De Franse PS gaat in opperste verwarring naar haar langverwacht congres (Dijon, 16 tot 18 mei) dat loutering had moeten brengen na de grote schok van 21 april 2002, de eerste ronde van de presidentsverkiezingen waarin haar kandidaat Lionel Jospin werd uitgeschakeld. De communistische PCF heeft haar congres pas achter de rug, en ook dat verliep in de grootste verwarring. De ‘Verts’ (Groenen) raken niet uit de verscheurdheid die hun congres eind vorig jaar kenmerkte.
PS, PCF en Verts, de belangrijkste partijen van de centrum-linkse regeringscoalitie die vorig jaar in de presidents- en nadien de parlementsverkiezingen werd verslagen, lijken een jaar later nog altijd in schoktoestand.
Dat was zeer duidelijk op het congres van de PCF begin april. Het 32ste congres bestond uit vier dagen van chaotische debatten die wel eindigden met de herverkiezing van Marie-George Buffet tot partijleidster, maar die geen enkel antwoord brachten op de vraag van de militanten waar de partij nu naartoe wil.
Buffet haalde voor haar herverkiezing 76 procent van de stemmen, wat voor een communistische partij – met haar vroegere traditie van unanimiteit – wel erg ongewoon is. Het congres toonde echter de diepe interne verdeeldheid aan de basis én in het apparaat. De motie van de stroming Buffet had in de federaties 55 procent gehaald, maar dat was met de steun van de «rénovateurs », de vernieuwers, die aansturen op een veel grotere openheid tegenover alternatieve linkse bewegingen en "andere communisten" – die niet in de partij zitten.
Voor de eerste keer in de geschiedenis van de PCF waren er in de aanloop tot het congres twee alternatieve teksten. Die van de "orthodoxen", vooral in het departement Pas-de-Calais met zijn oude industrieën, haalde 23 %, die van de "conservatieven", die nog zweren bij wijlen Georges Marchais, 22%. De "orthodoxen" willen dat de partij zich weer uitdrukkelijker richt tot de arbeidersklasse; arbeiders en lagere bedienden maken nog altijd 42 % van de effectieven uit, tegen slechts 19 % bij de PS.
De "conservatieven" lokten een voor de geschiedenis van de PCF uniek incident uit door op het congres een alternatieve lijst met kandidaten voor de ‘nationale raad’, het partijparlement, in te dienen. Na urenlange vergaderingen achter de schermen, onder apparatsjiks, kregen elf kandidaten van die lijst een plaats op de eenheidslijst. Toen anderen toch aandrongen op verkiezing, zuchtte Buffet "dat democratie toch wel moeilijk is", de verkiezing kwam er niet.
Het verloop van dat congres laat bij veel militanten een bittere smaak na. Maar nog veel erger vinden ze het dat ze nog niet weten wat de politiek van de PCF is. Vaagheid is troef in de aangenomen teksten. Er wordt geen enkele duidelijkheid verstrekt over electorale en andere strategieën, er wordt bij voorbeeld niets gezegd over welke allianties de PCF bij de regionale en Europese verkiezingen van volgend jaar wil aangaan. Uit niets blijkt dat de partijleiding een visie heeft op toekomst van partij en maatschappij.
Krijgsheren
"Ach, onder Marchais was er tenminste een patron", zuchtte Jean-Claude Danglot, de nummer één van de afdeling Pas-de-Calais. "Er is alleszins geen centraal gezag meer in de partij, we zijn terechtgekomen in een logica van krijgsheren", luidt het verdict van Roger Martelli, een woordvoerder van de rénovateurs.
Met andere woorden, de PCF blijft een jaar na de bittere nederlaag van haar kandidaat Hue volledig stuurloos. Er is nochtans een groeiend sociaal ongenoegen over de politiek van de rechtse regering Raffarin. PS en Verts zijn op dat terrein bijzonder weinig actief, de PCF kan daar een rol spelen maar blijft afwezig, ook al door de enorme verzwakking van haar apparaat. De partij kan nog wel bogen op 21 parlementsleden in de Assemblée Nationale, op 756 burgemeesters en naar eigen zeggen op 133.000 partijleden, maar ze heeft geen politiek project om daar iets mee te doen.
De rénovateurs, met onder andere Patrick Braouezec, burgemeester van Saint-Denis bij Parijs, pleiten er met aandrang voor de partij open te gooien naar de talrijke bewegingen in de samenleving die op het terrein het werk doen dat de PCF geacht wordt te doen. Ze zijn onder meer voorstander van nauwe samenwerking met een deel van uiterst-links, vooral dan de Ligue Communiste Révolutionaire (LCR), een van de trotskistische groepen. Haar kandidaat bij de presidentsverkiezingen, Alain Besancenot, haalde meer stemmen dan Hue, wat de schok bij de PCF nog groter maakte. De groeiende concurrentie van uiterst-links weegt hoe dan ook zwaar door op de crisis van de PCF.
De rénovateurs vinden vooral dat de partij veel verder moet gaan in haar zelfkritiek en in de kritiek van haar regeringsdeelname. Pierre Zarka, een van die rénovateurs, onderstreept dat linkse partijen die willen regeren geen marge meer hebben tussen de eisen van het kapitaal en een verdere democratische ontwikkeling van de maatschappij. Het uitbouwen van de sociale zekerheid zoals bij het Volksfront in de jaren ’30 zou nu uitgesloten zijn. Met andere woorden, er is geen ruimte meer voor reformisme. Ook de PCF heeft zich laten insluiten in het kader van de bestaande sociale verhoudingen, aldus Zarka die oordeelt dat de PCF niet echt gebroken heeft met de logica van het stalinisme. Het communisme moet een concreet proces zijn van volledige zelfontvoogding…
PS
Verwarring en vertwijfeling zijn ook troef bij de basis en in het apparaat van de PS.
Na het vertrek van Jospin uit de politiek een jaar geleden kreeg dauphin François Hollande de zware taak de PS weer op de rails te zetten. Hollande zit echter met een even groot probleem als Buffet. De partijbasis oefende na de nederlaag van 21 april druk uit om een linksere koers te gaan varen. Maar dat betekent kritiek op het beleid van de regering Jospin en vooral het in vraag stellen van het reformisme, dus van de bestaansreden van de PS, zelf.
Die druk van de basis uit zich in vier stromingen: de kleine ‘Utopia’, de federatie Pas-de-Calais (een van de weinige met een arbeidersbasis) die wil dat meer aandacht uitgaat naar de ‘volksklassen’, de NPS (Nouveau PS) rond Arnaud Montebourg, en de Nouveau Monde (Nieuwe wereld) van Henri Emmanuelli. Hollande kon rekenen op nagenoeg alle ministers uit de regering Jospin en op de grote meerderheid van al wie een mandaat heeft. Maar ondanks de dreigementen dat de partij zal ten onder gaan als er geen sterke leiding uit het congres zou komen, boekten de contestanten talrijke successen bij de basis die moeilijk kan veteren dat de partijleiding wil doen alsof 21 april ‘un accident de parcours’ was en in de praktijk verder wil gaan met een neoliberaal beleid.
A suivre.
(Uitpers, nr. 42, 4de jg., mei 2003)