In periodes dat het er bovenarms opzat, kregen we vroeger over het Joods-Palestijns conflict soms dagelijks beelden in de tv-journaals: Israëlische beelden of opnamen van internationale (westerse) nieuwsagentschappen.
Maar ook toen zagen we haast nooit beelden die door Palestijnen gemaakt werden. Nochtans waren die beelden er wel en bleken “de films uit Palestijns-Israëlisch gebied (…) authentiek en aangrijpend ook universeel en genuanceerd”, zoals Hugo Bernaers het in een Film&Televisie-artikel van september 2005, schreef over de Palestijns/Nederlandse speelfilm PARADISE NOW. Het betrof een internationaal bekroond werkstuk van Hany Abu-Assad over twee Palestijnen die een zelfmoordaanslag plannen. De film won onder andere een ‘Golden Globe for Best Foreign Language Film’.
Maar dat was vroeger. Door de commercialisering van de media werd ons venster op de wereld steeds kleiner want verre landen ‘interesseren de mensen toch niet’ én ze zijn duur om erover te berichten. Israël van zijn kant slaagde er steeds meer in om kritische media uit de Palestijnse gebieden te weren. Dat in Gaza het fundamentalistische Hamas de macht greep, hielp ook niet bepaald.
Hoe kunnen we dan nu nog zien hoe de Palestijnen zichzelf en hun land zien? Hoe zit het met de Palestijnse filmproductie? Hoe creatief weet die om te gaan met haar vele beperkingen? Met het leven in ballingschap ook, want nogal wat Palestijnse films waren het werk van cineasten in ‘den vreemde’. Ook in België. Maar voor we het over ‘onze’ Michel Khleifi hebben, eerst naar het prille begin van de Palestijnse filmgeschiedenis.
De pionierstijd 1935-1948
De allereerste Palestijnse film ooit was wellicht de korte documentaire die Ibrahim Hassan Sirhan (1915-1987) in 1935 draaide over het bezoek van koning Abdel Aziz el Saud van (het in 1932 ontstane) Saoedi-Arabië aan Palestina. Sirhan volgde de koning op zijn rondreis door Palestina, van Lod naar Jaffa naar Tel Aviv.
Daarna maakte Sirhan (ook wel Serhan geschreven) nog verschillende films. Zo realiseerde hij samen met Jamal al-Aspar een film over weeskinderen, AHLAM TAHAQAQAT (DE GEREALISEERDE DROOM).
In 1945 stichtte Sirhan de ‘Arab Film Company’. Deze productiestudio pakte uit met de film FI LAYLAT EL-EID (DE NACHT VAN HET FEEST) en startte de voorbereiding van andere films. In deze periode werden in Palestijnse filmzalen ook Egyptische films vertoond, waaronder IBN AL-SAHRA (ZOON VAN DE WOESTIJN), een film met een acteur van Palestijnse origine, Badr Lama. Hij en zijn broer Ibrahim Lama liggen mee aan de basis van de Egyptische film.
Voor Ibrahim Hassan Sirhan was het verhaal over in 1948: hij raakte zijn films kwijt toen hij uit Jaffa weg moest vluchten, nadat de stad gebombardeerd was. 10 jaar later, in 1958 draaide Sirhan nog een film in Jordanië: STRUGGLE IN JARASH. Naar verluidt de eerste Jordaanse langspeelfilm.
In 1987 stierf de pionier van de Palestijnse en de Jordaanse film in totale vergetelheid, in het Palestijnse vluchtelingenkamp Sabra. Op zijn begrafenis waren twee vrouwen aanwezig: zijn vrouw en zijn dochter. Eerder, in 1982, ontkwam Sirhan nog aan de massaslachting in de kampen ‘Sabra and Shatilla’ door rechtse Libanese milities, ‘gedekt’ door een Israëlische invasiemacht onder leiding van Ariel Sharon.
