Naar aanleiding van de publicatie van een nieuw Amnesty International rapport dat stelt dat Israël zich schuldig maakt aan genocide op de Palestijnse bevolking in de Gazastrook:
Genocide als sportevenement
Nog niet zo lang geleden kwam ik op Facebook een video tegen van een Israëlische man die luidkeels stond te zingen. Hij bevond zich achter dranghekken, waar hij zelfs op klom, terwijl hij vol overtuiging genocidale leuzen scandeerde. Hoewel het een betoging betrof, deed de uitgelaten houding van de man me denken aan een toeschouwer bij een sportwedstrijd. Hij leek te juichen en te supporteren – niet voor een team, maar voor de genocide op Palestijnen.
Deze beelden grepen me aan. Niet alleen vanwege de racistische, dehumaniserende aard van zijn scanderingen, maar vooral omdat hij er zichtbaar plezier in leek te scheppen. Het zette me aan het denken: hoe is het mogelijk dat iemand kan genieten van een genocide? In welke fase van dehumanisering bevindt zo iemand zich dan?
Deze vraag deed me terugdenken aan de schokkende beschrijvingen van een pogrom in de Lietūkis-garage in Kaunas (Litouwen) op 27 juni 1941.
Tijdens deze pogrom werden Joodse mannen willekeurig van de straten geplukt en naar de garage gebracht. Wat daar gebeurde, was een groteske en sadistische slachtpartij. De daders gebruikten geen vuurwapens, maar sloegen hun slachtoffers dood met ijzeren staven en hamers. Wat deze gruwel nog huiveringwekkender maakte, was de uitgelaten, carnavaleske sfeer die eromheen hing. Het had alle kenmerken van een sportevenement: Litouwse toeschouwers juichten, zongen en applaudisseerden. En Duitse soldaten die net waren gearriveerd, keken toe. Sommige daders zongen zelfs liederen terwijl ze hun slachtoffers vermoordden.
Na afloop werden de lichamen op een stapel gegooid. Een ooggetuige beschreef hoe een van de beulen triomfantelijk bovenop de stapel klom en het Litouwse volkslied begon te zingen. Dit gruwelijke bacchanaal van geweld was een voorbode van de massamoord die zou volgen in de grote steden Kaunas en Vilnius.
Parallel
Puur chronologisch bekeken begon de Sjoa feitelijk in Litouwen. Statistisch gezien werd het Jodendom in Litouwen bovendien het zwaarst getroffen: 90-95% van de Litouwse Joden werd uitgeroeid. Voor de Tweede Wereldoorlog telde Litouwen een bloeiende Joodse gemeenschappen van ongeveer 220.000 mensen; aan het einde van de oorlog waren er minder dan 10.000 overlevenden. Vilnius, ooit bekend als het “Jeruzalem van Europa”, stond symbool voor de rijke Joodse cultuur. Vandaag de dag schiet er niet veel meer over van deze ooit bloeiende gemeenschappen.
Mijn reis naar Litouwen, enkele jaren geleden, was een harde confrontatie met de enorme impact van een genocide op de historische ziel van Kaunas en Vilnius. Ter vergelijking: in Antwerpen, waar ik jarenlang heb gewoond in de zogenaamde Joodse buurt en even les heb gegeven op een Joods-Orthodoxe school, heeft de Joodse gemeenschap zich na de oorlog weten te herstellen. Maar in Kaunas en Vilnius is amper nog niets te bespeuren van het Litouwse Jodendom.
“Fantasieën”
Wat me vooral pessimistisch stemt, is de opvallende parallel tussen de uitgelaten sfeer van een sportwedstrijd en de manier waarop vandaag de genocide op de Palestijnen – open en bloot – wordt gerechtvaardigd. Het meest angstaanjagende is nu net dat steun voor de genocide simpelweg niet wordt verhuld (zoals de nazi’s, althans in de hoogste politieke echelons, dat wel deden) en het juist wordt gevierd als een carnavalesk feest, zoals destijds in Kaunas. De video van de zingende Israëlische man is geen uitzondering. Sociale media staan vol beelden van bv. Israëlische soldaten die genocidale deuntjes luidkeels zingen. Het genot spat er telkens van af. Er circuleert zelfs een videoclip van het Israëlische rappersduo Ness en Stilla, die openlijk het genocidale geweld van het IDF in Gaza verheerlijken.
Filosoof en psychoanalyticus Todd McGowan biedt in zijn boek The Racist Fantasy een inzicht dat dit fenomeen deels kan verklaren. Volgens hem koesteren racisten onbewuste fantasieën waarin de ‘ander’ wordt gezien als een obstakel voor hun eigen genot. Dit maakt dat het vernederen en vernietigen van deze ‘ander’ hen juist het opperste genot schenkt. Het is een perverse bron van genot, die zichtbaar wordt in momenten van sadistisch geweld, zoals bij de pogrom in Kaunas of de huidige steunbetuigingen aan het genocidale geweld van het IDF.
Wat een ongemakkelijke verbanden kunnen hier gelegd worden: een zingende Israëlische man achter de dranghekken en de zingende daders in Kaunas, omringd door lijken. Dit zou ons moeten doen inzien hoe diepgeworteld en verontrustend deze racistische en dehumaniserende dynamiek is. Zelfs tijdens recente sportwedstrijden wordt de genocide op symbolische wijze gereproduceerd. Zo circuleren er beelden op de sociale media van minstens één basketbalwedstrijd waarin Palestijnse vlaggen door de politie worden verwijderd, terwijl Israëlische vlaggen mogen blijven hangen.