Geweldtaferelen bij de protesten van gele hesjes in Frankrijk en België waren voor de Franse president Emmanuel Macron en co een buitenkans om daar het accent op te leggen. Enkele media hielpen daarbij, ze hadden het over “oorlogstaferelen”. Ook in Brussel. Gebroken ruiten en omvergegooide verkeersborden doen wel opschrikken, maar dit is Jemen niet.
Relschoppers
Scènes van geweld doen een zaak meestal geen goed. De tegenstand profiteert er natuurlijk van om een beweging te discrediteren, om het te hebben over “relschoppers”. Vandaar dat het altijd oppassen is met vormen van spectaculair geweld – althans spectaculair in beeld gebracht. Wie heeft belang bij dat spektakel?
Frankrijk heeft een traditie van provocaties, van speciale diensten verbonden aan de staat of een partij, die bij manifestaties van de oppositie geweld aanwakkeren, of zelf uitlokken. Dat discrediteert de actie en verantwoordt harde repressie. In de gaullistische hoogdagen, de jaren 1960 en 1970, was er onder meer de SAC (Service d’Action Civique), een parallelle politie ten dienste van de regeerders. Die SAC kon rekenen op de discrete bescherming van Charles Pasqua, jarenlang minister van Binnenlandse Zaken.
Benalla
De zaak Benalla die deze zomer Macron overviel, toonde aan dat de president zich wel omringt met “adviseurs” die geweld niet schuwen. Alexander Benalla was de “Monsieur Sécuriuté” op het Elysée. Tot op videobeelden bleek hoe hij op Eén Mei aan het knuppelen was geslagen. Trouwens, op de betogingen van 1 mei in Parijs waren de vakbondsleiders geschrokken dat zoveel deelnemers met de ‘black blocs’ opstapten, met onder meer de slogan “Paris, debout, soulève toi” – Parijs, sta op, kom in opstand. De black blocs zijn militanten die duidelijk afstand willen nemen van de volgens hen te lakse leiders.
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat er bij het geweld op de Champs-Elysées provocateurs aan het werk waren. Er zijn niet echt aanstokers nodig, de woede bij veel gele hesjes is vanzelf zo groot, dat ze makkelijk ontploft. In feite zijn Macron en zijn regering die aansporen tot geweld. De woede is vooral groot door een sterk gevoel van onmacht, er wordt toch niet naar ons geluisterd. De kern van Macrons boodschap was: ik blijf bij mijn beleid, ik geef niets toe. Tot hij vandaag noodgedwongen de aangekondigde taksverhoging op brandstof toch introk. Nu kan woede plaats maken voor opluchting.
Machteloos
Tijdens Mei 68 kwam het geweld van één kant, namelijk van de CRS, de ‘gendarmerie’; een van de populaire slogans was toen “CRS = SS”. Het geweld van de arbeiders en studenten kwam er nadat duidelijk werd dat Mei 68 aan het uitdoven was. Er waren de akkoorden van Grenelle tussen regering en vakbonden geweest waardoor de vakbondsleidingen de arbeiders aanmoedigden het werk te hervatten. Toen de doorzetters aanvoelden dat de reactie de bovenhand haalde, kwam de woede naar boven en kwam het tot sabotage en sporadisch geweld, wat dan weer meer geweld van de CRS en van parallelle milities uitlokte.
Macron en zijn premier Edouard Philippe maken al anderhalf jaar vakbonden en andere organisaties compleet machteloos. De vakbondsleiders die vorige vrijdag door de premier werden ontvangen, gooien hun armen in de lucht. “Ze willen niet luisteren”, luidde het samengevat. Een leider van de zeer gematigde vakbond CFE-CGC (vooral kaderleden) zei “we zijn als de artsen van Molière die rond het zieke lichaam van de Franse maatschappij staan om te babbelen over de grootte van de knop of het merk van de thermometer”. Met andere woorden, we staan erbij voor piet snot.
Dan hoeft niemand toch verwonderd te zijn over uitbarstingen van – hoe dan ook beperkt – geweld. Nu Macron na anderhalf jaar ‘hervormingen’ gedwongen wordt een toegeving te doen, kunnen de gele hesjes alleen maar besluiten dat “de strijd loont”. Et la lutte continue, de strijd gaat voort.