Voor de Palestijnen blijft het werk van Sirhan van belang omdat het hun land op een heel andere manier toont dan de vroegste Joodse films die de indruk wekten dat Palestina nauwelijks bewoond was en slechts op ontwikkeling door Joodse kolonisten wachtte.
De tijd van het grote zwijgen: 1948-1967
De Palestijnse exodus in 1948 – in het Arabisch bekend en herdacht als ‘Al Nakba’ (‘De catastrofe’) – had een verwoestend effect op de Palestijnse samenleving. Niet alleen werd zowat de helft van de toenmalige Palestijnse bevolking op de vlucht gedreven, ook verloren de Palestijnen elke vorm van autonomie.
De Palestijnse filmproductie werd voor bijna twee decennia het zwijgen opgelegd. Door gebrek aan zowat alles. Wel namen individuele Palestijnen – zoals Sirhan in Jordanië – nog deel aan de filmproductie van de omringende Arabische landen. Een andere Palestijn, Abdallah Ka´wash, regisseerde de tweede Jordaanse ‘feature film’ : MIJN THUISLAND, MIJN LIEFDE (1964).
1968-1993: Palestijnse cinema in ballingschap
Na 1967 begon de Palestijnse verzetsbeweging PLO – ‘Palestine Liberation Organization’, onder leiding van Yasser Arafat – de Palestijnse cinema te steunen. Van 1968 tot 1982 werden meer dan 60 films gemaakt, meestal documentaires. Een eerste filmfestival gewijd aan Palestijnse films vond plaats in Bagdad in 1973. Daar vonden ook editie twee en drie plaats, in 1976 en 1980. Mustafa Abu Ali hielp dan weer bij de stichting van de ‘Palestinian Cinema Association’ in Beiroet in 1973. Slechts één langspeelfilm werd in deze periode gedraaid : DE TERUGKEER NAAR HAIFA (1982).
De PLO richtte ook een filmarchief op in Beiroet. Maar toen de PLO in 1982 door Israëlische troepen uit Beiroet verdreven werd, ‘verdween’ dat filmarchief onder nooit opgehelderde omstandigheden. Een deel van de films werd later wel teruggevonden bij het Israëlisch leger.
Michel Khleifi: ooit moet er toch verzoening komen
De in België wonende Palestijn Michel Khleifi begon eerst met documentaires en zo leerden we elkaar ook kennen toen hij eind jaren ’80 gekozen werd tot voorzitter van de Belgische documentaire vereniging Hot Doc (waarvan ik de ‘Vlaamse’ secretaris was).
Na zijn documentair begin stapte Khleifi geleidelijk over op de speelfilm. Tot zijn bekendste werk behoort NOCE EN GALLILEE (1987), een sublieme semi-documentaire die toont hoe hard het leven voor de Palestijnen onder de Israëlische bezetting eind jaren tachtig al was. Maar de film wou ook bijdragen tot een betere verstandhouding tussen de twee gemeenschappen. Khleifi kreeg in 1987 voor BRUILOFT IN GALLILEE de prijs van de filmcritici op het festival van Cannes.
Waar in de bruiloftsfilm de hoop en het optimisme primeren, getuigde Khleifi’s vervolgfilm uit 1990, LOFLIED DER STENEN (CANTIQUE DES PIERRES), van het wanhopige karakter van de ‘Intifada’-volksopstand. Ook in HET VERHAAL VAN DE DRIE DIAMANTEN (1995) gaat het over het leven (van een jong koppel) in de absurde levenstoestanden van de Palestijnen (hier in de ‘Gaza-strook’). Ondanks alles blijft Khleifi hopen op de verzoening die er toch ooit moet komen tussen Joden en Palestijnen.
