De diverse groepen van de Franse linkerzijde lijken nog slechts één prioriteit te hebben: de presidentsverkiezingen van 2007. De kater van 2002, toen de socialist Lionel Jospin niet eens de tweede ronde haalde, werkt nog altijd sterk na. Links had toen in de tweede ronde noodgedwongen opgeroepen om voor Jacques Chirac te stemmen, tegen Jean-Marie Le Pen van het Front National. De PS hoopt dat de herinnering aan die vernedering haar in de kaart zal spelen, dat er vooral ter linkerzijde minder concurrentie zal zijn. Maar intussen is die concurrentie bijzonder groot binnen de PS zelf.
Er speelt echter nog een andere kater mee: de herinnering aan het referendum van vorig jaar over de “Europese grondwet” die ook een smadelijke vernedering werd voor de leiding van de PS. Die had immers opgeroepen ja te stemmen, maar werd door de meerderheid van haar eigen kiezers niet gevolgd. De meeste linkse kiezers stemden nee.
In het zog van dat succes, kwamen er basisgroepen om dat nee een politiek verlengstuk te geven. Dat zou bij voorbeeld kunnen bestaan uit een eenheidskandidaat van alle bewegingen en tendensen die achter het nee stonden. Daarbij wordt onder meer gedacht aan José Bové, een van de vaandeldragers wereldwijd van het andersglobalisme. In dat geval zouden partijen links van de PS er moeten mee instemmen dat zij geen eigen kandidaat voordragen maar een eenheidscampagne voeren die ook kiezers van de PS aantrekt.
Uiteraard is dat niet naar de zin van de talrijke PS-leiders die zichzelf als de geschiktste kandidaat van links voor het Elysée beschouwen. Ook niet van gewezen premier Laurent Fabius die vorig jaar met zijn campagne voor ‘nee’ bij het referendum hoopte zijn kansen op de kandidatuur voor het presidentschap te verhogen. In zijn eigen partij vond hij echter maar beperkte steun. Geïsoleerd binnen de PS maakt hij weinig kans op de nominatie van zijn partij tegenover de andere kandidaten, zoals Dominique Strauss-Kahn (DSK), Jack Lang, partijleider François Hollande of Ségolène Royal. Die zitten vooral elkaar te beloeren om elke misstap van een rivaal uit te buiten. DSK maakte zich bij voorbeeld boos omdat Ségolène Royal, de levenspartner van Hollande, zo handig de media bespeelt en tot nijd van haar rivalen zeer goed scoort in de peilingen.
Royal
Ségolène Royal is hét fenomeen van de jongste weken. Vorig jaar werden er al talrijke proefballonnen opgelaten om een mogelijke kandidatuur van Royal te lanceren, natuurlijk ook met het argument dat het toch wel tijd werd om een vrouw in het Elysée te krijgen. Die campagne is natuurlijk niet spontaan, het gaat hier om een zorgvuldig opgebouwde imago campagne waarin onder meer wordt onderstreept hoe zij zich via basiswerk (lokale activiteiten) heeft opgewerkt. Zij trok naar Chili om daar de campagne van de socialistische kandidate te ondersteunen en tevens haar eigen campagne te voeren – tot nijd van haar concurrenten in de PS.
Terwijl de peilingen haar naar boven duwden, schuwde ze elk interview met journalisten, want ze verkoos zogenaamd zich rechtstreeks tot de mensen te richten. En wat bleek? In een gesprek met lezers van de krant Le Parisien sprak ze haar bewondering uit voor het beleid van de Britse premier Tony Blair en verklaarde ze “we mogen niet aan verkalking leiden, we mogen ons niet opsluiten in ideologische schema’s die ons in de actie belemmeren”. Ze voegde er ook nog aan toe dat ze niet zomaar voor het plezier alles zou afbreken wat rechts heeft gedaan. Ze sprak zich terloops ook nog uit tegen een volwaardig homohuwelijk (ze wil wel een “union” in het gemeentehuis) en zei in verband met adoptie dat een gezin bestaat uit een vader en een moeder.
Kortom, Royal legt zeker geen linkse accenten, ze stelt zich zelfs rechtser op dan Strauss-Kahn die zich uit puur opportunisme wat linkser is gaan opstellen – om zijn kansen op nominatie te vergroten. Royal zoekt het “debat” te depolitiseren, wat in de praktijk neerkomt op een verdere verrechtsing van de Franse sociaal-democratie. Er leeft in de PS een sterke stroming om de “ideologie” in overeenstemming te brengen met de praktijk, met andere woorden de ideologie als ballast overboord te gooien.
