De meeste lezers kennen Freddy De Pauw als de gestileerde en hoffelijke gastheer van Johan’s Lodge en ook misschien van zijn artikels over buitenlandse politiek die je bijna dagelijks kunt lezen op de webzine www.uitpers.be. Op zijn 82ste levensjaar blijft hij als journalist nog zeer actief en in de coronaperiode vond hij even de tijd om terug te kijken naar zijn rijk gevulde levensloop en daarover een pretentieloos boekje open te doen. Hij noemt het een allegaartje van ‘vertelselkes’, maar dat is veel te bescheiden voor dat caleidoscopisch portret van een rijke levensloop dat een flink stuk van de twintigste eeuw overspant en zich verder zet tot 2005, het jaar dat er een zeer ingrijpende gebeurtenis plaats vond in zijn leven. De Pauw heeft zeker geen wetenschappelijke pretenties en ook in zijn taalgebruik zit hij vaak dicht tegen de spreektaal aan waardoor ik vaak de indruk krijg om hem zo aan het woord te horen. Het boek is geschreven in een vorm van parlandotaal en niet in zijn taal als journalist die op een heldere en beknopte manier over internationale politiek schrijft. Als ondertitel van Freddy’s paper’s noemt hij het met een vraagteken ‘getuigenissen uit…? Na lectuur zou ik die drie puntjes invullen als ‘de boeiende en goed geschreven getuigenissen van een journalist die tegendraadsheid als een vanzelfsprekend wapen met zich meedraagt. Het is jammer dat dit document humain op zo’n kleine schaal zal worden verspreid. Een tekst als deze verdient meer lezers, want dit boek gaat niet alleen over Freddy De Pauw . Ja, veel gaat over hem, maar ik heb zijn papers ook gelezen als een poging om zaken die een tijdsbeeld van een eeuw vormen, niet verloren te laten gaan. (*)
Een levensloop
Hoe kun je zo’n rijk gevuld leven onder woorden brengen? Dat leven van die dorpsjongen afkomstig uit Sint-Blasius- Boekel of all places die uiteindelijk in zeer grote en kleine delen van heel de wereld terechtkomt, maar vaak terug opduikt in het hartje van de Vlaamse Ardennen? ‘Omdat mijn leven tot nog toe een allegaartje was, is dit ook een allegaartje’. Dat schrijft hij zelf, maar daardoor doet hij de eigen tekst onrecht aan. Uit de vele gebeurtenissen in zijn leven die hij uit zijn geheugen plukt, vaak in anekdotevorm waardoor de chronologie nogal eens zoek raakt, zijn er toch grote lijnen te onderscheiden in zijn tekst.
Je kan dit boek lezen als een familiekroniek van een familiekroniek tussen 1907 en 2008, maar dan bekeken vanuit Sint-Blasius-Boekel. De Pauw gaat in zijn stamboom terug tot het begin van de twintigste eeuw toen zijn overgrootvader een schrijnwerkerij begon die lange jaren stand hield en vele jaren later bij het begin van de eenentwintigste eeuw een heel andere bestemming kreeg. De Pauw schrijft vele bladzijden over zijn opgroeien in het dorp, waar hij zich gelukkig voelde, ook in het lagere schooltje. Op zijn tien brachten zijn ouders hem naar de grote stad Gent, waar hij aardig kon aarden, ondanks dat sommige medeleerlingen zijn dorpse achtergrond maar wat eigenaardig vonden. Hij bleef in het rijksonderwijs, in het atheneum, en maakte zijn secundair af , dichter bij huis, in het atheneum van Zottegem.