In 2003 draaide Michel Khleifi samen met de Israëliër Eyal Sivan de documentaire ROUTE 181: FRAGMENTS OF A JOURNEY IN PALESTINE-ISRAEL, een film waarin ze de grenzen volgen zoals die werden vastgelegd in Resolutie 181, die de VN op 29 november 1947 aannam om Palestina in twee staten op te splitsen. In 2009 volgde een nieuwe speelfilm: ZINDEEQ, over een Palestijns filmmaker die terugkeert om getuigen van de ‘Nakba’ te filmen, maar dan pleegt een neef van hem een moord waardoor heel de familie in gevaar komt…
Terug naar huis maar haast geen enkele filmische referentie meer
Toen Yasser Arafat en de PLO in 1982 uit Libanon werden verdreven, werden ze gedwongen te vluchten helemaal naar Tunis. Pas na het Oslo Vredesakkoord van 1993 konden ze ‘terugkeren’ naar de Westbank en Gaza. Vanuit Ramallah op de Westbank kon de ‘Palestinian National Authority’ (PNA) onder leiding van Arafat – én het toeziend oog van Israël – vanaf 1994 beperkt zelfbestuur organiseren.
Het beleid van Arafat kon echter niet bepaald filmvriendelijk genoemd worden: het was hem en zijn medestanders meer te doen om de pers, radio en televisie én vooral de controle daarover. Het maken van films bleef gebeuren in uiterst moeilijke omstandigheden. Zo moest eind 1996 de enige Palestijnse filmorganisatie, het ‘Jerusalem Film Institute’ zijn deuren sluiten. Begin 1997 was er in heel het Palestijns gebied geen enkele 35 mm projector meer te vinden … Dat bracht mee dat de meeste Palestijnen, inclusief zij die zelf videoprogramma’s maakten, haast geen enkele filmische referentie meer hadden. Ze kenden alleen nog westerse en Arabische TV-programma’s. (12)
In 1997 kon er wel een eerste Palestijnse film gemaakt worden die gefinancierd werd door het Israëlische ‘Fund for Encouragement of Quality Films’. In THE MILKY WAY vertelde regisseur Ali Nassar over de onderdrukking van de Palestijnen door de Israëli in de jaren zestig.
In 1997/98 raakte bij uitzondering een Palestijnse film in België verdeeld: CHRONICLE OF A DISAPPEARENCE (1996), een komische en deels documentaire compilatie van anekdotes waarin cineast Elia Suleiman een beeld schetst van de gewone Palestijn, die er niet elke dag van wakker ligt dat zijn lapje grond in het brandpunt van de wereldpolitiek staat.
CHRONICLE OF A DISAPPEARENCE (1996) was destijds volgens Guido Convents ‘dé revelatie van de jongste jaren uit de Arabische wereld.’ (13) De film oogstte wereldwijd waardering en werd de eerste Palestijnse film die in de Verenigde Staten een nationale ‘release’ kreeg.
Het leven van de gewone Palestijnen werd ook geportretteerd in het door het Belgische Bevrijdingsfilms verdeelde TICKET TO JERUSALEM (2002, Rashid Masharawi); een hybride film – deels documentaire, deels fictie – over een man – Jabir – die met zijn vrachtwagen rondtrekt door de ‘Westbank’ met een mobiele cinema terwijl zijn vrouw dringende medische hulp rondbrengt. Als Jabir uitgenodigd wordt voor een filmvertoning in het oude centrum van Jeruzalem, raakt hij geobsedeerd door de idee van een reis naar de stad.
Opgedrongen porno, verboden kus
Op momenten dat de conflicten tussen Israëli en Palestijnen hoog oplaai(d)en, tracht(t)en zowel Israëlische als Palestijnse overheden door propagandaspots en tv-reportages de wereld van hun gelijk te overtuigen. Dat daarbij alles geoorloofd leek, toonden Israëlische soldaten begin 2002 toen ze op de bezette Palestijnse televisie pornobeelden uitzonden. Later vernietigden de Israëli’s de Palestijnse omroepgebouwen en zendinstallaties.
