwestie: bevolkingsuitwisseling of etnische zuivering. De bevolkingsuitwisseling wordt toegepast op de Grieken maar is onmogelijk voor de Koerden en de Armeniërs. ..
De Eerste Wereldoorlog zal de Jong-Turken toelaten om hun project uit te voeren. Het Ottomaanse Rijk koos partij voor Duitsland waardoor het in oorlog geraakte met de alliantie van Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië.
De Ottomanen zagen de samenwerking van de Armeniërs – die zoals alle christelijke onderdanen van het Ottomaanse Rijk geen legerdienst moesten doen – met de buitenlandse machten op Ottomaans grondgebied als verraad, temeer omdat ze eerst hadden verklaard neutraal te blijven in de oorlog. Ook zouden er door Armeense groepen terreurdaden tegen Turkije worden gepleegd. Na het vermeende ‘verraad’, besloot het Ottomaans regime officieel alle Armeniërs te deporteren.
Uit angst dat de Armeniërs zich bij de oprukkende Russen zouden aansluiten, besloot de Turkse regering te handelen: een plan voor de uitroeiing van de Armeniërs werd opgesteld. De Armeense bevolking valt vervolgens ten prooi aan de ‘tchetches’, gendarmes en bepaalde Koerden die opgehitst worden door een propagandamachine die beweert dat de Armeniërs van Turkije aan de zijde van de Russen vechten.
Genocide
In april 1915 start de genocide. De deportaties beginnen in Zeitoun waar achtduizend Armeniërs naar Konya worden gestuurd en zeventienduizend naar de woestijn richting Deir al-Zor (in het huidige Syrië). In konvooien, in beestenwagens, worden zij zonder voedsel weggevoerd. Vele honderdduizenden zouden het leven laten bij deze gedwongen verhuizingen. Velen zouden hun leven weten te redden door te vluchten naar het buitenland. Anderen konden overleven door te emigreren naar andere streken binnen het Rijk. Het leven van andere christenen werd gespaard doordat zij zich bekeerden tot de islam.
Intussen kijken de westerse overheden toe. De regeringen van de Alliantie zullen enkel protesteren met een nota aan de Sublieme Poort.
Op 27 mei 1915 wordt een deportatiewet uitgevaardigd en zal Talaat beslissen om de Armeniërs, onder het voorwendsel dat zij de activiteiten van het leger hinderden, uit Van, Erzurum, Adana, Mersin, Marash, enz. over te brengen naar Mosoel en Aleppo.
Het leger kan niet gebruikt worden en daarom schakelen de autoriteiten gendarmes in en indien nodig doet men ook beroep op bepaalde Koerdische stammen om het plan ten uitvoer te brengen: alle Armeniërs moeten gedeporteerd worden en een minimum moet in de woestijnen van Mesopotamië aankomen.
De Armeense families hebben slechts enkele uren de tijd om zich klaar te maken voor hun vertrek naar de zuidelijke provincies. De gezonde mannen worden in de omgeving van de dorpen om het leven gebracht. Maandenlang zullen konvooien van vrouwen, kinderen en bejaarden Turkije doorkruisen, meestal te voet. De gedeporteerden uit het Westen zullen in beestenwagens worden getransporteerd. De deportatie had echter in wezen geen bestemming. Volgens ooggetuigen en historische documenten bezweken Armeniërs van honger of dorst tijdens de dodenmarsen naar het hedendaagse Syrië, ze werden doodgeranseld of –geschoten door de soldaten van het Rijk. De Armeense vrouwen en meisjes werden onderweg vrijwel systematisch verkracht alvorens te worden omgebracht.
De techniek en de vrijwel geheel ontbrekende internationale aandacht en reactie op de genocide, die nochtans bekend was in de diplomatieke en journalistieke kringen, zou inspireren tot andere genociden en met name tot de holocaust op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Sommigen reageren, zoals het Amerikaanse en Duitse consulaat. De consuls Davis en Jackson schrijven: “Het lijkt erop dat er een systematisch plan is om het Armeense ras te vernietigen.”
Men kan concluderen dat er van de één miljoen Armeniërs in de oosterse provincies, het aantal slachtoffers oploopt tot minimum 750 000. Ongeveer honderdduizend Armeniërs werden geïslamiseerd, een honderdduizendtal zou vluchten naar Transkaukasië en slechts vijftigduizend zouden in Aleppo aankomen. De andere provincies zullen hetzelfde lot ondergaan.
Eind 1916 is de genocide op de Armeniërs voltooid. Het totaal aantal Armeense slachtoffers schommelt naar schatting rond de anderhalf miljoen.
