Het conflict in Syrië gaat al lang niet meer alleen over de persoon van president al-Assad. Evenmin is het een louter interne aangelegenheid. In Syrië ontmoeten de belangen van diverse internationale en regionale grootmachten elkaar. Zij voeren een ‘war by proxi’, een oorlog waarbij ze hun belangen via lokale gewapende groepen of het regeringsleger uitvechten. Een van die belangen draait rond de ontsluiting en het transport van gas uit het zuidelijke Parsveld (Iraanse benaming)/Noordveld (Qatarese benaming) in de Perzische Golf dat Qatar en Iran delen met de Europese markt als inzet.
De Europese Unie moet op dit ogenblik de helft van haar energiebehoeften importeren en is daarbij in toenemende mate afhankelijk van Russisch aardgas. De Europese commissie berekende het Russische marktaandeel in 2007 op 38,7%. Sinds Rusland de Gaskraan dichtdraaide richting Oekraïne, is de EU zich bewust van haar kwetsbaarheid en wil ze de gastoevoer diversifiëren. Meer leveranciers en een groter aanbod kan er ook voor zorgen dat de gasfactuur naar beneden gaat. Dat is ook wat Turkije – de tweede belangrijkste klant van Russisch gas – wil. Vandaar dat er gretig gekeken wordt naar het grootste gasveld ter wereld dat in de Perzische Golf ligt en gedeeld wordt door twee rivalen: Iran en Qatar. Beide landen zijn op zoek naar een landroute om het aardgas uit dit veld te transporteren. Beide voorzien een traject over Syrisch grondgebied om het gas zo verder te transporteren via de Middellandse Zee richting Europa.
‘Islamitische’ pijplijn
In de zomer 2011 sloten Iran, Syrië en Irak een principe-akkoord voor de aanleg van een 5.000 km lange pijplijn, de zogenaamde ‘Islamitische aardgaspijpleiding’, een project met een kostprijs van 10 miljard dollar. In januari 2013 mondden die gesprekken uit in een akkoord, waarna er gespreksrondes volgden over de route – met een voorziene aftakking naar Zuid-Libanon, de regio waar Hezbollah sterk staat – , kosten, transitvergoedingen en het aantrekken van buitenlandse investeerders. Volgens de Iraanse regering zou langs deze pijpleiding dagelijks 110 miljoen m³ aardgas passeren.
Opvallend is de rol van Irak, dat zich meer en meer in de zogenaamde ‘sjiitsiche as’ bevindt (Iran, Irak, Syrië en de Libanese Hezbollah). Irak is niet alleen transitland maar zou ook afnemer zijn, net zoals Syrië. In Irak is premier Nouri al-Maliki aan de macht. Hij staat ook aan het hoofd van de sjiitische Dawa-partij, die historisch zeer goed relaties onderhoudt met Iran. De meerderheid van de bevolking in Irak is net als in Iran sjiitisch. Na de Iraanse revolutie in 1979 verhuisde Dawa haar hoofdkwartier voor geruime tijd naar de Iraanse hoofdstad Teheran. Net als Iran, leeft de Iraakse regering op gespannen voet met Saudi-Arabië en Qatar. Het Saudische Koningshuis heeft al-Maliki na zijn aantreden een ‘spion’ van Iran genoemd. In een interview met een Libanese zender beschuldigde al-Maliki Saudi-Arabië en Qatar ervan een complot te smeden tegen zijn regering en gewapende groepen in zijn land te steunen. Voor de Golfoorlog van 2003 spendeerde Maliki zijn tijd als opposant afwisselend in Teheran en Damascus. De Iraanse invloed in Irak is een doorn in het oog van Washington.
Embargo tegen Iran
Er is één grote hinderpaal voor dit Iraanse pijpleidingproject. Het buitenlands beleid van de Europese Unie en de VS is er op gericht om Iran te isoleren omwille van het vermeende nucleair wapenprogramma, maar informeel ook omdat men het eigenzinnige Mollah-regime liever kwijt dan rijk is. Het Amerikaans-Europees financieel-economisch embargo tegen het land, zorgt er voor dat Iran momenteel de middelen ontbeert om het gasveld te exploreren en ontginnen. Het zou daarvoor een goede 50 miljard $ nodig hebben. Het Westen zal ook absoluut willen vermijden dat Iran met zijn verguisde regime, een van de belangrijkste leveranciers wordt op de Europese aardgasmarkt en heeft daarom zijn zinnen gezet op Qatar. Dat zou ook Turkije goed uitkomen, dat uit de Islamitische gaspijplijn is buitengesloten.
Transport Qatarees aardgas
Qatar is een klein landje, maar zit op de derde belangrijkste aardgasreserves ter wereld (na Rusland en Iran). Al vanaf 2008 zoekt het land naar een alternatieve landroute voor het vervoer van vloeibaar aardgas (LNG) uit het Noordveld. Vooralsnog transporteert Qatar het LNG in tankschepen via de Perzische Golf, maar de mogelijkheid van een militair conflict tussen Israël/VS en Iran brengt die route ernstig in gevaar. Iran heeft er al eerder mee gedreigd om de Straat van Hormoez af te sluiten als het tot een escalatie komt. Qatar zou dat gas het liefst met een pijpleiding via Saudi-Arabië, Jordanië en Syrië naar de Europese markt transporteren. Daarbij zou ook een aansluiting mogelijk zijn op het Nabucco-traject, de geplande transportroute van gas vanuit de Kaspische Zee-regio via Turkije naar Europa. Turkije wil zijn positie als knooppunt van pijpleidingen consolideren, maar zoekt zelf ook goedkoper gas voor eigen gebruik. Dit traject blijft een natte droom zolang het huidige regime in Damascus aan de macht is. Qatar streeft heel duidelijk naar een verandering van regime in Syrië en manifesteert zich als een van de belangrijkste wapenleveranciers, vooral van de gewapende brigades die verbonden zijn met de Moslimbroeders. Het kan daarvoor rekenen op de steun van o.m. Turkije en Jordanië, maar ook van de Europese unie en de VS. Voor deze laatste zou de val van het Syrische regime er voor zorgen dat Iran verder in het isolement wordt geduwd.
