De multiculturele samenleving is een feit. Zo wordt door velen geponeerd. Onze contreien worden inderdaad een mengelmoes van meerdere culturen. In een democratische samenleving moeten die verschillende culturen de universele mensenrechten respecteren. Dat schijnen sommigen, ook ter linkerzijde, nog steeds niet te begrijpen, zoals blijkt uit het boek ‘Brood en Rozen’ van de Nederlandse linkse feministe Anja Meulenbelt.
Anja Meulenbelt is voormalig parlementslid van de Nederlandse SP (Socialistische Partij). Ze stapte enige tijd geleden over naar de nieuwe partij Bijl. Die staat voor radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid. In haar boek ‘Brood en Rozen’ behandelt ze een hele reeks onderwerpen: racisme, feminisme, kapitalisme, identiteitspolitiek, klassenmaatschappij, nationalisme, marxisme.
Ook voor Meulenbelt is de multiculturele samenleving een feit en geen discussiepunt meer. Ze verbaast er zich over dat vele mensen dat nog altijd niet zien en erover klagen dat ze ‘hun land’ of ‘hun stad’ niet meer herkennen. De wereld verandert inderdaad. Maar betekent dat dat alle culturen moeten worden gedoogd zoals ze zijn? Moeten de universele mensenrechten niet voor alle culturen gelden, zowel voor de Europese cultuur als voor mensen die vanuit feodale en patriarchale culturen naar Europa komen?
Het is een vraag die Anja Meulenbelt niet rechtstreeks beantwoordt. Ze hekelt de superioriteit waarvan het blanke of witte ras gedurende eeuwen heeft blijk gegeven en dat tot op heden nog altijd doet. We moeten maar naar de Amerikaanse president Donald Trump luisteren. Meulenbelt waarschuwt ervoor niet te snel te beslissen dat onze (blanke westere) cultuur per definitie superieur is aan die van andere mensen. Ze verwijst daarbij naar de zorg voor bejaarden. In vele landen is het ondenkbaar dat men oudere mensen naar een bejaardeninstelling stuurt. Ze verwijst ook naar alles wat de Arabische cultuur ons in vroegere eeuwen heeft bijgebracht.
Gelijkheid voor alle vrouwen?
In dat verband wijst Meulenbelt erop dat er niet alleen een racisme op basis van de huidskleur bestaat, maar ook een cultureel racisme. Dat uit zich volgens haar in het afwijzen of het minderwaardig verklaren van de gewoontes, het geloof, het gedrag of de ‘normen en waarden’ van groepen mensen. De auteur beseft spijtig genoeg niet dat het afwijzen van bepaalde gewoontes enz. niet per se iets met racisme te maken heeft. We wijzen toch ook wetten, tradities, dogma’s van het christelijk geloof af. Dat beseffen sommige mensen nog altijd niet. Getuige de domme vraag die een VRT-journalist tijdens de jongste verkiezingscampagne N-VA-politica Zuhal Demir stelde: ‘Is de islam een achterlijke godsdienst?’ Het antwoord op die vraag luidt: ‘Alle godsdiensten zijn achterlijk’. Meulenbelt verwerpt terecht wat men ‘identiteitspolitiek’ noemt, maar het negeren van achterlijkheid is eveneens fout.
Daarbij wordt al vlug aan de positie van de vrouw in de samenleving gedacht. En laten we wel wezen: in alle culturen wordt de vrouw achteruitgesteld. Dat is zowel in naam van een of andere cultuur of van een of andere godsdienst onaanvaardbaar. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens legt de gelijkheid man-vrouw op, in ieder land, binnen iedere cultuur of godsdienst. Voor alle duidelijkheid citeren we het eerste artikel en het begin van het tweede artikel van deze Verklaring: Artikel 1: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.’ Artikel 2: ‘Ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuigingen…..’
Als het over de vrouw in de islam gaat draait de discussie al vlug over de hoofddoek of andere gelaats- of lichaamsbedekkende kledij. Voor de auteur is daar niets mee aan de hand. Want, zo schrijft ze, ‘de vrouwen die in Nederland een hoofddoek dragen, doen dat omdat ze uit een cultuur komen waarin het huwelijk nog steeds een familieaangelegenheid is. Het dragen van een hoofddoek hoort bij de codes van het collectieve familiesysteem. Die codes nemen de geëmigreerde families met zich mee’.
Om te beginnen komt het bij de auteur niet op dat culturen waar het huwelijk een familieaangelegenheid is, liefst zo vlug mogelijk erkennen dat het huwelijk een relatie tussen twee mensen is en geen familieaangelegenheid. Bovendien verzwijgt de auteur bewust dat het woord ‘familieaangelegenheid’ hier staat voor het beperken van de individuele vrijheid (de familie beslist met wie je moet huwen) en voor de overheersing van de man. Meulenbelt weet toch ook wel dat het dragen van de hoofddoek in vele gevallen wordt opgelegd door de echtgenoot, de vader of broer van de vrouw.
Zo vernamen we onlangs dat een jonge vrouw van Berber-afkomst, die altijd in België heeft gewoond en nooit een hoofddoek heeft gedragen, drie weken na haar huwelijk van haar man, eveneens van Berber-afkomst, te horen kreeg dat ze een hoofddoek moest dragen en dat ze met haar beste vriendin (eveneens Berber) moest breken, omdat die te ‘westers’ was. Toen we een overtuigde moslima vroegen waarom de vrouw zich moet bedekken en de man niet, kregen we volgend antwoord: ‘De vrouw is mooi en de man is jaloers’. Zo eenvoudig is dat. Eigen beslissing van de vrouw bestaat niet en mannen zijn jaloerse en bronstige stieren. Is het de auteur trouwens niet opgevallen dat vele geëmancipeerde nieuwkomers uit moslimlanden de islam en dus ook de hoofddoek laten varen?
Als Anja Meulenbelt stelt dat vrouwen die een nikab dragen het recht hebben met hun kind naar een ziekenhuis te gaan, vraagt men zich af waarom ze dat recht niet zouden hebben. Het gaat tenslotte om het kind. Maar als de auteur daarmee bedoelt dat het dragen van een nikab normaal is, gaat ze wel heel kort door de bocht. Dat doet ze ook als ze meent dat vrouwen die een hidjab dragen voor de klas moeten kunnen staan. De feministe Meulenbelt weet blijkbaar niet dat hoofddoeken, nikabs, hidjabs en andere boerka’s alleen maar tot doel hebben de vrouw te doen verdwijnen. Dat is wel iets anders dan ontvoogden en bevrijden, waar het een feministe toch om te doen zou moeten zijn.
Het is spijtig dat deze wanklanken een overigens lezenswaardig boek ontsieren, waarin wordt gepleit voor solidariteit in plaats van voor identiteit, voor radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid.