Afgelopen donderdag werden drie resoluties over Israël en de situatie in Gaza besproken in de plenaire zitting van de Kamer: een van de PS, een van Open VLD en een resolutie die door de meerderheidspartijen is ingediend. Het is die laatste resolutie die op veel aandacht kon rekenen in de media omdat ze richting zou kunnen geven aan het beleid van de Belgische regering.
De tekst van de resolutie kwam maar moeizaam tot stand omdat de standpunten tussen Vooruit, CD&V en Les Engagés enerzijds, en de (zionistische vleugel van de) N-VA en MR anderzijds vaak diametraal tegenover elkaar staan. Binnen het centrumlinkse deel van de regering is de jongste weken het inzicht gegroeid dat het brutale Israëlische geweld in de Gazastrook de kwalificatie genocide moet krijgen, dat er sancties moeten komen en er een erkenning moet komen van een Palestijnse staat, allemaal punten waar de N-VA en MR niet van willen weten.
Het resultaat is een tekst waarin halfbakken, vage of dubbelzinnige statements en maatregelen zijn opgenomen, die vooral een afspiegeling zijn van de jarenlange miskenning van zowel de politieke context van de Israëlische bezettings- en repressiepolitiek, als van de rechten van het Palestijnse volk.
De tekst opent met de “gruwelijke terreuraanslagen” van 7 oktober 2023 die “de geschiedenis ingaan als een dag waarop elk idee van menselijkheid leek te zijn verdwenen”. En vervolgt: “Sindsdien verkeert Gaza in een ongekende humanitaire crisis”. De resolutie lijkt de geschiedenis wel te herschrijven. Dat het geweld van Palestijnse zijde een reactie zou kunnen zijn op de decennialange bezetting en grondroof; dat Gaza al sinds 2007 aan een Israëlisch embargo is onderworpen; dat Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever al lang voor de aanslag van 7 oktober 2023 te maken hebben met systematisch bezettingsgeweld van het Israëlisch leger; dat duizenden Palestijnen zijn opgesloten en worden mishandeld en gefolterd; dat ze moeten leven onder een Apartheidssysteem; dat Israël tientallen VN-resoluties en het internationaal recht met de voeten treedt … Dergelijke essentiële vaststellingen zal je niet lezen in de regeringsresolutie. Evenmin dat de huidige Israëlische regering verschillende extreemrechtse kolonistenleiders bevat die geen dag laten voorbijgaan om hun racistische haatpraat op hun achterban los te laten, noch om trots hun ware intenties in Gaza kenbaar te maken.
Opvallend is dat de eerste ‘considerantia’ -de overwegingen waarmee een resolutie opent- gaan over de Palestijnse terreur, de vrijlating van de Israëlische gijzelaars en het Israëlisch ‘recht op zelfverdediging’, ook al is het de bezettende macht in dit verhaal. (Welke bezettingsmacht heeft het recht op verdediging tegen de bevolking die ze bezet? Alsof de bezettende macht Rusland het recht heeft om zich te verdedigen tegen het bezette Oekraïense volk?). Pas verderop lees je over de gevolgen van het Israëlisch optreden: de tienduizenden burgerslachtoffers en de vernietiging van infrastructuur. Je zal tevergeefs zoeken naar kwalificaties zoals ‘oorlogsmisdaden’ of ‘genocide’, niettegenstaande rapporten van de Verenigde Naties, van internationale mensenrechtenorganisaties en de algemene verslaggeving over Gaza heel duidelijk in die richting wijzen.
De resolutie is wel heel expliciet in het benoemen van de Palestijnse terreur, waarop Israël dan reageert. Als het over Israëlisch geweld gaat daarentegen, wordt nagenoeg systematisch vermeden om het land als een dader te benoemen. De woorden ‘Israëlisch leger’ komen verbazend genoeg zelfs niet voor in de resolutie, hoewel het ontegensprekelijk verantwoordelijk is voor de vernietiging van Gaza. In de resolutie staat louter dat er “vragen” kunnen worden gesteld “omtrent de aard van die reactie [van Israël], de disproportie ervan, en de naleving van alle regels van het internationaal humanitair recht”.
Daartegenover staat wel duidelijk dat Hamas “Israël wil vernietigen en een Palestijnse Staat wil stichten van de zee tot aan de Jordaan”, terwijl de Palestijnse Autoriteit “soms dubbelzinnig is over de tweestatenoplossing”. Het zijn overwegingen waarvan Israël wordt gespaard. Nochtans staat in het Israëlisch regeerakkoord van eind 2022 dat de Palestijnse gebieden moeten worden geannexeerd en verder worden gekoloniseerd. Een plan dat inmiddels in uitvoering is met de annexatie van het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever (de zogenaamde ‘C-gebieden’ volgens de Oslo-vredesakkoorden van de jaren 1990), en dat “uiterst verontrustend” wordt genoemd door de Verenigde Naties. De Israëlische regering verbergt dit ook niet en verklaart daarnaast openlijk dat Gaza etnisch zal worden gezuiverd en de Palestijnse bewoners ervan naar derde landen moeten worden gedeporteerd.
Wat in de resolutie uiteindelijk van de Belgische regering wordt verzocht is een mager beestje en soms zelfs een achteruitgang in vergelijking met eerder ingenomen standpunten.
