De Franse superminister van Sécurité, Nicolas Sarkozy, voert een stoer "veiligheidsbeleid" zoals rechts had aangekondigd, zelfs nog iets straffer. Al wie in de ogen van de politie marginaal is – squatters, bedelaars, prostituées, daklozen – riskeert serieuze straffen. Ogenschijnlijk bevestigt Sarkozy daarmee de stelling dat het toch wel een verschil maakt of er een rechtse dan wel een centrumlinkse regering is.
Maar zijn voorganger Daniel Vaillant van de Parti Socialiste, minister van Binnenlandse Zaken in de regering Jospin, verklaarde ronduit dat het beleid van Sarkozy een voortzetting is van het zijne. Die uitspraak weerspiegelt de enorme vertwijfeling binnen de PS over de richting die ze na haar nederlaag moet inslaan. Midden die vertwijfeling maken de grote chefs zich klaar voor de slag van het partijcongres in mei volgend jaar. De achterban van de PS kijkt verbijsterd toe.
Linkse partijen, vakbonden en verenigingen sloegen midden oktober de handen in elkaar om te reageren tegen de wet Sarkozy. Maar in de unitaire oproep was onder druk van de PS een paragraaf geschrapt waarin werd gewezen op het gevaar dat de politie steeds meer op een agressieve manier wordt ingezet om een onrechtvaardige sociale orde te verdedigen. De PS-leiding vond die paragraaf "trop dur", te scherp. Dat is ze zeker voor iemand als Vaillant die verklaarde dat Sarkozy zaken uitvoert die hijzelf ongetwijfeld als minister ook zou gedaan hebben. Diezelfde Sarkozy gaat intussen tekeer tegen "les droits-de-l’hommistes". Dat soort aanvallen is een nieuwe mode die volledig in de lijn ligt van de trend om zeker niet meer politiek correct te zijn.
De PS reageert als verlamd op het agressieve beleid van rechts. Iedere chef (de PS is immers nog altijd opgebouwd rond stromingen met elk eigen chefs) trekt "lessen" die hem/haar het best uitkomt. Voor rechtse leiders is de PS niet ver genoeg gegaan in haar liberaliseringsbeleid van privatiseringen en flexibiliteit, voor meer linkse stromingen moest de PS boeten voor een beleid dat niet zoveel verschilt van dat van rechts. Een van de rijzende sterren, Arnaud Montebourg, verwijt de partijleiding – Jospin voorop – dat ze in de campagne voor de verkiezingen zelfs maar weigerde president Chirac aan te vallen op zijn zwakste plek, namelijk de vele corruptie- en fraudeschandalen waarin hij betrokken is.
Sommige chefs steken de schuld gemakshalve op de anderen en kijken niet in eigen boezem. Jospin zelf valt bij monde van zijn echtgenote, Sylviane Agacinski, uit tegen de pers, tegen uiterst-links en vooral tegen de jongeren die op de verkiezingsdag van 21 april afwezig waren. In het boek dat ze onder haar naam uitgaf ontbreekt elke kritische analyse, de nederlaag is de schuld van de anderen. "J’étais là, le 21 avril, c’est vous qui n’y étiez pas", luidt het devies. Jospin heeft zichzelf dus niets te verwijten? De achterban van de partij krijgt daarmee geen antwoord op de vragen die ze zich stelt.
Réformisme de gauche
Partijleider François Hollande moet intussen een allegaartje van zeer uiteenlopende fracties samenhouden zonder zelf duidelijk te maken welke richting hij wil inslaan. Hollande, erfgenaam van Lionel Jospin aan het hoofd van de PS, heeft daarvoor een "nieuwe" term bedacht: hij tracht binnen de PS een meerderheid op te bouwen achter een "réformisme de gauche", een links reformisme – iets dat volgens ons toch al meer dan een eeuw oud is. Maar zoals ook in andere West-Europese landen hebben sociaal-democratische leiders het moeilijk om nog een mobiliserend project te bedenken – denk maar aan de a (anders) van de sp.a. Vandaar dat ze zich verschuilen achter allerlei formules die uitblinken door nietszeggendheid. Réformisme de gauche is er een van.
Hollande moet echter een project bedenken dat zo vaag mogelijk is in zijn poging om binnen zijn eigen partij een meerderheidstendens op te bouwen tegen het partijcongres van mei volgend jaar in Dijon. Die vaagheid heeft natuurlijk het nadeel dat ze meer vragen oproept dan ze er beantwoordt, zodat ze de verwarring en vertwijfeling in de rangen nog een stuk groter maakt. De achterban krijgt daardoor immers nog sterker de indruk dat het debat binnen de PS vooral gaat om het innemen van machtsposities in de partij als springplank naar latere machtsposities in het staatsapparaat.