Strijd om de Europese markt
Europa wil onafhankelijker worden van Russisch aardgas. Het Qatarese aardgas is daarom meer dan welkom. Maar de steun die landen als Frankrijk en Groot-Brittannië verlenen of willen verlenen aan de oppositie en het Vrije Syrische Leger – onder meer met de partiële opheffing van het Europese wapenembargo – kan ook gezien worden vanuit de belangstelling voor Qatarese investeringen. Naast de huidige investeringen in media, sport en nutsbedrijven plant Qatar nog eens 13 miljard $ investeringen in Europa. Sinds emir Hamad Ben Khalifa al-Thani zijn vader in 1995 van de Qatarese troon stootte, voert hij een economische politiek die de afhankelijkheid van natuurlijke grondstoffen op termijn moet verminderen door wereldwijd de inkomsten te herinvesteren in diverse sectoren. Vooral met Frankrijk heeft Qatar een speciale band. In 2007 was het de eerste keer dat de emir ontvangen werd in het presidentieel paleis dat toen bewoond werd door Sarkozy. Onder François Hollande worden de goede relaties verder onderhouden. Sinds hij is verkozen zijn Qatarese hoogwaardigheidsbekleders (eenmaal de emir, en tweemaal de eerste minister) al driemaal op het Elysées geweest. De Qatarese Investeringsautoriteit (QIA) bezit aandelen in tal van Franse multinationals: Total (3%), Vivendi (2%), Veolia (5%), Lagardère (13%), Suez environnement (1%), LVMH (1%), Bouygues,…., naast de overname van de voetbalploeg Paris Saint Germain. Met de economische crisis zijn deze investeringen meer dan welkom, maar het vergroot ook de indirecte invloed van Qatar op de Franse besluitvorming. Beide landen speelden wellicht niet toevallig een belangrijke rol in het verdrijven van de Libische leider Khadaffi. Ook in Syrië behoren ze tot de kleine groep landen die het hardst ijveren voor het verwijderen van president Al-Assad. Beide steunen ze ook dezelfde oppositiegroeperingen, meer bepaald de Syrische Nationale Coalitie. Qatar beperkt zijn Europese investeringen niet tot Frankrijk. In Groot-Brittannië bezit het land maar liefst 20 procent van de London Stock Exchange en is het de belangrijkste aandeelhouder van Barclays. Het emiraat heeft ook massaal geïnvesteerd in de Olympische spelen en is het eigenaar (95%) van het hoogste Londense gebouw, ‘The Shard’ (‘De Scherf, 310 meter). In Duitsland zit het Qatarese geld in sleutelbedrijven als Volkswagen (17%), Porsche (10%), de constructiegigant Hochtief (9%) en recent ook
Siemens (3%). Hoewel Duitsland zich kritisch opstelt tegenover de Syrische oppositie en vreest voor een machtsovername door radicale islamisten, bedienen Duitse troepen de in Turkije opgestelde Patriotraketten tegen de ‘dreiging’ vanuit Syrië. Anders dan Frankrijk en Groot-Brittannië wil Berlijn vooralsnog niet weten van de gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo, zodat de oppositie kan bewapend worden. Maar die opstelling is behoorlijk dubieus na de bekendmaking van de Duitse levering van 62 gevechtspantsers en 24 gepantserde Howitsers aan Qatar
Rusland
Rusland, dat over een marinebasis beschikt in de Syrische kustplaats Tartus, kijkt met argusogen naar de Qatarese en Iraanse aardgas ambities in Europa, omdat het de eigen positie als belangrijkste leverancier in Europa in gevaar kan brengen. Vanuit Iran moeten de Russen – door het conflict met het Westen en Israël – voorlopig niets vrezen. Maar als het Syrische regime wordt vervangen door een regering met Moslimbroeders dan maakt het Qatarese plan voor een pijpleiding meteen een grote kans.
Voor de Amerikanen is het dan alvast mooi meegenomen dat Rusland, met het verdrijven van de Syrische president Bashir al-Assad, een steunpunt verliest en zij hun invloed in deze strategische regio verder kunnen uitbreiden. Als er een Amerikaans gezinde regering in de plaats komt, dan betekent dit meteen ook een breuk in de ‘Sjiitische alliantie’ wat Iran en de Libanese Hezbollah – de tegenstanders van VS en Israël – behoorlijk zou verzwakken. Qatar en de VS delen wederzijdse belangen. Het Amerikaanse hoofdkwartier van Central Command (CENTCOM) is in de hoofdstad Doha gevestigd, naast een Amerikaanse luchtmachtbasis. Dat stelt hen in staat om de Perzische Golf te controleren. Voor Qatar is er wel een dilemma. De VS-aanwezigheid zorgt weliswaar voor extra militaire garanties in geval het tot een conflict komt met Iran. Tegelijk is het net die Amerikaanse aanwezigheid die het land tot potentieel doelwit maakt van Iran.