Zo willen de initiatiefnemende regeringspartijen dat de regering haar expliciete steun uitspreekt voor het Internationaal Strafhof (ICC). Het is positief dat premier De Wever daarmee expliciet wordt teruggefloten, nadat die enkele weken terug suggereerde dat de Israëlische premier Netanyahu, tegen wie het ICC een arrestatiebevel uitvaardigde wegens oorlogsmisdaden, niet zou gearresteerd worden bij een bezoek aan ons land. België is echter partij bij het Statuut van Rome dat aan de basis ligt van het ICC, waardoor ons land wettelijk verplicht is zich aan de maatregelen van het Hof te houden. Wat de resolutie doet, is dus niet meer dan het bevestigen van wat een vanzelfsprekende wettelijke verbintenis zou moeten zijn.
De resolutie spoort de regering ook aan zich aan te sluiten bij het Frans-Saoedisch initiatief voor een conferentie in New York over de erkenning van de Palestijnse staat, maar dit internationaalrechtelijk erkende en op zichzelf staande recht wordt evenwel conditioneel gemaakt, o.m. aan “goed bestuur van het Palestijns grondgebied”.
Verder wordt er gepleit voor een volle uitvoering van het “door België ingestelde differentiatiebeleid”. Daarbij wordt kort verwezen naar de door België goedgekeurde VN-resolutie over de Israëlische bezetting van september 2024, evenwel zonder inhoudelijk te expliciteren. De Belgische Gaza-resolutie spreekt zich bijgevolg niet uitdrukkelijk uit voor een verbod van handel met de illegale Israëlische nederzettingen, stelt evenmin dat de Israëlische bezetting illegaal is of dat Israël al zijn militaire troepen uit de bezette gebieden moet terugtrekken, alle eigendommen aan de Palestijnen moet teruggeven en de Palestijnen moet vergoeden voor de geleden schade, enz. Hoewel de aangehaalde VN-resolutie daar heel duidelijk over is, heeft het er alle schijn van dat de meerderheidspartijen ervoor kozen om deze zaken in de Belgische resolutie vaag en verborgen te houden – wellicht om de N-VA en MR aan boord te krijgen. De VN-resolutie hanteert nochtans een heel andere teneur en narratief, en is in tegenstelling tot de Belgische resolutie zeer helder over de verantwoordelijkheid van Israël bij het aanhoudend geweld en de mensenrechtenschendingen.
Van de Europese Unie wordt in de Belgische meerderheidsresolutie verwacht dat ze ervoor zorgt dat Israël de mensenrechtenclausule (Artikel 2) van het Associatieverdrag “respecteert” en dat de Commissie “het formeel onderzoek naar de naleving ervan door Israël kan afronden”. Een uitermate voorzichtige en ontoereikende oproep. Het is ronduit beschamend dat de Europese Unie blijft weigeren om te concluderen -op basis van al het bestaande onderzoeksmateriaal- dat Israël artikel 2 al jarenlang schendt en zich schuldig maakt aan de zwaarste mensenrechtenschendingen. De Europese instellingen hoeven daarvoor maar terug te grijpen naar de talloze rapporten van de Verenigde Naties. Er zijn honderden documenten die de Israëlische mensenrechtenschendingen en inbreuken op het internationaal (humanitair) recht vaststellen, documenteren en reeds lang tot de conclusie hebben geleid dat het Associatieverdrag tussen de EU en Israël, in toepassing van de mensenrechtenclausule, moet worden opgezegd of opgeschort. Deze omzichtige benadering van de EU staat in schril contrast met de felle reacties en daadkracht tegen de Russische agressie in Oekraïne, waar weinig tot geen onderzoek nodig was om snel tot concrete maatregelen en sancties te komen. Behalve tegen specifieke Israëlische kolonisten is er geen sprake van sancties tegen Israël of iets dat ook maar lijkt op politieke druk.
Kortom, de resolutie van de meerderheidspartijen baart een muis en kan alleen maar de indruk versterken dat we te maken hebben met een politieke onwil om op het terrein het internationaal recht te doen naleven of daar een ernstige inspanning toe te leveren.
Al Haq, de Palestijnse mensenrechtenorganisatie en partner van 11.11.11, maakt brandhout van de resolutie van de regeringspartijen en riep zelfs op om tegen dit “zeer verontrustend politiek document” te stemmen. “Het vertegenwoordigt een ongekende en regressieve verschuiving in het Belgisch buitenlands beleid – een die zowel het internationaal recht verkeerd toepast als de realiteit van Israëls koloniale apartheidsregime en onwettige oorlogszuchtige bezetting verdoezelt”, aldus het standpunt van al Haq.
De Palestijnse organisatie Beitna, een van de organisatoren van de nationale Gaza-betogingen in België, sluit zich daarbij aan. “De resolutie verzuimt genocide aan te kaarten, inclusief genocidale daden van gedwongen verplaatsing, uithongering en massamoord. Bovendien sluit ze zich aan bij oneerlijke internationale pogingen om het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen te de-nationaliseren en hun recht op terugkeer uit te wissen. Als dusdanig is de ontwerpresolutie een fundamentele afwijzing van de morele en wettelijke verplichtingen van België.”
Het parlement mist hier de kans om de regering tot echte daadkracht aan te sporen met concrete sancties, zoals een militair embargo, een concreet verbod op handel met Israëlische nederzettingen, diplomatieke maatregelen, de uitsluiting van Israël uit wetenschappelijk onderzoek, enz.