In Caracas, Venezuela, had de zevende Social Summit for Latin American and Caribbean Unity plaats. Noam Chomsky hield er op 24 september 2008 volgende toespraak. Hij ziet in Latijns-Amerika hoop voor een betere wereld. Hij is daarbij uiteraard steeds zijn kritische en ironische zelf, zoals we dat van hem gewoon zijn.
Chomsky blijft ook op hoge leeftijd een fenomeen: hij is een eerder saai en monotoon spreker, gebruikt zeer lange zinnen, citeert een massa aan feitenmateriaal. Kortom, volgens de klassieke media hét prototype van de te mijden persoon op TV, daar haken de kijkers maar op af, nietwaar. En kijk, met louter mond aan mond reclame blijft hij bomvolle zalen trekken en is hij tot vier jaar vér overboekt. Hier dus zijn toespraak op deze samenkomst in Venezuela. Mooi, deze positieve noot tussen de doemberichten door over een financiële crisis, over een nieuwe koude oorlog en de mogelijke verkiezing van iemand die in duiveluitdrijving gelooft tot vice-president van de VS.
Dit is het eerste deel van zijn toespraak.
(inleiding van de vertaler)
De laatste tien jaar is Latijns Amerika de meest opwindende regio van de wereld geworden. Deze dynamiek komt in grote mate van de plaats waar jullie hier samenkomen, in Carácas, met de verkiezing van een linkse president, die er werk van maakt om Venezuela’ s rijke grondstoffen te gebruiken ten voordele van de bevolking in plaats van voor rijkdom en privilege hier en in het buitenland en om regionale integratie te promoten die zonodig is als voorwaarde voor onafhankelijkheid, democratie en betekenisvolle ontwikkeling. De initiatieven die in Venezuela zijn genomen, hebben een belangrijke impact in dit subcontinent, wat nu de ‘roze vloedgolf’ (‘the pink tide’) wordt genoemd. Die impact wordt duidelijk in de landen afzonderlijk, meest recent in Paraguay, en in de regionale instellingen die nu gevormd worden. Een daarvan is de Banco del Sur, een initiatief dat een jaar terug hier in Carácas boven de doopvont werd gehouden door Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar voor economie; en de ALBA (Alternativa Bolivariana para los Pueblos de Nuestra América) die wel eens een echte heropstanding zou kunnen betekenen als haar beloftes waar worden gemaakt.
De ALBA wordt dikwijls beschreven als een alternatief voor de door de VS gesponsorde FTAA (Free Trade Area of the Americas), hoewel die termen misleidend zijn. ALBA moet begrepen worden als een onafhankelijke ontwikkeling, niet als een alternatief. En daarenboven, deze zogezegde ‘vrijhandelsakkoorden’ hebben slechts weinig te maken met ‘vrije handel’, of zelfs met ‘handel’ in eender welke ernstige betekenis van het woord; en het zijn zeker geen ‘akkoorden’, tenminste als de bevolking deel uitmaken van die landen (die er bij horen, noot vertaler = nv). Een accurate beschrijving zou beter zijn ‘afspraken over de rechten van investeerders’, ontworpen door multinationals en banken en door de machtige staten die hun belangen verdedigen, meestal in het grootste geheim opgesteld zonder publieke participatie of kennis van zaken. Dat is ook waarom de VS-regering regelmatig snelle beslissingsprocedures (‘fast track authority’, in België zouden we dat volmachten noemen, nv) vragen voor deze afspraken – in feite dus Kremlin-stijl authority.
Een andere regionale organisatie die vorm begint te krijgen is UNASUR (Unión de Naciones Suramericanas) . Dit continentaal blok, gemodelleerd naar de Europese Unie,wil een Zuid-Amerikaans parlement oprichten in Cochabamba, een geschikte plaats voor het UNASUR parlement. Cochabamba was internationaal nauwelijks bekend voor de wateroorlogen van 2000. Maar in dat jaar werden de gebeurtenissen in Cochabamba een inspiratie voor mensen over de hele wereld die om vrijheid en rechtvaardigheid geven, resultaat van de dappere en succesvolle strijd tegen de privatisering van het water, die internationale solidariteit opwekte en een mooie en moedgevende demonstratie van wat bereikt kan worden met toegewijd activisme.
De nasleep was zelfs nog opmerkelijker. Deels geïnspireerd door de ontwikkelingen in Venezuela, heeft Bolivia een indrukwekkend pad getrokken van echte democratisering in de hemisfeer, met grootschalige volksinitiatieven en betekenisvolle participatie door de georganiseerde meerderheid in de vorming van een regering, door het opstellen van programma’s van het grootste belang voor de bevolking, een ideaal dat elders zelden wordt bereikt, zeker niet in de kolos van het Noorden, opgeblazen retoriek van doctrinemanagers ten spijt.