Dat zou het in een tweede ronde van de presidentsverkiezingen veel gemakkelijker maken om de steun te krijgen van François Bayrou, de leider van de UDF, eertijds een grote rechtse formatie waarvan de meeste politici naar de UMP – de grote rechtse partij opgebouwd rond de neogaullisten van Chirac en compagnie – zijn overgestapt. Bayrou heeft de restant ervan in een halve oppositie tegen de rechtse regering gebracht. Bayrou zal volgend jaar, zoals in 2002, ook kandidaat zijn. In het Europees Parlement is hij een van de oprichters van de Europese Democratische Partij, samen met kopstukken van de Italiaanse Margherita, de centrumgroepering binnen centrumlinks. De verrechtsing van de UMP onder leiding van Nicolas Sarkozy speelt wel mee in die ommezwaai. Ségolène Royal zou een ideale kandidate zijn om in een tweede ronde stemmen van Bayrou binnen te doen – het politieke verschil tussen Royal en Bayrou is alleszins kleiner dan dat tussen Royal en uiterst-links.
Alternatief
De leiding van de PS laat tegelijk niets onverlet om haar hegemonie binnen links te bevestigen. Zij zoekt een remake van de zogenaamde ‘gauche plurielle’ waarmee ze in 1997 de verkiezingen won en waarvan naast de PS vooral de communistische PCF en de Verts (Groenen) deel uitmaakten.
De Verts, Franse groenen, lijken steeds stuurlozer, hun keuzes wijzigen met de dag ten gevolge van sterke onderlinge verdeeldheid tussen fracties die voortdurend nieuwe interne allianties sluiten en afbreken. De keuzes die zich met het oog op 2007 opdringen zullen die verdeeldheden nog aanwakkeren.
De communistische PCF is ook sterk verdeeld, met vooral een belangrijke, lokaal tamelijk ingeplante, fractie die de “eigen identiteit” wil beklemtonen en zich sterk keert tegen een ‘gauche plurielle bis”. Partijleidster Marie-George Buffet kon de jongste tijd haar positie wel versterken, maar tegelijk is die positie niet erg duidelijk: een bevoorrechte alliantie met de PS of werken aan een alternatief links van de PS, met andersglobalistische bewegingen en met de trotskistische LCR wiens kandidaat, Olivier Besancenot, het in de presidentsverkiezingen van 2002 goed deed. Buffet moet echter sterk rekening houden met de druk van haar parlementsleden. De PS voert namelijk openlijk chantage, zeggende dat veel van die parlementsleden hun zetel alleen maar te danken heb aan de samenwerking met de PS.
De LCR is dan ook weer verdeeld. Een beslissing over 2007 is uitgesteld, het debat is nog niet beslecht tussen de groep die wil voortgaan op het elan van de voorbije jaren om autonoom naar buiten te komen, met een eigen kandidaat, Besancenot, die zeer goed scoort in peilingen. Terwijl een ander deel van de LCR vooral wil voortbouwen op het elan van de nee-zege bij het referendum over de Europese grondwet en de eenheid die toen is gegroeid links van de leidingen van PS en Verts (die beide voor ja hadden opgeroepen).
Rechts slaapt niet
Maar intussen zit rechts natuurlijk niet stil. Sarkozy heeft als minister van Binnenlandse Zaken en als chef van de UMP twee zeer cruciale posities in handen om de belangrijkste kandidaat van rechts te worden. Sarkozy gaat er prat op dat hij met zijn forse aanpak en taalgebruik veel stemmen kan afsnoepen van het uiterst-rechtse Front National (FN). Dat FN is intussen ook al verdeeld tussen de aanhang van Marine Le Pen, dochter van… en een belangrijk deel van het apparaat.
Zijn grote rivaal is premier Dominique de Villepin Die zich voordoet als de minzame kandidaat die minder scherp uit de hoek komt dan Sarkozy, maar die intussen wel een antisociaal beleid voert.
De Villepin is er fier op de vader te zijn van het CPE, ‘contrat première embauche’, dat het de ondernemers veel makkelijker en goedkoper maakt om jonge werknemers te ontslaan; Chirac had wel gezegd dat hij het als zijn grote taak beschouwde het sociaal weefsel van de samenleving te herstellen. Maar maatregelen zoals het CPE en andere maken de arbeidssituaties steeds precairder. Rechts heeft gezorgd voor een nog grotere ‘précarité’.
De PS-leiding had gehoopt dat een door haar bijeengeroepen bijeenkomst van linkse vertegenwoordigers op 8 februari zou samenvallen met massale protestbetogingen tegen het CPE. Er is inderdaad massaal betoogd, maar veel minder vergeleken bij vorige mobilisaties tegen antisociale maatregelen van de vorige premier, Raffarin. Die zwakkere mobilisatie speelt zowel rechts als de sociaal-democratie in de kaart. De zwakkere mobilisatie valt onder meer te verklaren door het feit dat vorige mobilisaties geen succes werden, ook al omdat parlementair links er geen verlengstuk aan wou geven, dat vooral de leiding van de PS die mobilisaties en de daarmee gepaard gaande druk naar verlinksing niet wenst.
(Uitpers, nr. 73, 7de jg., maart 2006)