Toch kon in 2005 opnieuw een ‘komische’ én strijdbare prent van Suleiman – DIVINE INTERVENTION – de spotlichten richten op de Palestijnse film. In 2006 dong Palestina zelfs mee naar de Oscar voor Beste buitenlandse film en dat met het al vermelde PARADISE NOW van Hany Abu-Assad, een film over twee jongens die gerekruteerd werden voor een bomaanslag. Nu woont Hany Abu-Assad wel in Nederland. Hij migreerde er in 1981 naar toe, studeerde er en werkte jaren als luchtvaart-ingenieur. Tot hij een film zag. Een Palestijnse film. Gemaakt door een Palestijn uit buurland België: Michel Khleifi. Na eerst voor de BBC gewerkt te hebben, draaide Abu-Assad in 2002 zijn eerste film, ook alweer over een bruiloft: RANA’S WEDDING.
“Als Hany komt filmen,” zo stelde in 2006 de Palestijnse filmvoorvechter Muayad Alayan “brengt hij zijn crew mee uit Amsterdam. Als Michel Khleifi komt, neemt hij zijn mensen mee uit Brussel en Eli Suleiman komt met zijn vrienden uit Parijs. Geen wonder, want er is hier niemand.” (De Morgen, 4/3/2006).
Uit een studie van de Palestijnse filmindustrie in 2005 bleek dat er toen op heel de Westelijke Jordaanoever slechts 85 regisseurs, cameralieden en acteurs woonden. In de Gazastrook: 2.
Toch groeide de productie. Zo zag het jaar 2008 maar liefst drie Palestijnse lange films en een achttal kortfilms tot stand komen. Meer dan ooit voordien. Vaak wel met hulp van het buitenland en niet zelden ook door cineasten werkzaam in de ‘Palestijnse diaspora’.
De Palestijns/Franse film ATTENTE van Rashid Masharawi uit 2005 handelt daar ook over: over het vertrek naar het buitenland. Hier van een regisseur, Ahmad genaamd. Voor hij emigreert neemt hij nog één opdracht aan: in vluchtelingenkampen audities organiseren voor een toekomstig Palestijns theater. Vergezeld van een journaliste en zijn cameraman, gaat Ahmad op zoek naar getalenteerde acteurs in kampen in Jordanië, Syrië et Libanon. Tijdens de gefilmde audities vraagt Ahmad zijn acteurs in spe, te vertolken wat de essentie van de Palestijnen uitmaakt: het wachten. “Reconstituer ce qui incarne le mieux leur essence de Palestiniens: l’attente.“
In de Palestijnse gebieden zelf bleef een kern van echte filmliefhebbers doorzetten. Met enkele organisaties zoals de ‘A.M. Qattan Foundation’ werkten ze aan een filmcultuur door les te geven aan cameramensen en door films op scholen te gaan tonen. Behalve optornen tegen de gevolgen van de Israëlische bezetting, moesten deze mensen ook opboksen tegen islamitische censors. Zo mochten ze van het Palestijns ministerie van onderwijs (en dat nog voor dat Hamas in Gaza aan de macht kwam) NORTH BY NORTHWEST van Hitchcock niet tonen. Reden: er zit een kus in ….
Tranen uit Gaza / Dromen in Jenin
In 2006 verloor de door corruptie geteisterde, seculiere Fatah-partij (de sterkste partij binnen de PLO) de verkiezingen in Gaza van het islamitische Hamas. De twee partijen vochten zomer 2017 een heuse burgeroorlog uit met 118 doden tot gevolg. Hamas won en greep alle macht.
Reagerend op de beschietingen vanuit het door Hamas gecontroleerde Gaza, lanceerde Israël in 2008 de militaire operatie “Gesmolten Lood’. Doel: Hamas verzwakken en de Israëli’s beschermen tegen raket-aanvallen uit de Gaza-strook. Daartoe bombardeerde het Israëlische leger Gaza-stad en omgeving. De hele strook werd daarbij afgesloten van buitenlandse persmensen. Toch slaagde de Noorse filmmaakster Vibeke Løkkeberg er in om een documentaire te maken over wat de Israëlische beschietingen aanrichtten: TEARS OF GAZA (2010).