Dat is bijzonder duidelijk voor de twee kopstukken van de meest rechtse tendens in de PS, ex-premier Laurent Fabius en gewezen superminister van Financiën Dominique Strauss-Kahn (DSK), kampioenen van het "modernisme". Fabius en DSK hebben elk hun georganiseerde clan, zij zijn beiden de kampioenen van het ‘sociaal-liberalisme’ ook al willen ze niet als dusdanig worden geboekstaafd. Die twee chefs willen liefst bij het grote centrum van Hollande aansluiten, zij hebben zeker geen problemen met een réformisme de gauche, daar kunnen ze toch alle kanten mee uit.
Maar Hollande moet voorzichtig zijn, want DSK en vooral Fabius liggen heel slecht bij het partijkader dat in meerderheid het liberalisme van de regering Jospin verantwoordelijk acht voor de nederlaag. Lokale partijleiders waarschuwen Hollande dat verscheidene militanten naar een van de linkse fracties zullen overlopen als Fabius of DSK in de groep van Hollande terechtkomen. Vandaar dat Hollande eind oktober die twee niet uitnodigde op een werkbuffet waar zijn groep onder andere trachtte Martine Aubry en enkele andere bekende kopstukken binnen te halen. Fabius was furieus en verketterde wat hij noemt de "tentations de régressions" (regressieneigingen) van de linkervleugel van de PS. Tegelijk ving Hollande voorlopig bot bij Aubry die verklaarde niet te weten wat dat "réformisme de gauche" betekent, terwijl ze zeer luciede een ‘consensus mou’, een vage consensus, als het grootste gevaar voor de toekomst van de PS bestempelde.
Linkervleugel?
Maar Aubry zit anderzijds op dezelfde lijn als Fabius in haar oordeel over de linkervleugel van de PS, "une gauche du passé" (een linkerzijde van het verleden). Zij heeft het daarmee over de nieuwe georganiseerde stroming "Nouveau Monde" (Nieuwe Wereld). Deze strekking doet pogingen om aansluiting te vinden bij de andersglobalistische bewegingen, waaronder Attac. De Nouveau Monde is op 28 september opgericht door Henri Emmanuelli en Jean-Luc Mélenchon. Die eerste was lang een van de grote baronnen van de PS wiens linksgezindheid eerder nooit uitgesproken tot uiting kwam; Mélenchon was tot deze zomer een van de leiders van de stroming "Gauche socialiste".
Die stroming viel door Mélenchons keuze voor samengaan met Emmanuelli in twee, met aan de andere kant Julien Dray die na de scheuring een alliantie vormde met Montebourg, een parlementslid die ijvert voor het opdoeken van de structuren van de Vde (gaullistische) Republiek en de proclamatie van een VIde Republiek die veel democratischer zou moeten zijn. Deze stroming stelt zich links op van de partijleiding, achter een zeer vage term "rénovateurs". Wie is er tegenwoordig geen "rénovateur"? Het gemeenschappelijk programma van die stroming wordt wekelijks uitgewerkt in een Parijs restaurant, het natuurlijk kader van PS-chefs.
Bij de achterban leeft intussen het gevoel dat de chefs helemaal geen lessen hebben getrokken uit de electorale nederlagen. Zij houden zich vooral bezig met een interne machtsstrijd en blijken helemaal niet in staat om een analyse te maken van de crisis waarin de sociaal-democratie verkeert. Na de eerste ronde van de presidentsverkiezingen, 21 april, was er nochtans een elan geweest, vooral bij de jeugd, de PS kreeg intussen talrijke nieuwe rekruten. Maar ze blijkt niet in staat die een perspectief te bieden, het elan is gebroken. Het beloofde interne debat komt in de praktijk weer neer op de zoveelste "combat des chefs" waarbij de achterban verlamd toekijkt. En bij de PS is de achterban – vooral bestaande uit functionarissen – al tamelijk smal.
Externe analyse
De analyses van de crisis komen dan ook vooral van buitenuit. Zeer leerzaam is het boek "L’adieu au socialisme" van Gérard Desportes en Laurent Mauduit (Grasset, 360 pag., 18 euro). L’adieu komt niet van de auteurs, maar van een linkerzijde die regeert in volle respect voor de kapitalistische vrije markt. De Franse sociaal-democratie heeft de voorbije twintig jaar haar principes stuk voor stuk verloochend, aldus de stelling van Desportes en Mauduit. Ze heeft alles geslikt wat ze in principe bestreed.
Eric Dupin plaatst in "Sortir la gauche du coma" (Flammarion, 276 pag., 19 euro) de crisis van de Franse sociaal-democratie in een Europees kader. De regerende linkerzijde is niet in staat geweest het kapitalisme zelfs maar in de richting van haar waarden te reoriënteren", vindt Dupin. Voor hem is Jospin niet zo verschillend geweest van Blair, "hij deed aan blairisme zonder het zelf als dusdanig te erkennen".
(Uitpers, nr. 35, 4de jg., november 2002)