Hetzelfde was 15 jaar geleden waar in Haïti, het enige land in de hemisfeer dat nog armer is dan Bolivia – en dat net als Bolivia een bron van grote rijkdom was voor Europa en later de VS (voor een historisch overzicht van de uitbuiting van Haïti tot aan de afzetting van Aristide, zie Een vergeten drama – Uitpers december 2004, nv). In 1990 had in Haïti de eerste democratische verkiezing plaats. In het Westen ging men er vanzelfsprekend van uit dat de kandidaat van de VS het zou halen; een personeelslid van de Wereldbank die alle hulpbronnen had gemonopoliseerd, zou gemakkelijk winnen. Niemand besteedde enige aandacht aan de uitgebreide basisorganisaties in de krottenwijken en de heuvels die de populistische priester Bertrand Aristide aan de macht brachten. Washington ging onmiddellijk over tot het ondermijnen van deze gevreesde en gehate democratie. Een door de VS georganiseerde militaire coup deed er slechts enkele maanden over om deze geweldige overwinning van de democratie om te keren en een regime te installeren dat de bevolking terroriseerde met directe steun van de VS-regering, eerst onder Bush I, daarna onder Clinton. Washington liet uiteindelijk toe dat de verkozen president terugkwam, maar alleen op voorwaarde dat hij de bikkelharde neoliberale regels zou volgen die gegarandeerd wat er nog van de economie overbleef zouden verpletteren, wat ze ook deden. En in 2004 verenigden de traditionele beulen van Haïti, Frankrijk en de VS, zich om de verkozen president andermaal aan de dijk te zetten en installeerden ze een nieuw terreurregime, hoewel de bevolking de strijd niet opgeeft en de strijd doorgaat onder extreem vijandige omstandigheden.
Dit klinkt in Latijns Amerika zeer familiair, niet in het minst in Bolivia, vandaag locatie van de meest intense en gevaarlijke confrontatie tussen volksdemocratie en traditionele door de VS gesteunde elites. Archeologen ontdekken nu dat Bolivia vóór de Europese verovering een welvarende, gesofisticeerde en complexe maatschappij was – om hun woorden te quoteren: ‘één van de grootste, meest bevreemdende en ecologisch meest rijke artificiële leefwerelden op de planeet, met verbindingswegen, ruime en mooi aangelegde steden en aanzienlijke welvaart’ waarbij een landschap werd gecreëerd dat ‘één van de grootste kunstwerken van de mensheid was, een meesterwerk’. Bolivia’ s natuurlijke rijkdom heeft uiteraard Spanje en Europa verrijkt, heeft massaal bijgedragen tot de economische en culturele ontwikkeling van Europa met inbegrip van de industriële en wetenschappelijke ontwikkeling. Daarop volgde een bittere geschiedenis van ‘imperial savagery’ met de cruciale medeplichtigheid van de lokale roofzuchtige elites, factoren die nog steeds springlevend zijn.
60 jaar geleden beschouwden de plannenmakers in de VS Bolivia en Guatemala als de grootste bedreigingen voor hun dominantie in de hemisfeer. In beide gevallen slaagde Washington er in om populaire regeringen omver te werpen, weliswaar op verschillende manieren. In Guatemala ging de VS over tot de standaard procedure: bruut geweld door de installering van een van de meest brutale en vicieuze regimes ter wereld, dat zijn criminaliteit uitbreidde tot virtuele genocide in de hoogvlaktes tijdens Reagan’ moorddadige terroristische oorlogen van de jaren ’80 – en we houden best in gedachte dat deze afgrijselijke wreedheden plaats hadden onder de paraplu van de ‘oorlog tegen de terreur’, een oorlog die opnieuw (klemtoon van Chomsky) werd afgekondigd door Bush II in September 2001, niet gewoon ‘afgekondigd’ dus, een verhelderende toelichting als we ons herinneren aan de implementatie van Reagan’ s ‘war on terror’ en zijn gruwelijke menselijke gevolgen.
In Guatemala kon de regering Eisenhower de bedreiging van democratie en onafhankelijke ontwikkeling indijken door geweld. In Bolivia bereikte het een zelfde resultaat door de economische afhankelijkheid van Bolivia van de VS uit te buiten, vooral voor de verwerking van Bolivia’ s export van tin. De Latijns-Amerikaanse expert Stephen Zunes benadrukt dat: ‘Op een kritisch moment van de inspanning van het land om zelfvoorzienend te worden (in de vroege jaren ’50) dwong de VS Bolivia om zijn schaars kapitaal in te zetten, niet voor zijn eigen ontwikkeling, maar om de vroegere mijneigenaars te compenseren en zijn buitenlandse schulden af te betalen.’
