In grote delen van de wereld duikt een ernstig demografisch probleem op: een mannenoverschot. Met de verspreiding van technieken om al snel het geslacht van een foetus vast te stellen, zijn er steeds meer gevallen van selectieve abortus. Het is zelden om een jongetje weg te halen, in miljoenen gevallen gaat het om een meisje. Vrouwen zijn voor veel ouders dus nog altijd minderwaardig. Demografen berekenen dat er door die praktijken wereldwijd 117 miljoen vrouwen “ontbreken”, van wie 68 miljoen in China en 42 miljoen in India.
Het probleem is welgekend in China waar het beleid van één-kind-per-gezin al een generatie tot een mannenoverschot leidde. Selectieve abortus en zelfs kindermoord zorgden voor een onevenwicht van bij de geboorte: 115 jongens of meer voor 100 ,meisjes, daar waar de normale verhouding 105 tegenover 100 is. Die sinds 1980 gevoerde politiek maakt dat er onder de jongere Chinezen een “vrouwenschaarste” heerst. Dat schiep meteen een gat in de markt waar vrouwenhandelaars al snel gebruik van maakten om daar grof geld mee te verdienen.
Het heeft de status van de vrouw in China geen goed gedaan. Na de revolutie van 1948 vaardigden de communisten onmiddellijk – het waren hun eerste maatregelen – wetten uit om de discriminatie tegen te gaan. In de jaren daarop, tot de grote hervormingen van Deng Xiaoping vanaf 1979, waren er grote inspanningen voor veralgemening van onderwijs en opleiding voor vrouwen. Met de invoering van de markteconomie, ook al werd ze “socialistisch” gedoopt, is de toestand van de vrouw er merkelijk op achteruit gegaan.
In India stelden de volkstellers begin 2011vast dat er bij de kinderen van minder dan zes jaar, 914 meisjes voor 1000 jongens zijn, het grootste onevenwicht sinds de onafhankelijkheid in 1948. Het heeft veel te maken met sociale achtergronden: een meisje betekent sparen voor een bruidsschat voor de dag dat het meisje het huis verlaat, terwijl een jongen eerder in het gezin zal blijven en zal instaan voor de ouderen van het gezin – die meestal geen pensioen krijgen. Jongens zijn een sociale zekerheid, meisjes zijn “lasten”.
Meisjes krijgen dan ook vaak letterlijk minder eten, alsof ze moeten sparen voor de bruidsschat; ze krijgen minder gezondheidszorgen zodat er meer kindersterfte is onder mesjes dan onder jongens. Omdat de regering bezorgd is, werd al in 1994 het niet-professionele gebruik van echografie verboden. Maar wie het zich kan veroorloven, doet een beroep op een van de duizenden ambulante echografen. Op het platteland plaatsen artsen hun toestel in een kleine vrachtwagen en rijden van dorp tot dorp. De verspreiding van nieuwe technologie werkt dus de selectieve abortus en het geslachtsonevenwicht in de hand, niet alleen in China en India, maar onder meer ook in Pakistan, Bangladesh en Vietnam.
Recente cijfers wijzen erop dat ook de Kaukasus en de Balkan massaal kennismaken met echografie gericht op selectie. In het Transkaukasische Azerbeidzjan worden 117 jongens voor 100 meisjes geboren. In buurland Armenië 116 voor 100 en in het andere buurland Georgië 112 voor 100. Eenzelfde verschijnsel stellen de demografen vast in Albanië, Kosovo en Montenegro. Maar in mindere mate ook elders in Europa, onder meer in de gemeenschappen van burgers afkomstig uit Azië.
De kloof dreigt nog verder toe te nemen. Vooreerst breidt de techniek van de echografie zich verder uit zodat er nog meer vrouwen in verwachting toegang toe krijgen. Hoe meer overheden trachten het aantal geboorten te beperken, hoe meer ouders in samenlevingen waar een vrouw nog steeds een marginale positie heeft, hun toevlucht nemen tot selectieve geboorten. Met alle gevolgen van dien op de geboortecijfers.
(Uitpers nr. 139, 13de jg., februari 2012)