Deze gebeurtenissen zijn zeer goed gedocumenteerd en hoewel er enige onenigheid bestaat over het exacte aantal slachtoffers, staat één ding vast: dit was de eerste genocide van de twintigste eeuw die bovendien tot voorbeeld heeft gediend voor Hitlers holocaust. De nazi’s konden immers uit de lauwe reactie van het Westen op de Armeense genocide opmaken dat ook zij met de vernietiging van de joden konden wegkomen, als dat maar zorgvuldig buiten de aandacht van de internationale media kon worden gehouden.
Turkse ontkenning
Na de oorlog was er een begin van erkenning van de genocide dankzij het proces van Constantinopel. De Ottomaanse regering had begrepen dat een proces tegen de verantwoordelijken van de Ittihad Turkije zou helpen om zich beter te kunnen presenteren tijdens de vredesconferentie. Na de slachtingen vluchtten Talaat, Enver en Djemal samen met vier andere verantwoordelijken naar Berlijn. De publieke opinie is verontwaardigd maar vooral omdat zij door hun alliantie met Duitsland Turkije naar de ondergang had geholpen.
De nieuwe sultan Mehmed VI wil dat de waarheid over deze massamoord aan het licht komt. Een parlementaire commissie wordt samengesteld. De debatten worden gepubliceerd in de officiële kranten. Er worden drie krijgsbanken geïnstalleerd. Op 5 juli 1919 valt het verdict: Talaat, Enver en Djemal, alsook andere verantwoordelijken, worden ter dood veroordeeld.
Op 13 januari 1921 worden de krijgsrechtbanken echter afgeschaft. Artikel 1 van het Verdrag van Lausanne (1923) verklaart de amnestie. Dossiers zullen verdwijnen en de enige sporen van dit proces zijn de zeldzame exemplaren van Takim-i Vekayi (het staatsblad) die aan de vernietiging waren ontsnapt.
Op 3 maart 1924 wordt de Turkse Republiek uitgeroepen. Diezelfde periode verschijnen de Andonian documenten die, boordevol fouten, veel schade zullen aanrichten aan de erkenning van de Armeense genocide en door het nieuwe Turkije als voorwendsel gebruikt zullen worden om de genocide te ontkennen. Met Mustafa Kemal zullen de sporen systematisch uitgewist worden.
Volgens de Turkse regering zouden er drie- tot vijfhonderdduizend slachtoffers zijn gevallen. Vele minderheden verkozen na de uitroeping van de Turkse republiek een nieuw leven te beginnen in het buitenland. De Armeniërs trokken richting Syrië, Iran, Armenië, Europa, Canada, de Verenigde Staten, Rusland, enz. waardoor het aantal Armeniërs in de diaspora drie keer zo groot is als het aantal inwoners van Armenië. De Koerden en Suryoyo verkozen de buurlanden met name het huidige Armenië, Georgië, Syrië, Iran en Irak. De Grieken besloten naar hun broeders in Griekenland en Cyprus te gaan.
De officiële Turkse autoriteiten ontkennen nog altijd de genocide en beweren dat de slachtoffers zijn omgekomen omwille van een hongersnood… Turkije oefende tot voor kort bovendien ook druk uit op andere landen om het bestaan van de genocide te ontkennen, of in elk geval niet officieel te bevestigen.
Zo deed de Turkse premier Erdogan naar aanleiding van een bezoek van een groep Franse parlementairen de volgende uitspraak: “Ik had nooit gedacht dat vierhonderdduizend Armeniërs in Frankrijk erin zouden slagen een referendum te doen organiseren over het Turkse lidmaatschap van de EU.” Deze uitlatingen hebben felle reacties uitgelokt onder de Armeniërs in de diaspora. De Franse minister van Armeense afkomst Patrick Devedjian reageerde: “Blijkbaar vindt Erdogan het erg dat de vierhonderdduizend Armeniërs in Frankrijk nog in leven zijn.”
Eigenaardig genoeg dragen ook Turkse ‘wetenschappers’ hun steentje bij tot de ontkenning van de genocide en de vervalsing van de geschiedenis. Op nationaal en internationaal vlak organiseren zij conferenties en studies om hun eigen versie ingang te doen vinden. Soms gaan de Turkse autoriteiten en wetenschappers zelfs zover dat zij de historische feiten volledig omdraaien; ze beweren soms dat het in feite de Armeniërs waren die een genocide hebben gepleegd op de Turken…
Hoe dan ook wordt de genocide op de Armeniërs en ook op de Suryoyo door de meeste wetenschappers en historici algemeen aanvaard. De blijvende ontkenning van de genocide, de verdraaiing van de historische feiten en de huidige culturele genocide van onder andere de Koerden kan men niet meer tolereren.
Bovendien is de Turkse gemeenschap ook in België erg actief om de geschiedenis te vervalsen. Op het Henri-Michaux plein in Elsene (Brussel) staat sinds 1997 een monument ter nagedachtenis van de genocide op de Armeniërs. De Turkse lobbyisten, aangemoedigd door de Turkse ambassade en consulaat, de politici van Turkse oorsprong, Turkse leerkrachten, journalisten, vertegenwoordigers van de Turkse verenigingen, Turkse studenten en de moskeevertegenwoordigers leveren een gezamenlijke strijd om dit monument uit Elsene te doen verdwijnen.