Aan de rijksuniversiteit van Gent waar hij sociologie en later moraalwetenschap studeerde, begon ook zijn leven in de overwegend niet partijgebonden politiek. Daar ontmoette hij, voornamelijk in de laatste afdeling progressieve profs als Apostel, Kruithof, D’Hondt,,Van Ussel en anderen – waarbij natuurlijk ook, vanop enige afstand, zeker ook Ernest Mandel behoorde. Daar zal voor hem een tweede fase in zijn leven beginnen. De Pauw doet ook aan een stukje namen noemen van leden uit de trotskistische beweging en oude vrienden van hem die vanaf toen voet aan de grond begonnen te krijgen om het ‘entrisme’ van de Vierde Internationale in de praktijk om te zetten. Daar ligt ook het begin van SJW en de SAP met figuren als Swa Vercammen, Jan Calewaert, Guido Totté, Marijke Colle, Ida De Queecker, Roos Proesmans, Eric Corijn, Paul Verbraeken, Egbert Hans, Willy Van Wichelen, Tony Van den Heurck, Frank Beke, Marina Hoornaert en nog zovele anderen waar sommige lezers nu misschien nostalgische gevoelens van ‘il fût un temps’ zullen krijgen. Hij schrijft het niet zo, maar hier moet zeker een belangrijk stuk van het wereldbeeld van De Pauw zijn oorsprong hebben gevonden. De vele bladzijden die aan de jaren zeventig en tachtig besteed zijn, zijn daarvan een duidelijk voorbeeld. Deze contestatiedecennia liggen in het verlengde van Mei 68 en werden op de Gentse Blandijnberg ook in de praktijk omgezet en dan bleek dat er nogal wat verschillen opdoken tussen revolutionaire partijtjes in spe respectievelijk van trotskistische en maoïstische origine. De Pauw gaat daar er uitvoerig op in. Ik citeer hem: ‘Er was een duidelijk cultuurverschil tussen de mao’s en ons. De katholieke rigiditeit aan de ene kant, de vrijdenkers met spot aan de andere kant. We konden meer lachen en volgens buitenstanders waren de meisjes bij ons mooier. Alhoewel, er zaten ook mooie jongens bij.’ (p. 126)
Dat laatste zegt ook iets over de geaardheid van Freddy De Pauw en dat brengt ons naar de belangrijkste passages in het leven van hem. De derde en belangrijkste rode draad in het leven van De Pauw was zijn ontmoeting in 1979 met Johan met wie hij zeventwintig jaar lief en leef gedeeld heeft. Samen hebben ze grote delen van de wereld verkend. ‘Vaak kwamen we door Johan op plaatsen die ik gemakkelijker zou hebben laten vallen. Zoals Kasjmir dat toen, in 1981, moeilijk te bereiken was. Of Tibet waar we in 1984 terechtkwamen. Johan las het in Chengdu in de krant dat Tibet werd opengesteld en de dag daarop waren we in Llasa. (p. 68) De Pauw en Johan deelden niet alleen hun leven, maar ook hun gemeenschappelijke aantrekkingskracht, professioneel of niet, om de wereld te verkennen. De dorpsjongen werd een wereldreiziger. Een rijk leven was voor hen weggelegd totdat daar brutaal een einde aan gebracht werd door de dood van Johan die op 1 november 2005 tijdens het werk met een boomzaag aan zijn einde kwam. ‘De wereld was ons dorp, ons liefdesnest’, liet De Pauw op Johan’s grafsteen beitelen. Johans zal blijven verder leven in Johan’s Lodge, een idee van Johan om met het grootouderlijk café en met die schrijnwerkerij die Freddy De Paus geërfd heeft iets te beginnen. Eerst dacht Johan bescheiden aan een koffiehuisje, maar met de jaren groeide het idee om rond café ‘De wereld’ ook gastenkamers te bouwen. Door zijn plotse dood is dat plan nooit uitgevoerd geworden, maar De Pauw heeft als hommage aan zijn geliefde het hele plan laten uitvoeren en dat betekent dat sinds 2007 de zaak met als gastheer Freddy De Pauw himself open is. Het werk van Johan is nog overal aanwezig.
Sinds dat jaar is De Pauw als uitbater van Johan’s Lodge aan zijn 14de job bezig- na onder meer een job van enkele dagen als leraar zedenleer aan een Limburgs atheneum – , maar ondertussen was er al een vierde rode draad in zijn leven die hij al jaren aan het afrollen was. Die begint al te rollen vanaf zijn trotskistisch periode toen hij voor Rood, het blad van de Vierde, onder schuilnaam stukken schreef over internationale politiek. Vanaf 1971 begint hij als journalist voor De Standaard te werken op de afdeling buitenland. Die baan zal hij veertig jaar doen. In 2002 neemt hij in onmin afscheid van de krant en richt hij zich hij zich volledig, samen met enkele collega’s, die het bij de krant ook niet meer zaten zitten al vanaf 1999 op www.uitpers.be, een webzine voor internationale politiek, dat samengesteld werd door een zeer klein maar deskundig team dat een tegenwicht wil bieden voor wat ze verloedering en onderwaardering noemen van alles wat met buitenland te maken heeft. Eind dit jaar bestaat www.uitpers.be 25 jaar en dat zal gevierd worden op donderdag 10 oktober 2024 vanaf 19.30 u. in zaal De Markten, Oude Graanmarkt 8, 1000 Brussel met als gastspreker Anton Jaeger. Intussen vond De Pauw ook nog de tijd om een aantal boeken te schrijven, waaronder ‘Volken zonder vaderland (over nationaliteitsproblemen in Centraal- en Oost- Europa en de Balkan), talrijke werken over de maffia en ‘Handelaars in nieuws’ over de geloofwaardigheid van media.