Løkkeberg was geschokt door de berichten over de bombardementen op de Gaza-strook waar circa 2 miljoen mensen wonen. Maar ze zag er haast geen beelden van omdat Israël de buitenlandse pers ver weg hield. Dus besloot ze een documentaire te maken. Maar ze geraakte het gebied niet binnen, ook niet vanuit Egypte. Wel kon ze contact leggen met Palestijnse cameramensen in Gaza. Via telefoon en Internet bezorgde Løkkeberg hen zowel interviewvragen als bv. de richtlijn om kinderen op hun ooghoogte te filmen. Zo kon ze finaal toch de documentaire maken en tonen wat de oorlog aanrichtte onder de burgerbevolking en meer bepaald de kinderen.
Løkkeberg had ook graag de kinderen uit haar film zelf ontmoet, maar terwijl zij Gaza niet binnen mocht, mochten de kinderen Gaza niet uit. Eén meisje – Amira – mocht toch naar buiten, voor een medische behandeling. Maar toen het meisje weer naar Gaza teruggebracht werd, liep het weer in het honderd. Want ook Palestijnen mogen Gaza niet binnen …
Finaal kwam de documentaire er dus. Op de webstek van de film luidt het: “Operation Cast Lead was now documented. Most of the footage showing the bombings has not been screened on western TV. The war against the civilians would be witnessed by the world. “
In ‘The Hollywood Reporter’ omschreef Kirk Honeycutt TEARS OF GAZA als “Perhaps the ultimate anti-war film.”
De ‘hardliners’ van Hamas kondigden in 2010 een heel andere film aan: THE GREAT LIBERATION, met daarin verbeeld de vernietiging van de staat Israël door de Palestijnen. Hetgeen voor wie het nog niet zou weten, niet het doel is van de PLO of de ‘Palestijnse Autoriteit’. De PLO was al een hele tijd gewonnen voor een ‘tweestatenoplossing’, daar waar de PLO eerst één seculiere staat wou voor iedereen, Joden, Palestijnen en anderen. Maar die ééngemaakte staat werd door de meeste Israëlische politici altijd verworpen en nadien saboteerden ze ook de tweestaten-oplossing.
In Gaza konden de extremisten van Hamas de steun van de bevolking veroveren, maar die bevolking heeft het geweten. Hamas controleert alles wat er aan films getoond wordt en censureert het ieder iet of wat bloot, of ander ongewenst beeld. Zo bande Hamas in 2010 de Palestijnse kortfilm SOMETHING SWEET (van Khalil al-Muzzayen) omdat er 4 seconden in te zien zijn van een vrouw zonder hoofddoek …
Een mooier verhaal bereikte ons in 2008 uit het in het noorden van de ‘Westbank’ gelegen Jenin. Daar werd een internationale inspanning geleverd – met name van Duitsers en Palestijnen – om in het ‘Jenin Vluchtelingen Kamp’ de in de jaren zestig geopende bioscoop die in zijn gloriedagen de grootste cinema van Palestina was, te heropenen. Dat met de hoop dat de nieuwe cinema een brug kon slaan naar vrede, vrijheid en Palestijnse zelfbeschikking. In de documentaire CINEMA JENIN volgen we die pogingen maar genieten we ook van een genuanceerd portret van de stad Jenin.
De films van Annemarie Jacir en het spel van Mohammad Bakri
Met SALT OF THIS SEA – een film die debuteerde op het filmfestival van Cannes van 2008 – raakte Annemarie Jacir bekend als de eerste vrouwelijke Palestijnse regisseur. Haar film gaat over de Amerikaans-Palestijnse Soraya die uit de V.S. ‘terugkeert’ naar het huis van haar familie, nu bewoond door Joden.