Niet alleen de Brussels staatssecretaris Emir Kir (bevoegd voor Openbare Netheid, Monumenten en Landschappen) maar ook de volksvertegenwoordiger Emin Ozkara (Parti Socialiste), Fatma Pahlivan (Socialistische Partij Anders –sp.a) Cemal Cavdarli (sp.a), Nebahat Acar (Christen Democratische en Vlaams) en Meryem Kaçar (Groen!) ontkennen de genocide gepleegd door de Ottomaanse autoriteiten begin vorige eeuw. Emir Kir is in opspraak gekomen omdat hij de genocide op de Armeniërs ontkende en opriep om dit Brussels monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van die genocide te vernietigen.
Het is toch vreemd dat net deze partijen die zich graag als tolerant en democratisch uitgeven, zich ook zeer ‘verdraagzaam’ opstellen ten aanzien van negationistische partijleden die de genocide op de Armeniërs ontkennen.
Turkse erkenning genocide?
Nu Turkije waarschijnlijk in oktober 2005 toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie start, wordt het de hoogste tijd dat Ankara de moedwillige en systematische uitroeiing van de Armeense bevolking door het Turkse leger erkent. Wie lid wil worden van de EU moet – analoog aan het Duitse mea maxima culpa na de Tweede Wereldoorlog – eerlijk met het eigen verleden omgaan. De EU is immers ook een waardengemeenschap, en daar horen landen die een genocide verloochenen niet bij.
Rusland, Frankrijk, België, Nederland(2), het Europees Parlement en de Verenigde Naties hebben de genocide op de Armeniërs erkend en dringen er bij Turkije op aan om deze genocide tevens te erkennen.(3)
Het gaat er hier niet om oude koeien uit de sloot te halen. Maar wanneer Turkije over een aantal jaren volwaardig lid wordt van de EU, wordt Armenië ons directe buurland. De Armeens-Turkse betrekkingen zijn echter nog steeds zeer slecht, met name omdat deze historische angel er nog nooit is uitgehaald. De regering in Jerevan eist dat Turkije de genocide als historisch feit erkent.
Er zijn voorbeelden bekend waaruit blijkt dat alleen het erkennen van de historische waarheid kan leiden tot politieke toenadering en zelfs hernieuwd vertrouwen tussen landen. Dit voorbeeld zou door Turkije gevolgd moeten worden.
Het heikele punt is immers dat het proces van Europese eenwording staat of valt met wederzijds politiek vertrouwen en solidariteit. De EU is niet een tijdelijk samenwerkingsverband, maar een opzet voor een nieuwe politieke entiteit. Zonder saamhorigheidsgevoel en oprechtheid heeft de EU geen toekomst. Wanneer Turkije deel wil uitmaken van Europa zal het lering moeten trekken uit het voorbeeld van Duitsland. Alleen wanneer Ankara ondubbelzinnig de historische feiten onder ogen ziet, kan sprake zijn van werkelijke ‘Europeanisering’. Dit betekent dat de Armeense genocide en de volkerenmoord van de Suryoyo en de Koerden in de Turkse geschiedenisboekjes moet komen, waardoor er eindelijk een einde komt aan het Ottomaanse denkbeeld dat Turkije op de een of andere manier superieur is aan de buurlanden.
(Uitpers, nr. 64, 6de jg., mei 2005)
Derwich M. Ferho is directeur van het Koerdisch Instituut te Brussel, Bonneelsstraat 16, 1210 Brussel, tel. 02/230.89.30, e-mail: info@kurdishinstitute.be, website: www.kurdishinstitute.be
Deze tekst verscheen eerder in De Koerden, tweemaandelijks tijdschrift van het Koerdisch Instituut, jg. 5, n° 23, maart-april 2005, blz. 10-13.
Noten
(1) Volgens deze theorie is de Turkse natie superieur, zijn alle talen afkomstig van het Turks, zijn alle andere volkeren afstammelingen van de Turken en is de huidige wereldbeschaving oorspronkelijk ook afkomstig van de Turkse.
(2) Op 21december 2004 werd de motie die werd ingediend door André Rouvoet, fractievoorzitter van ChristenUnie, aangenomen door de Tweede Kamer. De motie vraagt de Nederlandse regering om de erkenning van de Armeense genocide voortdurend en uitdrukkelijk ter sprake te brengen in de dialoog met Turkije.
(3) Totnogtoe werd enkel de genocide op de Armeniërs erkend. Sinds jaren ijveren ook de zgn. Suryoyo (Assyrische en andere christenen) en de Koerden naar de erkenning van genocide.