Tegendraadsheid
Freddy De Pauw is in dit geschrift niet alleen een chroniqueur, maar laat ook door de manier waarop hij afscheid genomen heeft van de krant waaraan hij veertig jaar heeft meegewerkt zijn tegendraads karakter zien. En dat komt ook tot uiting in de manier waarop hij een aantal figuren typeert en aan wie hij een bloedhekel blijkt te hebben. Zo krijgt onder meer de politicus Leo Tindemans geen goede pers van hem. Ik citeer :‘Tindemans werd in eigen land geroemd als een staatsman met internationale allures. Wat mij bijzonder opviel was zijn banale ijdelheid, hoe vatbaar hij was voor vleierij, zijn beperkte kennis van de dossiers. (p.165) De Pauw lag ook overhoop met sommige vertegenwoordigers van de plaatselijk politiek waaronder Basiel Eeckhout die gedurende bijna dertig jaar burgemeester was in de kleine dorpjes van de streek. Hij noemde hem steevast ‘Don Basiel’, want hij vergeleek de Zwalmstreek graag met het zuiden van Italië dat hij als buitenlandjournalist evengoed kende als zijn eigen omgeving. Wie hij ook zeer goed gekend heeft, is Marthe Versichelen, Gentse prof sociologie, van wie hij één jaar assistent is geweest, en die in zijn ogen er weinig of niets van bakte. En dan was er natuurlijk ook de redactie van De Standaard. Hij lag voortdurend overhoop met hooggeplaatste redacteurs zoals Dirk Achten die vond dat de krant ‘mainstream’ moest zijn en dat ‘het buitenland niet deed verkopen’. In die periode liep er op de krant ook een ‘wonderboy’ rond met de naam Peter Vandermeeersch die dezelfde filosofie huldigde over hoe een krant er moest zijn. Dat moest niet goed aflopen, want Koen B., iemand van het hogere management wilde Freddy De Pauw, de eeuwige dwarsligger, laten ontslaan, maar als vakbondsafgevaardigde kreeg De Pauw het personeel achter zich en moest het management inbinden. Barones Mia Doornaert bleef echter in dienst en wat graag. De dame die als rode Mia de krant kwam binnenwandelen veranderde onder de aantrekkingskracht van de macht van richting en werd ‘diplomatieke correspondente’ benoemd en later barones. Zij werd dan ook in alles het tegenbeeld van Freddy De Pauw. Geen tegendraadsheid maar een carrièrejager eerste klas. Dat wordt zeer duidelijk gemaakt in dit boek. Maar ook de eigen geestesgenoten worden soms niet gespaard. Zelfs Ernest Mandel krijgt ervan langs voor zijn onwaarschijnlijk optimisme. Toen Ida De Queecker permanente werd van de Belgische afdeling en polste naar haar sociaal statuut, onder meer met het oog op haar pensioen, verzekerde Mandel haar dat we tegen dan al lang in het socialisme zouden leven. De geschiedenis heeft anders beslist over het optimistische denken van de theoreticus van de Vierde Internationale
Hommage aan Johan
Al jaren gaan wij vaak en graag op bezoek bij Freddy De Pauw in zijn Johan’s Lodge waar zoveel geschiedenis rondhangt. Wij vragen dan telkens of de kamer ‘Afrika’ vrij is. We worden er begroet door acht Afrikaanse muzikanten die ons van boven op een kast verwelkomen met een stukje muziek. Wanneer we door het raam kijken worden we dan weer begroet door enkele schapen, hertjes en een manke gans die een lokale kleur binnenbrengen. De Portugese dichter Miguel Torgua zegt het zo mooi om het glokale te omschrijven: ‘L’univers c’est le local moins les murs’. Het lokale en het globale ontmoeten elkaar bij onze tegendraadse gastheer in Sint-Blasius- Boekel, maar het is vooral een hommage aan Johan, de grote liefde in zijn leven. Zo moet je ook zijn boek lezen.
(*) Het is jammer dat er geen grondige eindredactie op de tekst is gedaan, want daardoor had een aantal ontsierende slordigheden kunnen worden vermeden.
Freddy’s papers, Getuigenissen uit…? uitgave in eigen beheer, 2024, 212 bladzijden, layout en druk www. x-oc.com prijs 20 euro + eventueel verzendingskosten te bestellen bij freddy.depauw@worldonline.be