In 2012 draaide Jacir WHEN I SAW YOU, over een jongetje dat door de oorlog van 1967 met andere vluchtelingen verdreven wordt naar Jordanië. Een film over statenloosheid én het verlies van een vader. Jacir slaagde er in deze film volledig te financieren met alleen maar Palestijnse middelen. Omdat ze er van uit gaat dat de Palestijnen moeten stoppen met altijd maar in Europa of elders hun heil te zoeken. Ze draaide ook met een volledig Arabische ploeg.
Jacir haar derde film realiseerde ze in 2017: WAJIB. Dat woord betekent zoveel als ‘verplichting’, “een term die in Palestina op verschillende manieren kan worden ingevuld” schreef Hugo Bernaers in zijn recensie in Filmmagie van oktober 2018. Vertrekpunt is dit keer een op handen zijnde trouwpartij. Daar komt één en ander bij kijken. Daar komt één en ander bij naar boven. De tegenstellingen tussen jong en oud, tussen mannen en vrouwen … Bernaers gaat verder: “Regisseur Jacir – in Bethlehem geboren en afgestudeerd in New York – schetst vakkundig maar met een milde ondertoon de voors en tegens van emigratie. Voor haar derde langspeelfilm kiest ze opnieuw voor een duo hoofdpersonages. Steeds meer groeit ze uit tot een spreekbuis voor haar thuisland, alsof dat haar eigen ‘wajib’ is geworden.”
Eén van de twee hoofdpersonages in WAJIB wordt vertolkt door Mohammad Bakri. Hij speelde ook al met verve de hoofdrol – van rechter Abu Laila – in het wat gelijkaardige LAILA’S VERJAARDAG, een film van Rashid Masharawi uit 2008. Met een Palestijnse overheid die platzak is, moet onze rechter aan de slag als taxi-chauffeur. Op de verjaardag van zijn dochtertje wordt van hem verwacht dat hij op tijd thuis is met cadeautje en taart en al. Geen vanzelfsprekendheid in het woelige Ramallah waar onze rondrijdende rechter de meest vreemde vogels in zijn taxi krijgt. Het levert aardig wat komische toestanden op. En daarmee krijgen we eens een wat ander beeld van het leven van de Palestijnen in de ‘Westbank’ dan in al de films over het Joods-Palestijns conflict.
Als de stenen het uitschreeuwen: er zijn ook christenen in ‘het Heilig Land’
Nogal wat recente films over de Palestijnen werden gedraaid door buitenlanders. Zo ook de documentaire THE STONES CRY OUT uit 2013. Gemaakt door de in Italië geboren maar deels in het Midden-Oosten opgegroeide Yasmine Perni.
Zij liet zich voor haar eerste documentaire inspireren door de geschiedenis van volharding van de christelijke Palestijnen. Een onwaarschijnlijke en voor de wereld ook onbekende historie die teruggaat tot de allereerste dagen van het christendom.
Christelijke Palestijnen … Inderdaad. Tot nu toe hadden we het altijd over Joden en Palestijnen waarbij de eersten altijd verondersteld werden joods-religieus te zijn en de Palestijnen allen islamitisch. Maar dat klopt niet in die zin dat er bij beide groepen bv. ook vrijzinnigen zijn. Met name bij de Palestijnen heb je bovendien een grote groep christenen. In 2009 schatte men het aantal christenen in de Palestijnse gebieden op 50.000, waarvan ongeveer 3.000 in Gaza. Van de totale christelijke bevolking van 154.000 mensen in Israël, gold 80 % als Arabisch. De meesten van hen noemen zichzelf Palestijnen.
Maar de christelijke bevolking in de Palestijnse gebieden loopt terug. In het christelijk bedevaartsoord Bethlehem op de Westbank woonden in 2016 nog amper 11.000 christenen. In Gaza had 10 jaar islamitisch bewind onder Hamas er toe geleid dat daar nog maar 1.100 christenen overbleven. In Israël daarentegen groeit de christelijke bevolking een weinig aan: tot 165.000 in 2016.