De economische politiek die in die jaren aan Bolivia werd opgedrongen was een voorloper van de structurele aanpassingsprogramma’s die dertig jaar later aan het land werden opgelegd, onder de voorwaarden van de neoliberale ‘Washington consensus’ die in het algemeen desastreuze gevolgen had overal waar ze werden uitgevoerd. Nu beginnen de slachtoffers van het neoliberaal marktfundamentalisme ook in de rijke landen te vallen, waar de vloek van financiële liberalisering de grootste financiële crisis heeft veroorzaakt sinds de Great Depression van de jaren ’30 en die nu leidt tot massale staatsinterventie in een wanhopige poging om de ineenstortende financiële instellingen te redden.
We noteren best dat dit een regelmatig terugkerend verschijnsel is van het hedendaags staatskapitalisme, hoewel de schaal ervan vandaag zonder precedent is. Een studie van twee bekende internationale economisten van 15 jaar terug stelde vast dat minstens 20 bedrijven in de Fortune top 100 nooit zouden overleefd hebben als ze niet waren gered door hun respectievelijke regeringen én dat de meeste andere enorm geprofiteerd hebben door hun regeringen te dwingen hun verliezen te socialiseren. Dit soort regeringsinterventies is ‘de regel eerder dan de uitzondering over de laatste twee eeuwen’ en ze besluiten dat op basis van een gedetailleerde analyse. (zie The Logic of International Restructuring, Winfried Ruigrok en Rob van Tulder, 1995, nv).
We noteren ook best de opvallende gelijkenis tussen de structurele aanpassingsprogramma’s door het IMF opgelegd aan de zwakkeren en de enorme financiële reddingsplannen die nu in het Noorden op de frontpagina’ staan. De executive Director van het IMF gebruikte beeldspraak van de maffia toen hij zijn instelling beschreef als ‘the credit community enforcer’. Volgens de regels van de door het Westen geleide economie lenen investeerders uit aan tirannieën in de Derde Wereld en, vermits die leningen enorm riskant zijn, maken ze er enorme winsten op. Veronderstellen we dat de lener niet kan terugbetalen. In een kapitalistische economie moet de verlener dan het verlies op zich nemen. Maar in het reëel bestaande kapitalisme werkt dat heel anders (klemtoon Chomsky). Als de leners hun schulden niet kunnen betalen, komt het IMF tussen om te garanderen dat uitleners en investeerders beschermd worden. De schuld wordt dan overgedragen naar de bevolking van die landen, die om te beginnen dat geld nooit zelf hebben geleend en er nauwelijks iets of helemaal niets aan hadden. Dat wordt ‘structurele aanpassing’ genoemd. En belastingbetalers in de rijke landen, die evenmin iets aan die leningen verdienden, onderhouden het IMF met hun belastingen. Deze doctrines zijn niet afgeleid van een economische theorie. Ze zijn slechts een weerspiegeling van de verdeling van de macht om beslissingen te nemen.
De ontwerpers van de internationale economie eisen vastberaden dat de armen zich aan de marktdiscipline onderwerpen, maar zorgen er voor dat zij zelf beschermd worden tegen de vernietigingen die deze markt aanricht, een nuttig arrangement dat teruggaat tot de oorsprong van het moderne industriële kapitalisme en een grote rol speelde in de verdeling van de wereld in arme en rijke landen, de eerste en de derde wereld.
Dit wonderlijk antimarktsysteem, ontworpen door zelfverklaarde volgers van de markt, wordt nu geïmplementeerd in de VS, om af te rekenen met de onheilspellende crisis van de financiële markten. In het algemeen hebben markten welbekende inefficiënties. Eén daarvan is dat transacties geen rekening houden met de effecten op anderen die geen deel uitmaken van de transactie zelf. Die zogenaamde ‘externaliteiten’ kunnen enorm zijn. Dat is vooral zo in het geval van financiële instellingen. Hun taak is het om risico’s te nemen en, als ze het goed beheerd hebben, er voor te zorgen dat mogelijke verliezen voor henzelf worden gedekt (klemtoon Chomsky). Voor henzelf. Volgens de kapitalistische regels zijn de kosten van anderen hun zaken niet wanneer hun praktijken tot financiële crisissen leiden, zoals ze regelmatig doen. In de woorden van economisten: risico is ondergewaardeerd in prijs omdat systemische risico’s niet verrekend worden in de beslissingen. De kosten worden op de bevolking verhaald, die niets met die riskante keuzes te maken hadden, maar nu gedwongen worden de prijs te betalen – in de VS komt dat nu misschien op ongeveer 1 biljard $. (nv: dit is 1.000.000.000.000 $ !) En natuurlijk heeft het publiek geen inspraak in het bepalen van deze gevolgen, niet meer dan dat arme boeren een stem hebben in hun onderwerping aan wrede structurele aanpassingsprogramma’s.