De meeste christelijke Palestijnen deelden vanaf 1948 het lot van de islamitische Palestijnen. Met eerst de verdrijving waarbij ze door Joodse milities van hun gronden verjaagd werden. Vervolgens de bezetting en onderdrukking door het zich sinds 2018 ook officieel als een Joodse staat beschouwende Israël.
In de mediaberichtgeving werden de stemmen van de Palestijnse christenen zelden gehoord. Daarom draaide Perni haar documentaire die recht doet aan een gemeenschap die mee het Midden Oosten vormde en strijdt om haar identiteit te bewaren. De bekendste christelijk Palestijnse is wellicht PLO-voorvrouw Hanan Ashrawi (°1946).
Opgelet: er bestaat ook een Israëlische documentaire met de titel THE STONES CRY OUT: over hoe joodse profetieën de toekomst zien. Met dezelfde titel is er ook een boek over de Cambodjaanse ‘Killing Fields’. De uitdrukking dat ‘de stenen het uitschreeuwen’, blijkt wel wereldwijd gebruikt te worden.
Palestijnse thrillers én één van de beklijvendste documentaires ooit!
Terug naar het Joods-Palestijns conflict: dat staat centraal in de vaak gelauwerde thriller OMAR die Hany Abu-Assad in 2013 realiseerde over het verhaal van een jonge Palestijn die onder druk staat om met de Israëlische autoriteiten te collaboreren.
In het ook in ons land in de bioscopen uitgebrachte THE REPORTS ON SARAH AND SALEEM (2018), de tweede langspeelfilm van de in Koeweit geboren, in Jeruzalem gevestigde Palestijnse regisseur Muayad Alayan, wordt het conflict dan weer belicht via de buitenechtelijke relatie tussen de Palestijn Saleem en de Joodse Sarah. Haar echtgenoot is kolonel in het Israëlisch leger en je ziet van hier dat daar vodden van komen. Beiden krijgen heel het systeem en de twee gemeenschappen over zich heen. Stof voor een geslaagde politiek-sentimentele thriller mét boodschap. Mét aanklacht ook. “On n’est pas loin d’une situation d’apartheid”, titelde La Libre Belgique van 21/11/2018 boven een interview met Alayan.
Indrukwekkender nog dan de twee vermelde speelfilms is echter een documentaire uit 2011 van de Palestijnse landbouwer Emad Burnat en de Israëlische filmmaker Guy Davidi: 5 BROKEN CAMERA’S . Deze Palestijns-Israëlisch-Franse coproductie is toch vooral een Palestijnse film want het is Burnat die met risico voor eigen leven, een volkse verzetsbeweging filmt tegen oprukkende Joodse nederzettingen. Die palmen de landbouwgronden van zijn dorp (Bil’in) in. Bij het filmen ziet Burnat zijn camera’s de ene na de andere vernietigd worden. Hij schiet er zelf ook bijna het leven bij in. Wat het geval is voor verschillende van zijn dorpsgenoten. De kracht van de documentaire ligt deels in de confrontaties tussen de vreedzame betogers en de met scherp schietende soldaten, maar dat is conflictstof die in veel andere films voorkomt. Wat 5 BROKEN CAMERA’S uniek maakt en waardoor je de film zoals ik al jaren doe met studenten, steeds weer opnieuw kan bekijken, is de manier waarop Burnat de link legt met zijn eigen familie, met het huiselijk leven van hem, zijn vrouw en hun opgroeiende kinderen. ‘Gewone’ mensen zoals u en ik. Burnat doet dat op een merkwaardig rustige wijze, zelf ook de commentaar insprekend. Vorig jaar nog kwam een student na de vertoning naar me toe, met de opmerking: “dit soort films, daarom kom in naar de lessen wereldcinema.”
De kans dat er ooit een tweede ‘5 BROKEN CAMERA’S gedraaid wordt, werd wel een pak verkleind toen de Israëlische regering zomer 2018 een wet invoerde die bestraft met 10 jaar gevangenis, iedereen die soldaten filmt of fotografeert “met het doel de veiligheid van de staat Israël in het gedrang te brengen.”
Eens een gevangene, altijd een gevangene
Wat kan je filmisch nog doen als je repressie en onderdrukking niet meer filmen mag? Dan kan je gaan in scène zetten. Een voorbeeld: het in 2017 op de Berlinale als beste documentaire bekroonde GHOST HUNTING van Raed Andoni. Andoni had die prijs echter ongetwijfeld liever nooit ontvangen … Want in GHOST HUNTING gaat het over Palestijnen die in het Israëlisch detentiecentrum ‘La Moskobiya’ ‘ondervraagd’ worden. Andoni zette een reconstructie op getouw van de daar gebruikte methodes. Palestijnse acteurs spelen afwisselend slachtoffer en beul. De hele cast én de regisseur werden in ‘La Moskobiya’ ooit zelf ook hardhandig aangepakt.
In het verlengde van GHOST HUNTING verdient hier de bekroonde documentaire WOMEN IN STRUGGLE (2004) vermeld te worden. Daarin liet Buthina Canaan Khoury ons kennismaken met vier Palestijnse vrouwen die een tijd gevangen gezet werden omwille van hun Palestijns engagement. Wat doet zoiets met een mens, met een vrouw, een moeder …? In een toelichting op het web lees je dat “Although these four women are out of the actual Israeli prison they actually find themselves in a bigger prison carrying “prison” within them in every aspect of their life.” Eens een gevangene, altijd een gevangene …
Tot slot nog dit: in juli 2018 adopteerde het Israëlische parlement, de Knesset, een wet die Israël definieert als “the exclusive homeland of the Jewish people”. Het land Israël als Joodse staat. Voor de 1,8 miljoen Palestijnen binnen de grenzen van het land – exclusief de versnipperde ‘Palestijnse gebieden’ – de bevestiging dat zij tweederangsburgers zijn. Een vreedzaam multicultureel samenleven is daarmee verderaf dan ooit temeer daar de rechtse premier Netanyahu begin 2019 opnieuw verkozen werd en dit nadat hij zijn kiezers beloofd had nog meer Palestijns grondgebied te zullen annexeren.
Op hulp van buitenaf moeten de Palestijnen ook al niet veel meer rekenen, want Netanyahu realiseerde toenadering tot tal van soennitisch-islamitisch Arabische landen, met Saoedi-Arabië op kop. Samen kanten ze zich tegen het als bedreigend ervaren sjiitische Iran. Alleen Qatar – dat overhoop ligt met Saoedi-Arabië – steunt nog volop het islamitische Hamas in Gaza. Hamas ligt dan weer overhoop met de PLO van Mahmoud Abbas die Cis-Jordanië (Westbank/Westelijke Jordaanoever) controleert. Een verdeeldheid waar Netanyahu & Co gebruik van maken om het aantal ‘nederzettingen’ in de Palestijnse gebieden op te drijven. Netanyahu zag zich ook gesterkt door de erkenning door de Amerikaanse president Trump in 2018 van Jeruzalem – en niet langer Tel Aviv – als hoofdstad van Israël.
Nog een zware opdoffer in 2018 voor alle Palestijnen die sinds 1948 van hun woongebied verdreven werden, was de beslissing van Trump om de Amerikaanse financiering van UNRWA (het UNO-agentschap dat in staat voor hulp aan 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten en hun nakomelingen) stop te zetten. Begin 2019 ging Trump nog verder door te verklaren dat Israël het recht heeft de op Syrië veroverde Golan-hoogte, in te lijven. De zionistische droom van ‘Groot-Israël’ krijgt zo meer en meer gestalte.
Deze bespreking verscheen eerder in het ezine De Groene Belg van vzw Mediadoc