Financiële liberalisering heeft gevolgen tot ver buiten de economie. Men heeft allang begrepen dat het een krachtig wapen is tégen democratie. Vrije beweging van kapitaal heeft een ‘virtuele parlement’ van investeerders en uitleners gecreëerd. Dit kan van nabij regeringsprogramma in de gaten houden en er tegen ‘stemmen’ als ze die irrationeel vinden: als ze ten voordele van de bevolking zijn, in plaats van voor geconcentreerde macht. Dit parlement kan ‘stemmen’ door kapitaalvlucht, door aanvallen op de munten en met andere middelen aangeboden door de financiële liberalisering. Dit was één van de redenen waarom het Bretton Woods systeem werd opgericht door de VS en GB na WO II met controle op kapitaal en gereguleerde munten. De Great Depression en de oorlog hadden radicale democratische stromingen aangewakkerd onder vele vormen, van het antifascistisch verzet tot de organisatie van de arbeidersbewegingen. De druk die van deze stromingen uitging maakte het noodzakelijk vormen van sociaal-democratisch beleid toe te laten. Het Bretton Woods systeem was voor een deel gemaakt om een ruimte te creëren voor regeringsactie als antwoord op de wil van de publieke opinie – met andere woorden, voor enige mate van democratie. John Maynard Keynes, de Britse onderhandelaar in Bretton Woods, beschouwde dit de grootste verwezenlijking van het systeem, namelijk de vastlegging van het recht van regeringen om het vrij verkeer van kapitaal te beperken. In dramatisch contrast daarmee werd tijdens de neoliberale periode na de afbraak van het Bretton Woods systeem de vrije beweging van kapitaal door de US Treasury als een ‘fundamenteel recht’ beschouwd, dit in tegenstelling tot zogezegde rechten zoals die gegarandeerd door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: gezondheid, onderwijs, waardevolle tewerkstelling, veiligheid en andere rechten die de Reagan en Bush regeringen misprijzend omschreven als ‘brieven aan Sinterklaas’, ‘belachelijk’ of gewoon ‘mythes’.
In de jaren daarvoor was het publiek nooit echt een probleem geweest. De redenen waarom werden opgesomd door Barry Eichengreen in zijn klassieke historische studie van het internationaal monetair systeem (Globalizing Capital. History of the International Monetary System, Barry Eichengreen, Second Edition 2008). Hij legt uit dat in de 19de eeuw regeringen nog niet gepolitiseerd waren door het algemeen stemrecht, de opkomst van het syndicalisme en van parlementaire arbeiderspartijen. De zware kosten opgelegd door het ‘virtuele parlement’ konden toen gemakkelijk overgedragen worden aan de bevolking. Maar door de radicalisering van het publiek tijdens de Great Depression en de antifascistische oorlog was die luxe niet meer beschikbaar voor private macht en rijkdom. Dus kwamen in het Bretton Woods systeem limieten op de vrije beweging van kapitaal in de plaats van limieten op democratie als methode om zich af te schermen van de markt. Het is noodzakelijk om daar het volgende aan toe te voegen: met de ontmanteling van het systeem in de jaren ’70, werd de functionerende democratie terug aan banden gelegd. Het is sindsdien nodig geworden om het publiek op een of andere manier te controleren en te marginaliseren, een proces dat in het bijzonder opvalt in de door big business bestuurde landen zoals de VS. Het organiseren van electorale kermissen door de Public Relations industrie is daar een voorbeeld van.
De eerste slachtoffers van militaire terreur en economische wurging zijn de armen en de zwakken, in de rijke landen zelf maar uiteraard nog brutaler in het Zuiden. Maar de tijden veranderen. In Venezuela, in Bolivia en elders waar veelbelovende inspanningen worden gedaan voor absoluut noodzakelijke structurele en institutionele veranderingen. En het is dus niet verrassend dat deze inspanningen voor de promotie van democratie, sociale rechtvaardigheid en culturele rechten zware uitdagingen zijn voor de traditionele heersers, hier en internationaal …
(Uitpers, nr 103, 10de jg., november 2008)
Vertaling Lode Vanoost